100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
College aantekeningen Publiekrecht en privaatrecht $7.99
Add to cart

Class notes

College aantekeningen Publiekrecht en privaatrecht

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

Aantekeningen van alle hoorcolleges van jaar 1 periode 1.

Preview 2 out of 13  pages

  • January 3, 2022
  • 13
  • 2019/2020
  • Class notes
  • -
  • All classes
avatar-seller
Week 2
Positieve (objectief) recht: alle regels die op dit moment gelden (law).
Subjectief recht: je hebt ergens recht op. Individuele bevoegdheid (right).

Functies van het recht:
Normatief: je houd je aan bepaalde normen die wij ‘normaal’ vinden.
Geschil oplossen: er moet gehandhaafd worden, een gevolg koppelen.
Additioneel: een bepaalde basis waar je beroep op kunt doen, als burgers iets niet met
elkaar afspreken, kun je je er alsnog op beroepen.
Instrumenteel: dingen die door de overheid geregeld worden. Bv. stoppen bij rood licht.

Rechtsbronnen: wet, jurisprudentie, verdragen en gewoonte.
 Geschreven en ongeschreven regels.

Privaatrecht = burger vs burger
Publiekrecht = burger vs overheid

Privaatrecht
- Personen- en familierecht  houdt zich bezig met afstamming, geboorte, huwelijk en
echtscheiding en andere zaken in verband met de hoedanigheid, familiebetrekkingen
en bevoegdheden van personen.
- Vermogensrecht
- Ondernemingsrecht
- Burgerlijk procesrecht
- Arbeidsrecht  verhouding werknemer – werkgever

Publiekrecht
- Strafrecht  overheid neemt de plaats over van het slachtoffer. Geeft aan welke
feiten strafbaar zijn, wie dader is en met welke sancties het plegen van die feiten
wordt bestraft.
- Bestuursrecht  betreft de bestuursactiviteit van de overheid.
- Staatsrecht  regels die betrekking hebben op de organisatie van de staat, op de
bevoegdheden van staatsorganen en op de grondrechten.
- Volkenrecht  recht dat geldt tussen staten onderling, internationaal recht.

Nationale wetgever = regering + Staten-Generaal.
Decentrale wetgever = provinciale staten en gemeenteraad.

Nationaal = wetten.
Decentraal = verordeningen enkel voor provincie/gemeente.

Voorrangsregel: schakelt een deel van de regels uit.
1. De hogere wet gaat voor de lagere wet.
2. De bijzondere regel gaat voor de algemene regel (lex specialis).
3. De nieuwe regel gaat voor de oude regel.

Wet in formele zin: gemaakt door de nationale wetgever. = regering/Staten-Generaal. Bv. het
goedkeuringsbesluit dat Willem mag trouwen met Maxima.
Wet in materiële zin: gaat om de inhoud. Wet die geldt voor een onbekend aantal personen.
Gemaakt door de decentrale wetgever.
 Veel wetten zijn wetten in materiële en formele zin.
 Bij algemene maatregelen van bestuur vaardigt de regering in hun eentje het besluit
uit.

, Verdragen
Afspraak tussen minstens twee staten.
Jurisprudentie  rechtspraak = uitspraken, vonnissen (rechtbank, gerechtshof), arresten
(HR).
De EU is opgericht bij verdrag. De EU vaardigt richtlijnen en verordeningen uit. Hieraan zijn
de lidstaten (deze zijn immers allen partij bij het oprichtingsverdrag) dus gebonden

Interpretatiemethoden:
Grammaticale methode: Welke betekenis heeft het woord in het alledaagse spraakgebruik?
Wetshistorische interpretatie: De rechter beroept zich op de bij de wet behorende
kamerstukken (= parlementaire geschiedenis)
Anticiperende methode: De rechter anticipeert op toekomstig recht.
Rechtsvergelijkende methode: Hoe wordt het begrip in het buitenland uitgelegd?
Systematische methode: Hoe kun je het begrip uitleggen met het oog op het systeem van de
gehele regeling?
Teleologische methode: Wat was de bedoeling van de wetgever met deze regeling

Redeneerwijzen:
A-contrario-redeneren: de rechter gaat ervanuit dat een bepaalde rechtsregel NIET van
toepassing is, omdat die rechtsregel uitsluitend geschreven is voor de gevallen die in de
regeling uitdrukkelijk worden genoemd.

Redenering naar analogie: de rechter gaat ervanuit dat een bepaalde kwestie zoveel lijkt op
een kwestie die wel wettelijk geregeld is, dat die laatste regel ook van toepassing wordt
verklaard op de niet-geregelde kwestie.

Gewoonterecht is ongeschreven recht, maar de meerderheid moet ermee eens zijn dat dit
van iemand verwacht wordt (vaste gedragslijn) en betrokkenen moeten zich verplicht voelen
de regel op te volgen.

Materieel recht = inhoudelijk recht.
Formeer recht = procesrecht.

Dwingend recht = je bent iets verplicht, je kunt er niet vanaf wijken.
Aanvullend recht = je bent er niet aan verplicht en mag ervan af wijken.

Week 3
Vermogensrecht = goederenrecht (verhouding persoon en een goed) + verbintenissenrecht
(verhouding persoon en persoon (schuldeiser en schuldenaar)).

Een verbintenis: de ene persoon is tegenover de andere persoon verplicht tot handelen of
nalaten, terwijl die ander recht heeft op dit handelen of nalaten.
Dit kan ontstaan door  een rechtshandeling en de wet.

Rechtsfeiten bestaan uit ‘’blote rechtsfeiten’’ en ‘’menselijke handelingen’’. Menselijke
handelingen bestaan uit ‘’rechtshandelingen’’ en feitelijke handelingen’’.

Rechtsfeiten: feiten waar het recht een gevolg aan verbindt.
Blote rechtsfeiten: er komt geen menselijke handeling aan te pas. Bijvoorbeeld bereiken
meerderjarige leeftijd, geboorte, dood.
Menselijke handelingen: wordt een rechtsgevolg aan verbonden.
Rechtshandelingen: degene die de rechtshandeling verricht heeft een bepaald gevolg voor
ogen dat hij wilt bereiken. = beoogd rechtsgevolg.
Feitelijke handelingen: het doel van partijen is niet van belang. = geen beoogd
rechtsgevolg. Bijvoorbeeld (on)rechtmatige daad en wanprestatie. Blz. 214/215.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller floorerp. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.99. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

55628 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.99
  • (0)
Add to cart
Added