100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Technologisch Ondernemerschap: HOC's en WPO's (16/20) $5.44   Add to cart

Summary

Samenvatting Technologisch Ondernemerschap: HOC's en WPO's (16/20)

4 reviews
 231 views  13 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van Technoligsch Ondernemerschap in het jaar bij prof. Goldchstein en prof. Crispeels. (geslaagd 16/20)

Last document update: 2 year ago

Preview 6 out of 38  pages

  • January 3, 2022
  • January 3, 2022
  • 38
  • 2021/2022
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: aboubakariqbal • 1 year ago

review-writer-avatar

By: arinrensm • 1 year ago

review-writer-avatar

By: studentvub001 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: dinaelmorabit • 2 year ago

avatar-seller
TECHNOLOGISCH
ONDERNEMERSCHAP
Bachelor I handelsingenieur
Prof. Goldchstein en Prof. Crispeels




INTRODUCTIE EN ALGEMENE BEGRIPPEN
Innovatie is nieuwe dingen in de praktijk zetten (met als doel waarde creëren)
Ondernemerschap stimuleert innovatie en maakt dat iets gebeurt

Ondernemer = persoon die bedrijf waarmaakt
 Product-starter = ondernemer die vertrekt vanuit bestaande technologie en een nieuw
product samensteld, vaak een ondernemer die een bedrijf verlaat en zijn eigen bedrijf
start op dezelfde markt bv. Macintosh (technologie en software uit kleine computers
gebruikt)
 Technology-starter = ondernemer die vertrekt vanuit nieuwe technologie (resulteert
vaak in octrooien) bv. Tesla of Netflix

Red ocean = concurreren met bestaanden
Blue ocean = nieuwe markt uitvinden (concurrentie is irrelevant)
Technologie is de collectie van technieken, skills, methoden, … die gebruikt worden in de
productie van goederen en diensten
Technologisch ondernemerschap = ondernemen vanuit technologische innovatie

Kapitalisme is een evolutionair proces dat nooit stil staat. Kapitalisme blijft groeien
doordat de welvaart wereldwijd ook steeds blijft groeien.
Creative destruction = na een bepaalde periode wordt de huidige technologie vernietigd
en komt er nieuwe technologie (bv. polaroid wordt vervangen door Kodak, om op zijn
beurt vervangen te worden door de digitale camera, om op zijn beurt vervangen te
worden door de iphone)  elke onderneming/kapitalist moet leven met creative
destruction en er rekening mee houden dat dit een belangrijke rol speelt in de levensloop
van de onderneming
Twee soorten ondernemen:
 Necessity driven = ondernemen om brood op de tafel te kunnen leggen (niks te
verliezen)
 Opportunity driven = ondernemen om geld op te leveren, omdat je een
mogelijkheid ziet

Drie grootste drijfveren achter economische vooruitgang:
 Wetenschap en technologie
 Vrije markt-economie
 Het politieke systeem

, Vergeet hierbij niet dat kinderarbeid, slavernij, oorlog, … vaak negatieve gevolgen zijn.
1. De (eerste) industriële revolutie (18e – 19e eeuw) zorgde voor grote veranderingen
in de agricultuur, technologie, transportatie, … (bv. stoomkracht, ijzer)  zorgde
voor een onophoudelijke groei in populatie en inkomen (voor sommigen betkende
de revolutie echter slechtere werkomstandigheden en kinderarbeid). De eerste
revolutie werd voornamelijk voortgedreven door stoom en water
2. Tweede industriële revolutie (begin 20e eeuw) zorgde voor een explosie aan
nieuwe ontdekkingen bv. auto’s, olie, elektrisch licht, … Deze revolutie steunde op
electrische energie en petroleum
 Gevolgd door Wall street crash in 1929 die zorgde voor grote economische
crisis
3. Post-World War II: grote economische groei die zorgde voor periode vol welvaart.
Dit zorgde voor de derde industriële revolutie, die voornamelijk bestond uit
electronica en informatie-technologie
4. Nu zitten we in de vierde industriële revolutie, die gekenmerkt wordt door het
internet en de digitalisering


