Week 3
WG1: Probleemstelling & onderzoeksdesigns (theorie uit HC 1, 2 en
3)
Toelichting
Tijdens WG1 gaan de studenten oefenen met het opstellen va neen goede probleemstelling
(ook op basis van het PICO-principe), het typeren van de probleemstelling, en het kiezen van
het meest geschikte onderzoeksdesign. Aan de hand van casus-specifieke opdrachten wordt
nader ingegaan op de kenmerken, verschillen en zwakheden van de 5 kwantitatieve
onderzoeksdesign (experiment, quasi-experiment, case-controle onderzoek, cross-
sectioneel, en longitudinaal onderzoek) en belangrijkste kwalitatieve designs.
Leerdoelen
1. De student kan aan de hand van een concrete casus een wetenschappelijk
verantwoorde probleemstelling formuleren en deze typeren.
2. De student kan typeren welke van de 5 kwantitatieve onderzoeksdesigns en welke
van de belangrijkste kwalitatieve designs het meest geschikt is om een aangereikte
casus te onderzoeken en kan deze keuze beargumenteren.
3. De student kan in eigen woorden uitleggen wat de voordelen en nadelen zijn van een
gekozen onderzoeksdesign.
Opgave 1
1a. Formuleer de probleemstelling/vraagstelling zo precies mogelijk.
1b. Is de probleemstelling/vraagstelling in essentie beschrijvend, verklarend, voorspellend of
evaluerend van aard?
1c. Welk type onderzoeksdesign zou jij gebruiken om de probleemstelling/vraagstelling (zie
1a) te beantwoorden: experimenteel onderzoek (RCT), quasi-experimenteel onderzoek, of
een ander onderzoeksdesign (en zo ja: welke dan)? Motiveer kort jouw antwoord.
Als er een interventie is gedaan dan evaluerend!
Casus 1:
P: Bezoekers van het gezondheidscentrum
I: Het gezondheidscentrum uitbreiden met een apotheek
C: /
O: >30% van de bezoekers uit het gezondheidscentrum
,Stellen bezoekers van het gezondheidscentrum het op prijs als het gezondheidscentrum
wordt uitgebreid met een apotheek waardoor meer dan 30% van de bezoekers gebruik gaat
maken van de apotheek?
Beschrijvend
Cross-sectioneel onderzoek/transversaal/dwarsdoorsnede onderzoek, je wilt op één
moment weten hoe bezoekers van het gezondheidscentrum erover denken om een
apotheek toe te voegen in het gebouw. Je hoeft hiervoor niet terug in de tijd of in de
toekomst te kijken.
Als je het in één week uitvoert mag je het nog wel cross-sectioneel noemen.
Casus 2:
P: Studenten
O: Slaagkans voor het vak M&T
Hoe komt het dat studenten steeds meer klachten indienen over de zwaarte van de
tentamens, vooral die van de M&T-vakken en beweren dat de slaagkans voor die vakken de
laatste jaren zou zijn afgenomen, terwijl die voor andere vakken gelijk is gebleven of zelfs
omhoog is gegaan?
Verklarend
Longitudinaal trendonderzoek, want je kijkt steeds naar de M&T studenten van de
afgelopen jaren.
Casus 3:
P: Studenten
I: Voor enkele lastige vakken extra begeleiding aan bieden voor een beperkte groep
C: De groep zonder extra begeleiding
O: Hogere studieprestaties van de studenten
Hebben studenten die voor enkele lastige vakken extra begeleiding krijgen hogere
studieprestaties dan de groep studenten zonder extra begeleiding?
Evaluerend/ontwerpvraag
Quasi-experiment en dan non-equivalent groups design, je wilt de mensen die het lastig
vinden en slechte prestaties hebben indelen bij de groep met begeleiding. De groepen zijn
ongelijk en je gaat niet switchen.
Casus 4:
P: Mensen die vitaminepreparaten slikken
I: Mensen die vitaminepreparaten het gehele jaar door slikken.
C: Mensen die vitaminepreparaten alleen in de herfst en winter gebruiken.
O: De kans op verkoudheid en griep.
Hebben mensen die vitaminepreparaten het gehele jaar door slikken minder kans op
verkoudheid en griep dan mensen die de vitaminepreparaten alleen in de herfst en winter
gebruiken.
Evaluerend/ontwerpvraag
RCT en placebo gecontroleerde vergelijking, je wilt 2 groepen met elkaar vergelijken. Je
wilt dit het liefst randomiseren op toeval, want dan zijn de overige onafhankelijke en
,afhankelijke variabelen gelijk aan elkaar. Dan kun je na de winter de ene groep placebo-
pillen geven.
