100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting micro economie (nederlands) $14.34   Add to cart

Summary

samenvatting micro economie (nederlands)

 61 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

samenvatting van alles lesnotites en slides - vertaald in het nederlands - uitleg bij grafieken

Preview 8 out of 106  pages

  • January 5, 2022
  • 106
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
MICRO - ECONOMIE
Examen: open vragen - verdeling theorie/oefeningen: 50%/50%


HOOFDSTUK 1: KAPITALISME

1. Gemengde economie
- 1 van de opties om economie te bekijken, maar het werkt redelijk goed
- mengvorm van kapitalisme en socialisme
● kapitalisme: privaat en vrije markt
● socialisme: openbaar en overheidsinmenging
- 2 grote beperkingen:
● invloed van het economisch systeem op onze fysieke leefomgeving (bezorgdheid
over gezondheid, milieu)
● aanhoudende inkomens- en vermogensongelijkheid, aanhoudende armoede

De gemengde economie heeft goed gewerkt
vergelijking van groeivoeten doorheen de tijd, in vergelijking met verschillende landen
- verticale as: BBP per capita (goederen geproduceerd per jaar per land, gedeeld door het
aantal inwoners) → interval niet gelijk, het gaat om een verdubbeling = ratio schaal
- deze curve zie je ook terug voor veel andere variabelen (productiviteit van arbeid,
connectiviteit tussen landen) → komt door kapitalistische revolutie
● private eigendom
● vrije markt
● bedrijven die de eenheid zijn van productie (belangrijkste productie)
- technologische vooruitgang en specialisatie zijn er gekomen door de kapitalistische
revolutie
● technologische vooruitgang: bedrijven die concurreren met elkaar en succesvol
willen blijven, hierdoor moeten ze innoveren
● specialisatie: expansie van bedrijven en markten, hierdoor kon men meer
specialiseren in verschillende taken en jobs

● de groeivoeten waren
quasi 0, of het BBP per capita
was constant over een lange
periode (1000 - 1700) →
nulgroei
● vanaf de jaren 1800: explosieve
stijging → valt samen met de
industriële revolutie
● grote verschillen tussen landen:
explosieve groei begint op
verschillende momenten
○ eerder in Engeland, later in
China
○ uitleg: bepaalde landen zijn
later vrijgekomen uit controle
van koloniale heerschappij

, - groei is niet altijd even
makkelijk/succesvol
● vergelijking Botswana en
Nigeria: B mooie groei, N blijft
constant, terwijl het landen
zijn die allebei rijkdommen
hebben → heeft te maken met
de instellingen van het land
(manier waarop iets geregeld
wordt/overheidsinmenging)
● Zuid - Korea: zeer
indrukwekkende groei →
instelling: onderwijs van zeer
hoge kwaliteit en de overheid
heeft bedrijven gestimuleerd om
concurrerend te zijn
● Sovjet - Unie: geen
spectaculaire groei, maar
systematische groei → door
vervanging van het systeem van
centraal geleide economie naar
meer variaties met kapitalisme,
het is geen succesverhaal
geweest ⇒ instellingen waren
nog niet genoeg ingesteld op de
vrije markt

Maar de gemengde economie is zeker niet perfect
- globaal is de gemengde economie niet zo slecht op voorwaarde dat de economische en
politieke instellingen genoeg aangepast zijn
- maar toch problemen
● klimaat
● leefmilieu
● overdreven gebruik van grondstoffen
● globalisering: heeft totale welvaart wel laten toenemen, maar de voordelen van de
extra welvaart zijn zeer ongelijk verdeeld → zorgt voor ongelijkheid
● nog altijd veel ongelijkheid tussen en binnen landen


Evolutie ongelijkheid: gemeten als het aandeel
in de inkomensverdeling van de rijkste 0,1% -
Europa en Japan
- welvaart is toegenomen en daardoor is
de ongelijkheid beginnen dalen tot in de
jaren 1980
- er blijft wel een structurele ongelijkheid,
verklaring: verschillen in productiviteit,
scholingsgraad