BUSINESS ECOSYSTEMS

Micro-economie = hoe bedrijven (individueel) zich gedragen
Macro-economie = hoe de economische systemen werken
Meso-economie  tussen micro- en macro-economie, bestudeert bedrijven en hun
productie in bepaalde markten

Business ecosysteem = een verzameling/ gemeenschap van interagerende organisaties
en individuën die elkaar beïnvloeden. Deze gemeenschap creëert goederen, diensten of
een waarde voor klanten (die zelf ook deel uitmaken van het ecosystem)
 Elk bedrijf is afhankelijk van andere bedrijven, regelgevingen, klanten, …
Bedrijven hangen dus samen in de levering van diensten en proberen zich op één lijn te
plaatsen

Waar situeren we een bedrijf?
Sectoren:
 Primaire sector  grondstoffen,
voeding, …
 Secundaire sector  verwerkende
sector, verwerkt grondstoffen tot
een product
 Tertiaire sector  dienstverlenende
sector
 Quaternaire sector  intellectuele
activiteiten bv. educatie, bibliotheken, …
 Niet specifiek genoeg

Industrie = groep bedrijven met dezelfde (of gelijkende) activiteiten bv Cd’s of

2

,vliegtuigmaatschappijen
Men classificeert bedrijven in bepaalde industrieën  veel bedrijven laten zich moeilijk
classificeren
Markt = de plaats waar klant en producent elkaar tegenkomen, op deze ontmoetplaatsen
worden goederen en diensten uitgewisseld bv. CES als jaarmarkt technologie
 Hetzelfde goed of dienst bv. muziek of games
Markten zijn zelden stabiel en constant in beweging
Bv. IPhone als vervanger voor vele markten zoals camera, zaklamp, gps, …
 Markten kunnen samenvloeien
 Markten kunnen uiteenvallen
 Markten kunnen verdwijnen
 Markten kunnen onderdeel worden van andere markten

Segment = onderverdeling in een grote markt
Niche = onderdeel dat zeer gespecifieerd is, niet bestuurd wordt door de hoofdmarkt
Bv. Het bedrijf LCD-screens:
 Segment = tv-schermen, pc-schermen, …
 Niche = medical monitors, concertpodia

Horizontale markt = goederen voor markten (breed) met dezelfde noden bv. iedereen
heeft wasmiddel nodig, kinderen willen speelgoed (brede markt)
Verticale markt = goederen voor klanten met specifieke noden bv. octrooiadvocaten,
software voor cultuurcentra

B2C-market = Business to Costumer bv. Nike
B2B-market = Business to Business bv. Smartschool (minder klanten
dan B2C-market), toch zijn meer bedrijven business to business
Verschillen met invloeden op marketingstrategieën en technieken:
1. Marktsegmentatie (=onderverdelen van consumenten in
subgroepen):
B2B = sobere criteria, vooral duidelijke performance criteria
B2C = Psychologisch, social
2. Structuur en vraag:
3. Het beslissingsproces
 In B2B wordt er rationeler nagedacht of een product moet gekocht worden of juist
niet.
C2C-market = Costumer to Costumer bv. Ebay
Decision making unit = groep die besluit of iets aangekocht wordt

Supply chain = netwerk tussen bedrijf en zijn leveraars om een product te maken bv.
schoenen maken
 In de keten geeft elke schakel telkens een toegevoegde waarde
Een supply-chain heeft veel onderniveau’s
In een supply-chain levert elke stap een (kleine) toegevoegde waarde op




3

,Elk bedrijf levert dus een toegevoegde waarde, en heeft ook activiteiten langs de supply
chain.
 Elk bedrijf heeft dus zijn eigen value chain
Je moet jouw deel van de winst ook kunnen capteren (grootste waarde wordt dicht bij de
klant toegevoegd, daar is dus het meeste te verdienen)

Voor een klant telt the whole product/ the whole experience
bv. Digitale fotografie in de jaren 80 was nog niet populair vanwege gebrek aan goede
printers
Bedrijf kan ook kiezen om een onderdeel te maken in een supply-chain (=module)




De toegevoegde waarde en de marge bepalen het scenario van een bedrijf, als het bedrijf
de waarde niet kan capteren die het maakt zal het in een slecht scenario zitten
Supply-chain kan ook switchen bv. Digitalisering van kranten  drukproces verdwijnt uit
keten

