Bachelor In De Logopedische En Audiologische Wetenschappen
Zorgtraject: Vloeiendheid (E0F49A)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
jolien2000
Reviews received
Content preview
H1: TYPES VAN
VLOEIENDHEIDSSTOORNISSEN
1.1. INLEIDING
1.1.1. DEFINITIE
Vloeiendheidsstoornis = vloeiendheid is het aspect van de spraakproductie dat te maken
heeft met continuïteit, vlotheid (smoothness), snelheid en inspanning.
ASHA
Continuïteit: klanken volgen elkaar vloeiend op
bij stotteren: vast zitten op een klank
Vlotheid: hoe vlot, ritmisch alles achter elkaar komt
Snelheid: de snelheid waarmee ze spreken
heel kenmerkend bij broddelen
Inspanning: de inspanning die nodig is om te spreken
bij stotteren zijn er soms veel faciale spanningen
Of
Vloeiende sprekers zijn diegenen die zonder merkbare inspanning lange reeksen van
syllaben kunnen produceren, door een adequate combinatie van snelheid en continuïteit
Starkweather & Givens-Ackerman, 1997
Stotteren (stuttering) = een stoornis in het spraakritme waarbij het individu precies weet
wat hij wil zeggen, maar op dat moment niet kan zeggen vanwege een onvrijwillige
herhaling, verlenging of stopzetting (blokkades) van een geluid.
WHO
Broddelen (cluttering) = broddelen is een syndroom dat wordt gekenmerkt door een
spraaksnelheid die ofwel abnormaal snel, onregelmatig of beide is. Bij broddelige spraak
wordt de spraak van de persoon beïnvloed door een of meer van de volgende zaken:
1. Het niet behouden van normaal verwachte klank-, lettergreep-, zins- en
pauzepatronen
2. Bewijs van meer dan verwachte incidenten van onvloeiendheid, waarvan de meeste
anders zijn dan die typisch zijn voor mensen die stotteren
1|Pagina
,1.2. TYPES STOTTEREN
1.2.1. ONDERVERDELING OP BASIS VAN OORZAAK
1. Ontwikkelingsstotteren
a. Komt op een bepaalde leeftijd naar boven
b. Genetisch bepaald
c. Kan voorbijgaand of persisterend zijn
2. Neurogeen stotteren
a. Verworven neurogene aandoening dat tot stotteren leidt
3. Psychogeen stotteren
a. Oorzaak is psychogeen / psychosomatisch
1.2.2. ONDERVERDELING VOLGENS STES, 1994
Type 1: ontwikkelingsstotteren
Type 2: stotteren – broddelen
er bestaan mengvormen
Type 3: dwangneurotisch
meer bij personen met autisme of tics
1.2.3. ONTWIKKELINGSSTOTTEREN
Kenmerken:
Onset leeftijd: 3 à 5 jaar
Incidentie: 5%
Prevalentie 1%
Ongeveer 5% van de populatie heeft
ooit gestotterd, maar 80% groeit uit het stotteren. Over de hele populatie gezien is
er slechts 1% dat blijft stotteren.
Hoe langer stotteren aanwezig is, hoe kleiner de kans op herstel wordt. Dit wordt
verklaard door de taalontwikkeling.
Meer mannen dan vrouwen (4:1)
Variabiliteit
Mensen die stotteren vertonen verschillende maten van vloeiendheid
op verschillende tijdstippen (intravariabiliteit)
Mensen die stotteren verschillen ook onderling in de mate van vloeiendheid
(intervariabiliteit)
Momenteel kunnen we nog niet voorspellen welke kinderen gaan herstellen en welke niet.
De enige factor die we zeker weten is de genetische component. Het komt meer voor bij
mannen dan bij vrouwen, omdat vrouwen een extra X-chromosoom hebben. Bij oudere
kinderen is het volledig genetisch bepaald, maar bij jonge kinderen kunnen er meer
factoren een rol spelen (taalontwikkeling). Na 3j is de taalontwikkeling al ver ontwikkelt en
wordt het stotteren veroorzaakt door iets anders dan de maturiteit van de spraak.