, Evolutie ongelijkheid: gemeten als het aandeel in
de inkomensverdeling van de rijkste 0,1% -
Angelsaksische landen (Engeland, VS)
- ongelijkheid in het begin redelijk gelijk,
maar evolutie over de tijd is verschillend
- ongelijkheid is sinds de jaren 1980 weer
sterk toegenomen, verklaring: hyper
meritocracy (productiviteit en
arbeidsproductiviteit is moeilijk
meetbaar) en superkaders
(topmanagers waarbij het moeilijk te
bepalen is wat hun productiviteit is)




Verschillen na belastingen: zicht op concentratie
van kapitaal
- als de economie snel groeit, dan stijgt
de productiviteit snel en lonen ook
zodat het historisch inkomen
(erfenis, …) minder belangrijk wordt
- als de groei klein is van lonen en dus
meer impact is van kapitaal, dan zal
deze impact alleen nog groter worden




HOOFDSTUK 2: VRAAG EN AANBOD ANALYSE
1. Vraag, aanbod, evenwicht en elasticiteit

Vraag en aanbod

Standaard weergave van vraag, aanbod en evenwicht
(hoeveelheid op horizontale as, prijs op verticale as)
- aanbodcurve (rood): prijs laag, weinig aanbieders
● stijgend verloop
● positief verband tussen prijs en aanbod
- vraagcurve (blauw): prijs laag, veel vragers
● dalend verloop
● negatief verband tussen prijs en vraag
- evenwicht: gevraagde en aangeboden hoeveelheid zijn
gelijk
● aanbodoverschot/vraagtekort: wanneer prijs hoger is
dan evenwichtsprijs
● vraagoverschot/aanbodtekort: wanneer prijs lager is
dan evenwichtsprijs

- prijsverandering: verschuiving op de curve
- externe verandering: verschuiving van de curve

, positieve vraagschok: voor elke gegeven prijs is er meer vraag →
evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid nemen toe
⇒ vraagschok: positieve correlatie
(als de hoeveelheid stijgt, stijgt de prijs ook)




negatieve aanbodschok: voor elke gegeven prijs is er minder aanbod
→ evenwichtsprijs is hoger en evenwichtshoeveelheid is lager
⇒ aanbodschok: negatieve correlatie
(als de hoeveelheid daalt, stijgt de prijs)




Elasticiteiten
- prijselasticiteit van de vraag: verandering van vraag na prijswijziging
● het wordt berekend als de procentuele verandering in de gevraagde hoeveelheid
gedeeld door de procentuele verandering in de prijs




● : inelastische vraag (reageren niet fel; als de prijs verandert,
verandert de vraag minder proportioneel)

● : elastische vraag (reageren fel; als de prijs verandert,
verandert de vraag meer dan proportioneel)

● : perfect inelastisch → verticale vraagcurve (de vraag verandert niet door
prijsverandering)

● : perfect elastisch → horizontale vraagcurve (de vraag verandert sterk
door prijsverandering)

→ inelastische vraagcurve (stijl): goed om prijs te verhogen
(grote stijging van prijs en kleine afname van vraag)


- determinanten prijselasticiteit van de vraag
● beschikbaarheid substituten
● noodzakelijke goederen vs. luxegoederen
● definitie van de markt (hoe specifiek kijken)
● tijdshorizon: periode tussen prijsverandering en de aankoop van het goed
○ hoe langer men tijd geeft om substituten te zoeken, hoe elastischer de vraag
○ uitzondering: duurzame goederen → minder elastisch, omdat je een nieuwe
aankoop kan uitstellen

, - boogelasticiteit: geeft uniform beeld ongeacht er een stijging of daling is

- inkomenselasticiteit: effect van vraagverandering na een inkomensverandering




● >0: normaal goed → als inkomen stijgt, meer van het goed kopen
kleding, medicijnen
● tussen 0 en 1: noodzakelijk goed
melk, eieren
● >1: luxe goed
boot, vers fruit, dure auto
● <0: inferieur goed → als het inkomen stijgt, daalt de gevraagde hoeveelheid
tweedehands spullen, busvervoer

