HOOFDSTUK 1: SITUERING PSYCHOLOGIE EN FUNCTIELEER ...............................................................................................
1.1 OORSPRONKELIJKE DEFINITIE ..........................................................................................................................................
1.2 HEDENDAAGSE DEFINITIE VANUIT VISIE OP COMPLEXITEIT PSYCHOLOGIE ...................................................................
1.3 DE POSITIE VAN DE PSYCHOLOGIE NAAST ANDERE WETENSCHAPPEN ..........................................................................
1.4 BASISDOMEINEN IN DE PSYCHOLOGIE ............................................................................................................................
1.5 GESCHIEDENIS VAN DE PSYCHOLOGIE.............................................................................................................................
1.6 BELANGRIJKSTE STROMINGEN 19E - 20E EEUW .............................................................................................................
HOOFDSTUK 2: WAARNEMING ..........................................................................................................................................
2.1 INLEIDING .........................................................................................................................................................................
2.2 BASISNOTIES VAN HET OOG EN HET VISUELE BREIN ......................................................................................................
2.3 PERCEPTUELE ORGANISATIE ............................................................................................................................................
2.4 AMBIGUÏTEITEN DOOR ONDERDETERMINATIE ...............................................................................................................
2.5 SEMANTISCHE INTERPRETATIE VAN OBJECTEN EN SCÈNES ............................................................................................
2.6 ALTERNATIEVE THEORETISCHE DENKKADERS..................................................................................................................
HOOFDSTUK 3: GEHEUGEN ................................................................................................................................................
3.1 INLEIDING .........................................................................................................................................................................
3.2 HISTORISCH PERSPECTIEF ................................................................................................................................................
3.3 HET MODAAL MODEL VAN HET GEHEUGEN ...................................................................................................................
3.4 ALTERNATIEVEN VOOR MODAAL MODEL VAN HET GEHEUGEN .....................................................................................
3.5 HET LANGETERMIJNGEHEUGEN.......................................................................................................................................
3.6 HOE GOED IS HET GEHEUGEN ÉCHT? .......................................................................................................
HOOFDSTUK 4: AANDACHT ................................................................................................................................................
4.1 INLEIDING .........................................................................................................................................................................
4.2 SELECTIEVE AANDACHT ....................................................................................................................................................
4.3 SPATIALE AANDACHT .......................................................................................................................................................
4.4 INTEGRATIE ......................................................................................................................................................................
4.5 INATTENTIONAL BLINDNESS.............................................................................................................................................
HOOFDSTUK 5: SAMENHANG .............................................................................................................................................
5.1 INLEIDING .........................................................................................................................................................................
5.2 MENTALE VERBEELDING ..................................................................................................................................................
5.3 PRIMING ...........................................................................................................................................................................
5.4 ONDERZOEK OVER MENTALE FUNCTIES ALS SPELLETJE 20 QUESTIONS ........................................................................
5.5 THEORETISCHE INTEGRATIEPOGINGEN ...........................................................................................................................
5.6 PRAKTISCHE INTEGRATIEPOGINGEN ................................................................................................................................
2
,Functieleer, deel 1
Hoofdstuk 1: Situering van psychologie als wetenschap en functieleer als basisdomein pp.1
1.1 Oorspronkelijke definitie vanuit traditionele opvattingen over het geest-lichaam-probleem
Psychologie ontstaan door samenvoeging Griekse begrippen
Psychologie = ‘’psyche’’ (ziel/geest), ‘’logos’’ (kennis/kunde) = ‘’zielkunde’’ = wetenschap van de geest
Geest werd al lang in de geschiedenis gescheiden van lichaam:
- Plato: geest niet onderhevig aan zelfde wetten als lichaam, want er bestaat vrije wil
- Descartes: “res cogitans” en ‘res extensa’ → Lichaam en geest duidelijk onderscheidbaar
(Dualisme)
Dualisme
= geest en lichaam zijn duidelijk van elkaar gescheiden
“res cogitans” = denkend ding
“res extensa” = lichamelijk ding
Maar: mind-body problem; er vindt toch interactie plaats tussen beide entiteiten? Hoe kan dat als deze
niet met elkaar samenleven?
- Descartes’ antwoord: interactie gebeurt thv klier (pijnappelklier, epifyse) centraal gelegen in kleine
hersenen
- In epifyse: zenuwprikkels (geest) (veroorzaakt door externe stimulatie) → beleven → door
motorische zenuwen omgezet in zichtbare acties (lichaam)
Maar: achterhaald; epifyse verantwoordelijk voor productie melatonine
Pupilgrootte
Reflexmatige controle van hoeveelheid lichtinval, dit is een puur lichamelijk verschijnsel.
