Zelfstudie opdracht: Monogene overerving en populatiegenetica
Leermiddelen
Text handbook “Genetics and Genomics in Medicine” hoofdstuk 5
Slides
Doelstellingen
De student kent de belangrijkste genetische terminologie i.v.m. monogene overerving, en kan
die termen in de juiste context gebruiken.
Alleel Individueelkopie van een gen of een andere
DNA sequentie dat wordt gedragen op een
enkel chromsoom
Locus Vaste positie waar een gen op een chromoso om gelegen is
Fenotype Waarneembare eigenschappen van een organisme.
Genotype Combinatie van allelen dat een persoon op 1 locus bezit
Homozygoot Als beide allelen gelijk zijn voor op eenzelfde locus
Heterozygoot Als beide allelen verschillend zijn op eenzelfde locus
Hemizygoot Mannen hebben een X en Y chromosoom die verschillen in structuur en inhoud.
Meeste DNA sequenties op X hebben geen equivalent allel op Y en omgekeerd.
Dominant Wanneer monogenetische aandoening aanwezig is in de heterozygoot.
Recessief Wanneer monogenetische aandoening niet aanwezig is in de heterozygoot.
Co-dominant Heterozygoot organisme heeft allelen die beide even dominant zijn. Zoals AB
bloedgroep heeft co-dominante expressie voor A en B bloedgroep.
Heteroplasmie Gemixte populatie van normaal en mutant mtDNA.
Homoplasmie Elke mtDNA molecule draagt de mutatie.
Mitochondrieel Een klein, circulair genoom dat uit 37 genen bestaat
genoom
Fenokopie Als een bepaald fenotype behorend tot een bepaald genotype tot stand komt
door het milieu
Ziekte van De ziekte van Huntington is een erfelijke neurodegeneratieve ziekte waarbij
Huntington bepaalde groepen zenuwcellen in de hersenen langzaam afsterven.
, De student kent en begrijpt de volgende overervingsvormen: autosomaal dominant en recessief,
X-gebonden dominant en recessief, Y-gebonden, mitochondrieel.
Autosomaal - 1 mutatie is voldoende
dominant - Beide geslachten in gelijke
proportie aanwezig
- Geen generaties worden
overgeslagen
- Verticale transmissie
- Vader zoon overerving kan
voorkomen
- 1 aangetast en 1 niet aangetaste
ouder -> 50% kans op overerving
Autosomaal recessief - carriers (mutant allel dragen
zonder dat het tot uiting komt)
- beide geslachten in gelijke
proportie aanwezig
- meestal niet aanwezig in vroege
populaties
- herhalingsrisico is 25%
- vaak consanguiniteit aangeduid
met dubbele streep
X-gebonden recessief - geen vader-zoon overerving,
want mannen geven Y
chromosoom over aan zonen
- overgeslagen generaties
- vrijwel uitsluitend aangetaste
mannen
- vrouwen kunnen drager zijn
X-gebonden - zeldzaam
dominant - geen vader-zoon overerving
- 2 keer zoveel vrouwen als
mannen zijn aangetast
- zonen van aangetaste mannen
zijn niet aangetast
- alle dochters van aangetaste
mannen zijn aangetast
- geen generaties overgeslagen
Y-gebonden - van vader op zoon niet van
vader op dochter
- mannelijke lijn
, Mitochondriële - beide geslachten kunnen
overerving aangetast zijn
- moeder aangetast en geeft door
aan kinderen
- mannen zijn aangetast maar
geven het niet door
De student kan op basis van stambomen de meest waarschijnlijke en onwaarschijnlijke
overervingsvormen benoemen en motiveren.
De student kent en begrijpt complexerende factoren die kunnen optreden bij overervingswijzen,
waaronder nieuwe mutaties, mozaïcisme, locus- allelische- en fenotypische heterogeniteit,
niet penetrantie, verlate aanvangsleeftijd, variabele expressie, imprinting, anticipatie,
pleiotropie, consanguiniteit.
Nieuwe mutaties: mutatie in 1 gameet bv. achondroplasie (dwerggroei)
Autosomaal dominante ziekte
Klein gestalte
Prominent voorhoofd, korte armen en benen (en ook andere afwijkingen)
Bijna 90% nieuwe mutaties wegens gelimiteerde reproductie
Homozygoten (twee gelijke allelen voor 1 erfelijke eigenschap) zijn erger aangetast en sterven in
kindertijd
Kiemlijn mozaïcisme: mutatie enkel in de kiemlijn
Mozaïek: lichaam met meer dan 1 genetisch verschillende cellijn
Mutatie in 1 cel van de zygote
Waarschijnlijk wanneer 2 kinderen een autosomaal dominante ziekte hebben als er geen ouder
is aangetast (mutatie zit waarschijnlijk in de kiemlijn van de ouder)
Oorzaak: mutatie tijdens embryonale ontwikkeling
o In een deel van de kiemlijn of in de volledige kiemlijn (somatische cellen bevatten de
mutatie niet of slechts gedeeltelijk)
Na bevruchting treedt de mutatie op:
sommige cellen hebben de mutatie
andere niet
Verschil tussen kiemlijn mozaïcisme
en nieuwe mutatie
-> tijdstip van optreden van de mutatie
- nieuwe mutatie: gameet, laag herhalingsrisico
- kiemlijn mozaïcisme: zygote, hoog herhalingsrisico
Anticipatie = tendens van aandoeningen met variabele expressie om ernstiger te worden in
opeenvolgende generaties met vroegere aanvangsleeftijd
-> vroeger vaak afgedaan als ascertainmant bias
-> bewezen onstabiele trinucleotide repeats
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AVL2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.