Inleiding
• Celtheorie (Robert Hooke)
o Elk organisme bestaande uit cellen is in leven
o Cellen zijn primaire bouwstenen voor structuur en functie van organismen
• Alle structuren zijn belangrijk om de functie van een organisme te begrijpen
o Op basis van de samenstelling van spieren en organismen kan de functie bepaald
worden
• Drie belangrijke compartimenten aan cellen
o Intracellulair milieu
o Intercellulair milieu (bloed, vocht…)
▪ Aanvoer zuurstof, nutriënten en hormonen, afvoer afvalstoffen
▪ Uitwisselingsstructuren aanwezig
• Longen/kieuwen, nieren, huid(barrière), lever…
o Extracellulair milieu
Homeostase
• La fixeté du milieu intérieur est la condition de la vie libre (Claude Bernard)
o Het geheel van processen, die voor het leven essentiële omstandigheden constant houdt
o Het inwendig niveau moet constant gehouden worden om vrij te kunnen leven in een
constant veranderende omgeving
▪ Dieren ondergaan adaptaties om homeostase te kunnen handhaven
o Omgeving is meestal vijandig
▪ Temperatuur, zoutgehalte, schommelingen, glucosegehalte, osmotische druk,
ionenconcentratie…
o Cellen zijn eenheid van leven (celtheorie) dus moeten ten allen tijden in stand gehouden
worden, of organisme sterft
• Grafiek: Limieten aan homeostase
o X-as: perfect dier in homeostase
o Y-as: gezondheid
o Compensatiefase = als afwijking van
omstandigheden te groot wordt. Als
compensering extra mechanismen inschakelen.
o Limiet = break down fase = verstoorde toestand
→ er beginnen problemen te ontstaan. Dier gaat
reparatie mechanismen aanzetten, eiwitten
herstellen → kost veel energie!
o Ziektetoestand = falen → orgaanfalen,
organisme wordt ziek en als dat zich ver zet →
dood
o Voorbeeld: in heel warme zomer is er massale vissterfte
▪ Oplosbaarheid zuurstof lager, meer bacteriegroei, meer nood aan energie…
▪ hoge temp in water en zo minder oplosbaarheid van zuurstof in water (te laag) en
temperatuur gaat mee in de omgeving (ectotherm dier) → sneller metabolisme → meer
1
, stoffen afbreken → ammoniak uitstoten → toxisch. Wildgroei van bacteriën die ook nog
eens zuurstof gebruiken → nog minder zuurstof. En gestegen metabole snelheid → meer
voedsel nodig → en nog eens meer zuurstof. = Opstapeling en zit aan limiet van
regulatiemechanisme (vooral in kleine vijvers)
o Conformers
▪ Gaan niet reguleren
▪ Gaan intern extracellullair milieu (bloed, hemolymfen) laten variëren met de
externe omgeving vb zout in externe omgeving verandert dan gaat zout binnenin
conform mee veranderen
▪ Nemen inwendig de externe eigenschappen over
▪ Bepaalde invertebraten doen dat (hemolymfen laten variëren met externe
omgeving
▪ Alle koudbloedigen zijn conformer
o Regulators
▪ Fysiologische processen zorgen voor constante omstandigheden
▪ Heeft zijn grenzen -> nadien overgaan tot conformeren -> leid tot dood
▪ Hoe verder geëvolueerd hoe beter regulerend
• Niet altijd voordelig: inwendige tolerantie zeer klein
▪ Warmbloedige dieren reguleren heel strikt (vogels en zoogdieren)
• Rode lijn geeft aan waar de limieten zitten
• Inwendige tolerantie is kleiner bij regulator dan bij conformer → conformer kan met
bredere grenzen omgaan. Regulator gaat bij een kleine afwijking sneller in de
problemen komen
▪ Sommige organismen zijn partiële regulators
• Strandkrab: gaat tot bepaalde hoogte reguleren en nadien conformeren
-> partiële regulator
o Leeft in getijdenzone -> veel schommelingen in zoutgehalte
• Spinkrab leeft in open zee
o Zoutgehalte constant (35g/l) -> conformer
▪ Ionenconcentraties en osmolariteit extracellulair niveau
= extern milieu
▪ Geen overbodig energieverlies
o Feedbacksysteem voor controle
▪ Sensorische informatie gebruikt als input voor controle van processen
▪ Voorbeeld: controle van hormoonsecretie door negatieve feedback
2
, • Sensor kan hormoon uitsturen om wijzigingen af te remmen om
overvloed aan correctie te voorkomen
▪ Vaak gebasseerd op hormoonsystemen
• Endocriene cel die hormoon produceert gaat naar een doelcel
(stimulerende actie) doel cel reageert door een tweede hormoon te
gaan vrijstellen en geeft negatieve feedback aan endocriene cel
(=negatief feedbacksysteem) → om overstimulatie te vermijden
(=homeostase) zodat eerste endocriene cel niet te veel hormoon
produceert
Rol van water in het leven
• Oorsprong van voortbestaan van leven
• Belangrijkste bestandsdeel in cellen (60-90% van alle organismen)
• Specifieke eigenschappen -> waterstofbruggen
• Densiteitafhankelijk fenomeen in meren
o Specifieke eigenschappen -> unieke temperatuursafhankelijkheid van densiteit
▪ Hou kouder hoe lager de densiteit met 4°C is hoogste densiteit
o Bovenste laag wordt ondergeven aan omstandigheden
▪ Tot 4°C ligt warmste laag vanboven
▪ Onder 4°C komen er turnover momenten
• IJs heeft lagere densiteit -> komt bovenaan te liggen
• Proces tijdens herfst → ? Bovenste waterlaag koelt af en wordt 4 graden en zakt
naar beneden en zo komt de volgende laag naar boven, koelt af en zakt ook
naar beneden = circulatiesysteem. Bij wissel van seizoenen krijg je een turnover
→ Alle lagen veranderen → veel zuurstof → nutriënten → goed voor leven in
het water. Grote meren doen 2x jaar een turnover.
