Dit is een samenvatting van het boek Laat maar zien! De volgende hoofdstukken worden samengevat: 2,8,10,11 en 12. Het is een overzichtelijk document en is fijn om te leren.
BEELDENDE VORMING
Laat maar zien: Hoofdstuk 2, 8, 10, 11 & 12
Hoofdstuk 2 Zien en maken
Paragraaf 2.1 Beelden zien
Zien is een 'reconstructie' van een visuele werkelijkheid en afhankelijk van de persoon die
waarneemt (intentionele activiteit). Eenzelfde omgeving kan door andere ogen verschillend worden
waargenomen. Door bewust te wisselen van intentie kun je de gevoeligheid voor de visuele
waarneming vergroten. Je leert met andere ogen kijken.
Paragraaf 2.2 Beelden maken
Om beelden te kunnen maken moet je kunnen manipuleren met visuele informatie: vorm en kleur,
ruimte en compositie. Vormgevende handelingen geven een beeld zeggingskracht. De wijze van
waarnemen vind je terug in beelden.
Als voorbeeld van beeldend vormgeven wordt het werk rond dans van Milou en de kunstenaar Degas
vergeleken. Ze beschouwen het onderwerp, de verschijningsvorm en onderzoeken op welke wijze
de door hen ervaren betekenis krachtig in materie kan worden uitgewerkt.
Paragraaf 2.3 Beeldend vormgeven
Beeldend vormgeven is het betekenis verlenen aan materie door de
vorm aan te passen. Dat gebeurt in een creatief proces van
beschouwing (kijken/vergelijken), onderzoek
(experimenteren/overwegen) en werkwijze (handelen/verwerken).
Reflectie stuurt die activiteiten aan en zorgt voor persoonlijke
afstemming.' De schematische weergave in het cirkelmodel vormt de
basis voor een didactiek voor beeldend onderwijs. Hiernaast zie je zo’n
cirkelmodel.
Betekenis, vorm en materiaal zijn de productcomponenten.
Beschouwing, onderzoek en werkwijze zijn de procescomponenten.
Paragraaf 2.4 Productcomponenten
Kennis van het vakgebied beeldend vermogen omvat allereerst kennis van de productcomponenten
die aan beelden te onderscheiden zijn: betekenis, vorm en materie.
Onder betekenis wordt datgene verstaan wat het beeld uitdrukt; het geheel van associaties en
emoties dat het teweeg kan brengen. De vormgever kan betekenissen in zijn beeld verpakken, maar
of die ook begrepen worden door de kijker is afhankelijk van overeenkomst in de persoonlijke en
culturele situatie (ervaringsveld). Met betrekking tot betekenis onderscheiden we drie lagen:
1. De visuele betekenis geeft antwoord op de vraag: hoe ziet het eruit? Door te kijken naar de
vorm, kleur en compositie geeft het beeld zijn betekenis prijs (morfologie).
2. De objectbetekenis beantwoordt de vraag: wat stelt het voor? Deze tweede laag bevat de
meest begrijpelijke betekenisgeving, die van de directe objectverwijzing naar dingen uit de
werkelijkheid.
3. De symbolische betekenis geeft antwoord op de vraag: waar verwijst het naar, wat het dus
niet is? Om een beeld op dit iconografisch niveau goed te kunnen doorgronden moet je
ingewijd zijn in de regels of afspraken die gelden in de context waar het beeld is ontstaan.
In het jargon van de kunsten komen nogal wat begrippen voor: realistisch (werkelijkheidsgetrouw),
surrealistisch (droomachtig), abstract (idee of begrip), concreet (is wat het is), non-figuratief (geen
gelijkenis met werkelijkheid), impressionistisch (globale visuele indruk), expressionistisch
(uitdrukking van emotie).
Alledaagse gebruiksvoorwerpen krijgen zeggingskracht of image mee. Die wordt enerzijds bepaald
door de vormgever, anderzijds door degene die het bekijkt. Alvorens het over smaak te hebben zul je
,eerst 'echt' moeten leren waarnemen. Om door nieuwe beelden 'geraakt' te worden zul je eerst
moeten leren kijken of kijkgewoontes afleren.
Onder vorm verstaan we de verzameling van visuele aspecten die het beeld bepalen. Het zien van de
verschijningsvorm is noodzakelijk om beelden te kunnen maken: kleur, vorm, lichtval, ruimte en
textuur ofwel beeldaspecten.
