1.1. Variabelen operationaliseren en meten
❖ Met statistiek operationaliseren we = variabelen meetbaar maken.
❖ Variabelen kunnen … zijn: Wat zijn de kenmerken van variabelen (4
antwoorden)?
o Kwantitatief (getallen/scores) of kwalitatief (categorieën/tekstueel).
o Continu (onbeperkte tussenliggende waarden a.k.a kommagetallen),
of discreet (gehele getallen, geen tussenwaarden).
o Opgedeeld in verschillende meetniveaus (nominaal, ordinaal,
interval, ratio)
Nominaal (geen rangorde, meeteenheid of nulpunt bv.
haarkleur), ordinaal (wel rangorde, geen meeteenheid of
nulpunt bv. opleidingsniveau), interval (wel rangorde en
meeteenheid, geen nulpunt bv. intelligentie), ratio (wel
rangorde, meeteenheid en nulpunt bv. afstanden).
o Onafhankelijk of afhankelijk: Afhankelijk (kenmerk dat we willen
meten), onafhankelijk (kenmerk waarvan we denken dat ze invloed
heeft op hetgeen we willen meten).
❖ Twee voorwaarden voor meten:
o Betrouwbaarheid (hoe goed meet de test wat we willen meten?)
Stabiliteit van de meting, zelfde meetresultaten op
verschillende tijdstippen (bv. IQ dat je in 2019 meette bij
iemand is in 2021 hetzelfde). Validiteit is hiervan afhankelijk,
betrouwbaarheid sluit toevalsfactoren uit.
o Validiteit (meet de test wat we willen meten?)
De test meet wat ze moet meten (wordt nagegaan door
samenhang tussen te meten concept en iets losstaand te
bekijken bv. IQ en schoolresultaat).
,1.2. Steekproeven
❖ Waarom doen we beroep op steekproeven?
= het deel van de populatie dat wordt onderzocht, hierop doen we beroep
wanneer de populatie te groot is om helemaal te onderzoeken.
! Belangrijk doel van de inductieve statistiek: verantwoorde uitspraken
doen over de populatie aan de hand van een steekproef.
❖ Wat is een representatieve steekproef?
We willen wél uitspraken doen over de gehele populatie, dus de steekproef
moet een goede afspiegeling zijn van de populatie.
1.3. Soorten steekproeven
❖ Aselecte steekproeven = iedereen in populatie heeft evenveel kans om
in de steekproef terecht te komen.
➢ Volledige Aselecte steekproef
o = elk element van de populatie een gelijke kans geven om in
de steekproef te worden opgenomen
o Uit de lijst van alle Vlaamse leerlingen SO randomgewijs
2000 leerlingen selecteren om het gemiddelde IQ van
Vlaamse leerlingen SO na te gaan.
o Nadeel: niet altijd representatief!
➢ Gestratificeerde steekproef
o = alle deelpopulaties evenredig aan bod laten komen in de
steekproeftrekking.
o Eerst percentages nagaan van ASO, TSO en BSO-leerlingen,
en daarna uit elke deelpopulatie een aselecte steekproef
trekken zodat de percentages in de steekproef dezelfde zijn
als in de populatie.
o Voordeel: wel mogelijk om representativiteit te bereiken (als
de steekproef goed wordt samengesteld)
, ➢ Clustersteekproef
o = populatie verdelen in gelijkaardige clusters en daarna
aselecte steekproef trekken uit deze clusters. Vervolgens
binnen elke geselecteerde cluster een aselecte steekproef
trekken.
o De populatie leerlingen verdelen in clusters volgens
provincie. Aselect 3 provincies trekken. Elke
o provincie verdelen in clusters volgens school en 4 scholen
aselect trekken. Ten slotte binnen elke geselecteerde school
een aselecte steekproef van 40 leerlingen trekken.
o Voordeel: spaart kosten en tijd
o Nadeel: minder nauwkeurig, minder representatief
❖ Niet-aselecte steekproeven = niet iedereen heeft evenveel kans om
in de steekproef terecht te komen.
➢ Sneeuwbalsteekproef
o = Onderzoeker vertrekt van één respondent aan wie
vervolgens gevraagd wordt andere respondenten te
contacteren
o Voordeel: mensen die moeilijk bereikbaar zijn worden
makkelijker bereikt
o Nadeel: kans is groot dat mensen sterk op elkaar lijken
➢ Gelegenheidssteekproef
o = Keuze van respondenten wordt overgelaten aan
ondervrager (nl. mensen die men makkelijk kan vinden) Vb.
1e jaars psychologie, op straat
o Voordeel: goedkoop, snel
o Nadeel: niet geschikt voor populatieschattingen
➢ Quotasteekproef
o = onderzoeker bepaalt kenmerken van de populatie die men
ook wil zien in steekproef (bv. verdeling jongens/meisjes).
o Onderzoeker zorgt ervoor dat hij aan dat aantal komt (=
quotum). Hoe hij aan dat aantal komt is niet belangrijk (bv.
via gelegenheidssteekproef).
, o Conclusie: niet-aselecte steekproeven zijn niet altijd geschikt
voor inductieve statistiek!
1.4. Frequentieverdelingen
❖ = eerste verkenning van de data
❖ Er zijn verschillende soorten frequenties, welke ken je nog?:
o Absolute frequenties: waarnemingen uitgedrukt in absolute
aantallen.
o Relatieve frequenties = waarnemingen uitgedrukt in percentages.
o Absolute cumulatieve frequenties = aantal waarnemingen
uitgedrukt in absolute waarden dat minder of gelijk is aan een
specifieke score/waarde (minstens ordinaal)
o Cumulatieve percentages = aantal waarnemingen uitgedrukt in
percentages dat minder of gelijk is aan een specifieke score/waarde
(minstens ordinaal).
❖ Verschillende visuele voorstellingen (afhankelijk van meetniveau). Welke
ken je nog?
o Taartdiagram (nominaal)
o Staafdiagram (nominaal of ordinaal)
o Stamdiagram/histogram/boxplot (interval)
❖ Percentielscores: plaats van een score in het geheel
Percentiel toont hoeveel procent van de deelnemers eenzelfde of
een zwakkere score behaalde (ook op te delen in kwartielen en
decielen).
1.5. Centrummaten
❖ Modus = waarde die het meest voorkomt (elk meetniveau).
❖ Mediaan = middelste waarde bij gerangschikte waarnemingen (minimum
ordinaal).
❖ Gemiddelde = som van alle waarden gedeeld door aantal waarnemingen
(minimum interval).
❖ ! Bij een symmetrische verdeling: modus = mediaan = gemiddelde:
▪ Mediaan minder gevoelig voor extreme waarden.
▪ Gemiddelde consistenter over verschillende steekproeven.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alicengua. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $15.60. You're not tied to anything after your purchase.