• Winter: koudste laag bovenaan = ijs en daaronder iets warmere lagen van 4
graden.
• Hoge oppervlaktespanning
o Water zal altijd een klein boogje vormen
o Bepaalde dieren kunnen hierdoor op het water leven (schaatsrijders, schrijvertjes…)
• Water als goeie solvent
o Vorming watermantels rond ionen -> makkelijk oplossen
o Vrije watermoleculen kunnen opgeraken -> geen waterstofmantels meer -> neerslag
o Voorbeeld Dode zee (meer dan 10x hogere concentratie) → zoutneerslag
• Hoge soortelijke warmte/ specifieke warmtecapaciteit
o Water kan veel energie opnemen zonder sterke temperatuursveranderingen
• Hoge verdampingswarmte
o Weinig zweet nodig om veel warmte te verliezen
• Lage viscositeit
o Weinig weerstand tegen schuivingen
o Interessant voor bloed → moet door capillairen.
• Neemt deel aan chemische reacties
o Hydrolyse reacties of condensatie. Hydrolyseren = stoffen splitsen, condenseren =
samenvoegen
3
, Bij het zoeken naar buitenaards leven wordt eerst de aanwezigheid van water onderzocht
Structuur en functie van membranen
• Alles wordt in compartimenten gesplitst door membranen
o Barrière tussen intra- en extracellulair milieu
• Juncties: specialisaties kunnen zorgen voor oppervlaktevergrotingen
• Vloeibaar-mozaïekmodel
o Lipide stoffen = lossen goed op in lipide = lipofiel (apolaire stoffen lossen goed op in een
lipide omgeving)
▪ Lipofiele stoffen zijn hydrofoob, zitten niet graag in water.
o Hydrofiel = stoffen die goed oplossen in water (polaire stoffen lossen goed op in water)
▪ Glucose is hydrofiel en polair
o 8-10nm dik
o Doorlaatbaar voor apolaire stoffen niet voor polaire stoffen
▪ Fosfolipidedubbellaag
• Polaire kop en apolaire vetzuurstaarten
o Verzadigde vetzuren (vb boter)
▪ Dichte stapeling -> stijfheid van membraan
▪ Zorgt dat membraan lipide wordt.
o Onverzadigde vetzuren (vb olie)
▪ Werkt gelijktijdig met verzadigde vetzuren
▪ Verhogen van fluïditeit -> vloeibaarheid membraan
• Ingebedde eiwitten in dubbellaag
o Cholesterol
▪ Maakt van onverzadigd verzadigd -> reduceren van
fluïditeit en permeabiliteit
▪ Ook belangrijk
o = transporters of communicatiereceptoren.
• Glycoproteïnen
• Efficiënte barrière voor wateroplosbare moleculen
o Flexibel en laterale verplaatsing van fosfolipiden
o Permeabiliteit
▪ Membraan bestaat uit lipiden, apolaire en hydrofobe stoffen. Polaire stoffen
kunnen niet zomaar oplossen in fosfolipidendubbellaag → specifieke transporter
voor nodig.
▪ Afhankelijk van een aantal factoren
• Lipofiliteit, apolariteit en grootte van moleculen
o Hoe lipofieler, hoe gemakkelijker doorheen het membraan
▪ Meetbaar door experiment in olie-water mengsel
▪ Hoe lipofieler, hoe giftiger -> toxiciteit van lipofiele
chemicaliën = narcotica -> verstoren integriteit en
functie van membranen
o Apolair is makkelijker dan polair.
• Membraansamentsellingen: type fosfolipiden, cholesterolgehalte…
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentUA123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.16. You're not tied to anything after your purchase.