Standaard = gemeenschappelijke/ gewoonlijke manier om iets te doen of een probleem
op te lossen bv. Qwerty
 Zorgt ervoor dat niet iedereen op zijn eigen manier dingen doet, zorgt er ook voor dat
goederen kunnen samenwerken
Wie bepaalt de standaarden?:
 Wetgevers, overheden
 Nationale, regionale, internationale standaardisatie organisaties
 Groepen van bedrijven die samen een standaard stellen
 Strijd om invloed en market share (vooral in nieuwe industrieën)
Soorten standaarden:
 Officiële publieke standaarden bv. Nummerplaten of gsm’s
 De-factor standaarden bv. microsoft
 Dominant design Bv. Iphone
 Parallelle standaarden = altijd ongeveer op dezelfde manier bv. XBOX en
Playstation
 kwaliteitsstandaarden bv. Mc donalds

Nieuwe standaarden  veel opportuniteiten bv. strijd om algemene smartphone oplader
te worden

4

, Bv. Adobe komt met PDF maar neemt er geen patent op (PDF = publieke file)

ECONOMISCHE NETWERKEN
(Positieve) Netwerkeffecten:
 Waarde product kan stijgen bij meer
gebruikers bv. tik tok
 Sommige producten worden niet
bepaald door hun netwerk bv. een
drinkbus
Negatieve netwerkeffecten  waarde
daalt bij meerdere gebruikers (=direct) bv.
collectors items
Onrechtstreekse netwerkproducten  bepaalde zaken ontstaan alleen bij voldoende
gebruikers van een ander (complementair) product bv. er was nauwelijks software voor
windows phone, er is enkel google translate voor talen met voldoende sprekers van de
taal, er staan enkel dingen aangeboden op Ebay omdat er voldoende mensen zijn die
willen kopen, …
Soms is er een bepaald minimumaantal gebruikers nodig om een goed te laten werken
Tweezijdige netwerkeffecten = economische platformen die twee verschillende
gebruikersgroepen hebben die elkaar voorzien van indirecte netwerkvoordelen bv.
Operating systems  Gebruikers en developers beïnvloeden elkaar via netwerkeffecten




 Bij sommige producten hebben de netwerkeffecten een minder groot effect vanaf een
bepaald level (treshold network effects)

Switching cost = kost die je moet opgeven om te veranderen van productmerk (niet

5

, alleen in geld maar ook in moeite die het je kost) bv. veranderen van apple naar microsoft
is moeilijk vanwege de moeilijkheid met het overmaken van gegevens
Lock-in = Consumenten veranderen niet van productmerk door te hoge switching cost

Schaalvoordelen (economies of scale) =
kostvoordelen die een business krijgt door zijn
grootte (size matters!) bv. goederen zijn goedkoper
per unit bij grotere bestellingen (leercurve)
Schaalnadelen = bedrijf is te groot waardoor het
moeilijk te organiseren blijft (slechte communicatie,
werkpolitiek, …)
 Belangrijk dat de neuzen binnen een bedrijf in 1 (juiste!) richting staan (Kodak als
slecht voorbeeld)
 Biontech = niet het vermogen om een vaccin te verdelen/ produceren en te laten
goedkeuren
 Pfizer = te groot om zelf vaccin te creëren, te moeilijk organiseerbaar

Economies of scope = activiteiten erbij nemen door in een bepaalde sector te zitten, het
bedrijf kan goederen goedkoper produceren dan andere bedrijven doordat het een ander
product maakt met gelijkaardige eigenschappen/ materialen
Bv. telenet legt eerst kabelnet aan (tv)  kan ook voor internet gebruikt worden
Bv. Bic maakt scheermesjes (omdat ze goed zijn in het maken van wegwerpproducten
 Verbreden op basis van een product (complementariteiten)

Een ecosysteem wordt volledig rond een product bepaalt:




In bovenstaand schema zien we de Business Ecosystem Actoren:
 In de kern:
R&D and design, manufacturing, brand name  creëren en leveren het product
6

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DaanPlas. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.44. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75759 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.44  13x  sold
  • (4)
  Add to cart