Vb: je staat eerst een minuut in een donkere kamer, je gaat voor de spiegel staan. Je doet het licht aan en
je ziet meteen dat je pupilgrootte zich aanpast.
De pupilgrootte is ook afhankelijk van interesse, eerder een mentaal fenomeen.
Soms gebruiken ze in reclamefilmpjes voor mannen, een vrouw. Bij die vrouw maken ze de pupilgrootte
groter omdat de mannen dan denken dat de vrouwen in hen geïnteresseerd zijn.
Monisme
= geest en lichaam geen 2 afzonderlijke entiteiten (door bestaan interacties en ontevredenheid met
verschillende vormen van interactionisme (door ontbreken details); ontstaan monisme)
2 versies
- Materialisme
o Ontologisch (aard van het zijn): alleen het fysische bestaat echt (materialisme)
o Epistemologisch: alleen het fysische kunnen we wetenschappelijk bestuderen
(reductionisme)
- Idealisme
o Epistemologisch: we kennen de werkelijkheid alleen via onze zintuigen en ons eigen
denken (idealisme → solipsisme) met onze eigen zintuigen is het de enige manier om
wetenschappelijke kennis op te doen
o Ontologisch: alles in de natuur heeft een ziel, alles is geestelijk (panpsychisme)
3
, Belangrijke voorstander van monisme: Gustav Fechner
- Monistische visie: fysische en psychische zijn 2 facetten van dezelfde entiteit
- Cirkel: van binnen gekeken is de cirkel hol, van buiten gekeken is die bol → blijft dezelfde cirkel
→ idem met denken: van binnen bekeken (intern vanuit de geest, subjectief) psychisch, van buiten
(objectief, hersenen) bekeken fysisch
- Grondlegger van de psychofysica
o “elemente der Psychophysis” (echt kennen) 1860 → Start van de psychofysica
→ Mijlpaal in de ontwikkeling van de psychofysica en is een belangrijke mijlpaal van de
start van de psychologie als wetenschap
- Fechner zelf: rare volgel, humoristische stukken en gedichten, chemische en fysische papers, maar
ook over leven na dood, panpsychist
→ Fechner verwerpt het dualisme en verdedigt een monistische visie op de relatie tussen het
fysische en het psychische als 2 facetten van hetzelfde
1.2 Hedendaagse opvattingen
Hedendaagse opvattingen lichaam-geestkwestie: mentale processen zijn gebonden aan fysische systemen,
maar niet te herleiden tot fysische systemen; mentale processen bestaan en moeten dus ook bestudeerd
worden
Psychologie = wetenschap van het gedrag en de factoren (fysisch of mentaal, zichtbaar of verborgen) die
dit beïnvloeden
→ Gedragsdeterminanten = De factoren die het gedrag beïnvloeden
Vb: als iemand een bepaald idee over je heeft, zal die zich anders gedragen dan dat die een ander idee
over je zou hebben.
In praktijk: complexe wisselwerking (interacties, eigen dynamisch verloop) van factoren die gedrag
bepalen
Voorbeelden uit psychologie: complexe wisselwerkingen
Rorschach inktvlekkentest
- Herman Rorschach (1884-1922)
- Inktvlekken als persoonlijkheidstest → Pareidolia (in betekenisloze dingen, gaan we toch iets zien)
- Al de figuren zijn symmetrisch
- Essentie: de persoon geeft een betekenis aan een betekenisloze prikkel (deze moet van zichzelf
komen) en moet in zijn antwoord zijn persoonlijkheid projecteren
- Prikkel komt binnen en doet belletje rinkelen; contact met geheugenspoor (iets wat men
weet/herkent)
- De inktvlekken zijn geen afbeeldingen van bestaande dingen, maar ze zijn ook niet totaal vormloos
- Belangrijke factoren in deze test
o Vorm: evenwicht tussen ambiguïteit (om meerdere interpretaties toe te laten) en
duidelijkheid (niet vormloos, ook niet te duidelijk)
o Symmetrie: indruk van toeval vernietigen, makkelijkere interpretaties (men ziet
makkelijker symmetrische voorwerpen op vlak van zaken herkennen)
o Figuurachtergrondomkering: kleur die op voorgrond wordt gezet door je perceptie bepaalt
soms ook wat men ziet (bv: wit-zwart)
o Kleur: minder intellectueel, kleur lokt emotie en subjectiviteit uit
→ Moraal: interpretatie van onduidelijke, betekenisloze prikkel wordt door meerdere factoren beïnvloed
(persoonlijkheid, ervaringen en andere geheugenprocessen, puur perceptuele verwerking, verlangens,
onbewuste drijfveren, …
- De wetenschap moet al deze factoren en processen in rekening brengen; Rorschach was dus
ietwat kortzichtig
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller katomaesen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.01. You're not tied to anything after your purchase.