Beeldaspecten zijn de variabelen van de verschijningsvorm en maken het beeld tot wat het
is. Door kennis van beeldaspecten kun je de omgeving bewuster beeldend waarnemen. Die visuele
informatie biedt houvast voor toepassingen in beelden. Voor een leerkracht is die kennis
noodzakelijk om kinderen te kunnen begeleiden bij het leren zien en toepassen.
Onder materie verstaan we datgene waarvan een beeld is gemaakt of kan worden gemaakt.
Dankzij materie kunnen we zien, voelen, ruiken, proeven en horen; kortom waarnemen.
Materie heeft karakteristieke kenmerken, een eigen zeggingskracht. Materialen verschillen in de
mate waarin ze vorm hebben of vormloos zijn. Materiaal heeft een eigen karakter en een wil.
Vormgeven is uitproberen en vraagt de vormgever om keuzes te maken; soms volgen, dan weer
sturen. Materiaal doet niet direct wat de vormgever zou willen. Door oefening en ervaring krijg je
greep op die weerbarstigheid.
Professionele vormgevers maken gretig gebruik van digitale vormgevingstechnieken en vervangen
omslachtige handelingen met materie. Ze voeren stappen virtueel achter een computer uit. Welke
materialen bied je kinderen aan op de basisschool? Twee tegengestelde standpunten markeren de
uitersten in deze discussie. Aan de ene kant de opvatting dat kinderen een minimum aan materiaal
aangeboden krijgen (bijvoorbeeld houtskool, verf en klei). Aan de andere kant de overtuiging dat
kinderen recht hebben op een zo rijk mogelijke schakering aan materiaalervaringen.
, Paragraaf 2.5 Procescomponenten
Vormgeven is een open, creatief proces dat bestaat uit: beschouwen, onderzoeken en handelen. De
vormgever stuurt deze activiteiten op basis van zijn reflecties. Deze noemen we procescomponenten.
Beschouwing is bewust en met enige afstand kijken naar de wijze waarop een beeld kan worden
waargenomen en betekenis krijgt.
Onderzoek is de creatieve ontdekkingstocht naar mogelijkheden met materiaal, variaties in de vorm
en het effect op de zeggingskracht van een beeld.
Onder werkwijze wordt het handelen met materiaal en gereedschap verstaan, waarmee gerichte
vormgevende ingrepen worden uitgevoerd. Techniek en ambacht ('crafts' in het Engels) zijn nauw
met het begrip werkwijze verweven.
Reflectie is steeds opnieuw afstand nemen om het resultaat van eigen handelen te zien. Het bepaalt
de koers op basis van een intern (persoonlijk) referentiekader.
Paragraaf 2.6 Beeldend vormgeven als creatief proces
Vormgeven is vrijwel synoniem aan scheppen dus per definitie creatief: men maakt iets dat er nog
niet was en authentiek is voor deze persoon! Wetenschappelijke en technologische prestaties
worden beoordeeld tegen een objectief referentiekader, een gedicht, schilderij of lied tegen een
subjectief referentiekader. Creativiteit vindt zijn essentie in het scheppende proces, vooral als het
om beeldende creativiteit gaat.
Het genereren van mogelijkheden wordt divergentie genoemd. Creatief handelen heeft een
zoekend, heuristisch karakter.
- Divergentiefase: ideeënstroom van vrije associaties en mogelijke oplossingen waardoor een
groeiend aantal mogelijkheden ontstaat.
- Convergentiefase: selectie en afkeuring van mogelijkheden op basis van voorkeuren en
bruikbaarheid.
- Iteratief: het heen en weer pendelen tussen mogelijkheden en voorkeuren.
Paragraaf 2.7 Variëteit in beeldende werkprocessen
Zwiers (1990) geeft een typering voor werkprocessen. Hij onderscheidt het traditioneel
ambachtelijke werkproces, het ontwerpproces en het experimentele werkproces.
- In het traditioneel ambachtelijke werkproces ligt de nadruk op reproductie van een bekend
voorwerp met veel aandacht en waardering voor ambachtelijk handelen en vakmanschap (bijv. het
maken van doosjes aan de hand van een gegeven tekening).
- In het ontwerpproces staat het bedenken van oplossingen voor een (vorm) probleem en het
plannen centraal. Essentieel hierin is het nieuwe, het originele en het vermogen de zaak van
verschillende kanten te bekijken.
- Tijdens het experimentele werkproces gaat het om een improviserend spel met beeldende
middelen zonder speciale planning. In de beeldende kunst is deze benadering populair.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shannonfeenstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.