1.2.3.1. KERNSTOTTEREN
2|Pagina
,1.2.3.1.1. KENMERKEN SPRAAK
Verlenging van klank
bv. vvvvvandaag
Blokkade
bv. b…. bal
Herhaling lettergreep of klank
bv. va-va-va-vandaag
Heel variabel
o Doorheen contexten
o Doorheen tijd
Opmerking: de ijsberg-analogie:
De tip van de ijsberg zijn de zaken die je kan observeren, maar ook de secundair gedrag
is observeerbaar. Onder het zee-oppervlakte zit dan de oorzaak.
Soorten typische onvloeiendheden:
Aarzelingen
Herhaling lettergreep
Herhaling van woorden
Niet afgemaakte woorden
Interjecties en revisies
Bij typische spraak komt ook soms ontspannen herhaling voor, vooral van woorden, soms
ook binnen woord
Frequentie (10%) normaal
Kenmerken typische onvloeiendheden (1,5 – 6 jaar):
Gemiddelde frequentie van onvloeiendheden: 7-10 %
Typisch een of twee units per herhaling of interjectie
Vooral herhalingen, interjecties en herzieningen
Afnemende frequentie van deelwoordherhalingen met ouder worden
Geen tekenen van bewustzijn van stotteren of frustratie
Video 1: een aantal kernstotters
Veel herhalingen
Blokkade bij –over
Verlenging
, Veelvuldige herhaling lettergreep (frequentie)
bv. Oma, gi-gi-gi-gisteren zijn we na-na-naar de ker-ker-kermis geweest.
Herhaling klankniveau
bv. naar de k-k-k-kermis
Herhaling woord / zinsdeel + filled pauzes (typisch)
bv. ‘Euhm, oma, oma, en weet je wat? Gisteren, euhm gisteren zijn we naar, naar
de..., naar de kermis geweest’...
Als dit veel voorkomt, kan dit wijzen op stotteren. Dit kan voorkomen als ze stotteren
proberen tegen te houden.
Bij atypische spraak zijn er meerdere units bij de herhaling, maar ook veel spanning.
Ze stotteren vooral binnen een woord, dan tussen een woord (65% vs. 35%).
Kenmerken atypische vloeiendheden – rand stotteren (1,5 – 6 jaar)
Meer dan 10 onvloeiendheden per 100 woorden
Dikwijls meer dan 2 ‘units’ per herhaling
Deelwoord herhalingen, één-lettergrepige herhalingen en klankverlengingen
domineren
Onvloeiendheden zijn nog niet gespannen
Weinig tekenen van frustratie
Ten minste 3 binnen-woord onvloeiendheden per 100 syllaben “at risk” voor
stotteren
Video 2: atypische herhalingen
Veel herhalingen binnen 1 zin: frequentie
Herhalen op klankniveau
DUS: Als we zo’n kind zien moeten we ons afvragen of het een normale fase is op basis
van hun leeftijd, of dat er toch een probleem is. Ook moeten we bepalen of de fouten
veroorzaakt wordt door een taalstoornis of stotteren. Meestal zijn de herhalingen minder
aanwezig bij een taalprobleem, maar toch kan dit wel voorkomen.
DSMH-IV naar DSM-V
“Stotteren” wordt “vloeiendheidsstoornis in de kindertijd”
onderscheid maken van neurogeen stotteren
Verwijdering van typische onvloeiendheden als kernsymptoom
Angst en vermijding toegevoegd als symptoom grote comorbiditeit
Secundaire gedragingen werken angst in de hand. Stotteren kan niet genezen
worden en hoeft niet altijd een probleem te zijn. Als de onderliggende gevoelens
negatief zijn en er geen impact is op het dagelijks leven maakt er een probleem
van.
1.2.3.1.2. SECUNDAIR GEDRAG
Vermijden
een ander woord gaan zeggen
4|Pagina
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jolien2000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.80. You're not tied to anything after your purchase.