- kruislingse prijselasticiteit: meet in welke mate de gevraagde hoeveelheid van een goed
reageert op een verandering in de prijs van een ander goed
● het wordt berekend als de procentuele verandering in de gevraagde hoeveelheid
van het eerste goed gedeeld door de procentuele verandering in de prijs van het
tweede goed
● het teken bepaalt of goederen complementair of substitueerbaar zijn
○ positief: substituten
○ negatief: complementen

- prijselasticiteit van het aanbod: verandering van aanbod na prijswijziging
● berekend als de procentuele verandering in de aangeboden hoeveelheid gedeeld
door de procentuele verandering in de prijs




2. Schattingen van de vraag-/aanbodcurve
- mensen in het bedrijfsleven en bij de overheid beschikken vaak slechts over ruwe en
beperkte informatie
- toch is het mogelijk om veranderingen nauwkeurig te voorspellen, dit gaat in 2 stappen:
1. gebruik informatie over 1 waarneming (evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid)
en een schatting van de prijselasticiteit om vraag- en aanbodfuncties te
reconstrueren
2. gebruik de geconstrueerde functies om het effect van de beleidswijziging te
voorspellen
- deze berekeningen zijn vaak nuttig om snel een eerste idee te krijgen van het effect van
beleidswijzigingen of veranderingen in de vraag of het aanbod op de markt

vraagcurve afleiden aanbodcurve afleiden
- lineaire vraagcurve (veronderstelling)

,Voorbeeld olievaten
- 32 miljard vaten: 19 competitief en 13 OPEC
- elasticiteit:
korte termijn lange termijn

vraag -0,05 -0,3

aanbod 0,05 0,3
→ elasticiteit op LT groter, omdat er meer tijd is om aan te passen aan prijsverandering
- negatieve aanbodschok van -3 voorspellen




- aanbodschok -3 heeft geleid tot een vermindering in het aanbod, maar een zeer grote
toename in prijs
● vermindering in evenwichtshoeveelheid is beperkt, omdat de competitieve
producenten het verschil hebben opgevangen
● prijsstijging zo extreem door de elasticiteit van de vraag, wat de prijs ook is mensen
blijven het betalen




oorspronkelijk negatieve aanbodschok lange termijn


3. Het identificatieprobleem
- we kunnen niets leren over vraag- en aanbodfuncties uit waarnemingen van prijzen en
hoeveelheden alleen
- veranderingen in de marktvraag ten gevolge van veranderingen in andere determinanten
dan de prijs zijn nodig om de aanbodcurve te bepalen
- veranderingen in het marktaanbod ten gevolge van veranderingen in andere determinanten
dan de prijs zijn nodig om de vraagcurve te bepalen
- oplossing om iets te leren over de aparte functies: veronderstellen dat 1 curve constant blijft
en de andere laten veranderen

,4. Het effect van vraag- en aanbodschokken op het marktevenwicht: comparatieve statica
- comparatieve statica: we beginnen vanaf een marktevenwicht, van daaruit is een negatieve
of positieve schok en we gaan een berekening maken over het nieuwe evenwicht
● het gaat om een schok die gepaard gaat met een andere determinant dan de prijs
vraag, inkomen, toename prijs van productiefactoren (arbeid)
● het is niet nodig om eerst het evenwicht te bepalen, de schok toe te passen en het
nieuwe evenwicht te bepalen

Vraagschok - impliciete functie stelling
- gevraagde hoeveelheid: → beïnvloed door prijs en inkomen
- aangeboden hoeveelheid: → beïnvloed door prijs en loon
- in het algemeen geeft het gelijkstellen van de vraag aan het aanbod en het oplossen van
de problemen de evenwichtsuitkomsten:
● p* en q* zijn functies van het
inkomen en het loon van de consument, deze hebben een effect op het inkomen
- bij een evenwichtsprijs p* zijn vraag en aanbod gelijk aan elkaar:


- dus:
- dan afleiden naar het inkomen I:



- los op om het effect van het inkomen op de prijs te vinden:




- als de vraag elastischer is ten opzichte van verandering in inkomen, dan zullen we ook een
groter effect hebben op de evenwichtsprijs
- bij een elastische aanbodcurve en weinig verschuiving van de vraag is er niet veel
verandering in de prijs

Aanbodschok - impliciete functie stelling




- het effect van het loon op de aangeboden hoeveelheid is negatief, in de noemer is het
vraageffect ook negatief, daardoor is er een positief effect van het loon op de
evenwichtsprijs (negatief getal delen door negatief getal)

→ altijd mogelijk om te controleren: beginnen van oorspronkelijk evenwicht, je berekent
evenwichtsprijs en dan doe je hetzelfde met een kleine toename in het loon. Het verschil
tussen de oude en nieuwe evenwichtsprijs moet dan gelijk zijn met de impliciete functie
stelling

Interpretatie: impliciete functie stelling gelijk aan 0
- beschouw in het algemeen een functie:
- dan:

, 5. Meervoudige markten: algemeen evenwicht
→ algemeen evenwicht als een tegengestelde van het partieel evenwicht
- indien markten verwant zijn (kruiselingse prijseffecten zijn niet 0), moet men voorzichtig zijn
met vraag - aanbodanalyse van 1 markt
- algemeen evenwicht bestudeert vraag - aanbodinteractie op verschillende markten tegelijk
- eigen prijseffecten zijn altijd negatief bij de vraag en positief bij het aanbod
Voorbeelden belang van algemeen evenwicht:
- koffie en thee zijn substituten, een negatieve aanbodschok op de koffiemarkt zal ook
gevolgen hebben op de theemarkt, door de negatieve aanbodschok zal de prijs van koffie
stijgen. Door de stijging van de prijs en het feit dat ze substituten zijn zal er meer thee
geconsumeerd worden, doordat er een positieve vraagschok is op de theemarkt zal dat de
prijzen van thee laten stijgen, en doordat de prijs van thee stijgt gaat de vraag naar koffie
ook weer stijgen → zelfversterkend fenomeen
links: koffie, rechts: thee
beweging van de vraagcurve
(niet op de vraagcurve omdat
het niets heeft te maken met de
prijs van thee, maar de prijs van
koffie)




- verandering op arbeidsmarkt zal ook gevolgen hebben op de huizenmarkt: minder
werkgelegenheid zorgt voor een daling van de bevolking en een daling van de vraag naar
huizen en uiteindelijk een daling van de prijzen van huizen

HOOFDSTUK 3: VOORKEUREN EN NUTSFUNCTIES
- belangrijk onderscheid tussen klassieke micro economie en gedragseconomie
● klassiek: vertrekt vanuit nutsmaximalisatie model → rationeel ⇒ veel kritiek
● gedrag: 2 veronderstellingen worden aangevallen
1. het nut van de consument of de voorkeuren worden enkel bepaald door
individuele materiële welvaart (geen rekening houden met anderen)
2. de wil en de mogelijkheid om nut te maximaliseren (handelen ze consistent
naar de voorkeuren)

- beslissingen zijn het resultaat van de interactie tussen voorkeuren en gedragsmatige
beperkingen (budget, mogelijkheden, tijd, …)
- voorkeur: exogeen, ligt buiten je controle, je wordt geboren met een voorkeur
- keuze: endogeen, resultaat van voorkeur, is veranderlijk

1. Voorkeuren en nut
voorkeuren = beschrijven hoe de consument 2 willekeurige bundels zou rangschikken, ervan
uitgaande dat deze bundels kosteloos beschikbaar zouden zijn
- rangschikken: vergelijken op basis van wenselijkheid (beter, slechter, even goed) → zegt
niet over betaalbaarheid (budgetbeperking)
- bundel: combinatie van goederen
- 2 basisveronderstellingen
● volledigheid van voorkeuren: het is mogelijk om een uitspraak te doen, je kan ze
rangschikken (beter, slechter of onverschillig/indifferent)
● transitiviteit: als a beter is dan b en b beter is dan c, dan weten we dat a beter is dan
c

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bodepauw. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $14.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79271 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$14.34  3x  sold
  • (0)
  Add to cart