Casus 5:
P: Mensen op de cardiologische wachtlijst
I: Nieuwe manier van werken
O: Terugdringen van de lengte van de wachtlijst
Zullen de wachtlijsten voor cardiologische behandelingen in een regionaal ziekenhuis
afnemen door de nieuwe manier van werken bij cardiologie te veranderen?
Evaluerend
Follow-up/longitudinaal trendonderzoek, iedere meetmoment een andere populatie.
Dit kan niet via RCT, want je kunt mensen hiervoor niet laten randomiseren in 2 groepen. Dit
is iets medisch wat niet 1 groep welk krijgt en 1 groep niet. Is etisch niet verantwoord.
Casus 6:
P: Zwangeren van 35 jaar of ouder
I: Screenen op het syndroom van down door middel van de MLPA-techniek
C: Screenen op het syndroom van down door middel van het karyogram
O: Betrouwbaarheid van het opsporen van het syndroom van down
Is het screenen op het syndroom van down bij zwangeren van 35 jaar of ouder
betrouwbaarder met de MLPA-techniek of het karyogram?
Evaluerend/ontwerpvraag
Cohortonderzoek om de zwangeren te volgen en uiteindelijk te kijken of ze syndroom van
down hebben. Je laat de Laborant blinderen zodat die niet ziet wat de uitkomst was.
1d. Noem de voor- en nadelen van de onder 1c gekozen type onderzoeksdesign.
RCT
+ Door de randomisatie zijn de onafhankelijke variabelen van beiden groepen
nagenoeg gelijk zijn.
+ Enige design waarmee je oorzaak/gevolg (causaal verband) mee kunt oplossen.
+ Door 0-meting/voormeting weet je wie er in je groep zitten.
- Niet altijd ethisch.
- (Selectieve) uitval na randomisatie kan interne validiteit ondergraven.
- Kostbaar door strikte check inclusie-/exclusiecriteria.
- Niet iedereen wil zich laten randomiseren
Quasi-experiment
+ Goede oplossing als je inzicht wil krijgen als mensen zich niet willen laten
randomiseren.
+ Door voormeting weet je wie er in je groep zitten.
+ Je kunt aan switching replications design doen, dus dat mensen van bv de
experimentele groep naar de controlegroep gaan.
- De onafhankelijke variabelen van beiden groepen zijn niet altijd gelijk, waardoor een
uitkomst ook door andere onafhankelijke variabelen kan komen en je dus geen
causaal verband mag trekken.
,Case-controle onderzoek
+ Opsporen van cases (ziektegevallen) kan altijd, vooral als ziekte erg zeldzaam is.
+ Geen lange latentietijd (niet wachten totdat uitkomst optreedt)
+ Efficiënt
- Je kunt de cases en controles moeilijk verifiëren. Wie noem je wat?
- Is determinant vrij van systematische meetfouten. Door terug in de tijd te gaan weet
je niet altijd precies wat je meet of mensen zich niet vergissen.
- Moeilijk te bepalen of alle relevante determinanten te meten.
Cross sectioneel onderzoek
+ Groot aantal personen snel ondervraagd.
+ Goedkoop; gebruik van standaardvragen, eenvoudig te coderen.
- Selection of participation bias, misschien heb je net de mensen gevangen die heel
positief zijn.
- Veelal retrospectief: recall bias (herinneringseffectief)
- Nooit oorzaak-gevolg uitspraken want het is 1 meetmoment.
Longitudinaal onderzoek
+ Inzicht in ontwikkeling uitkomst en/of determinant over de tijd
+ Goede blik op determinant-uitkomst relaties (meerdere meetmomenten). Je kunt
uitkomst en determinanten wel los van elkaar trekken, dus oorzaak en gevolg
koppelen (maar geen causaal verband).
- Hoge kosten
- Duurt lang
- Veel administratie (meerdere determinanten, uitkomsten en bijhouden cohort
- Interpretatieproblemen (uitkomstrelaties worden beïnvloed door meelopende
andere determinanten + confouders)
Opgave 2
2a. Welke onderzoeksopzet is volgens jou het meest geschikt voor een onderzoek waarmee
getoetst kan worden of deze indruk feitelijk correct is?
Niet goed:
Case-controle onderzoek Je gaat terug in de tijd kijken sinds wanneer leerlingen
hoofdpijnklachten kregen. Deze cases (ziektegevallen) ga je opsporen, door de oorzaak te
achterhalen. Er wordt gekeken of deze hoofdpijnklachten ook voor de zendmast ontstonden.
NIET GOED, want mensen weten niet meer of ze 1 jaar geleden hoofdpijnklachten hadden.
We kunnen niet zo veel.
Wel goed:
Prospectief Cohort We kunnen scholen met elkaar vergelijken door maandelijks te vragen
aan kinderen of ze hoofdpijn hebben en vergelijken of de ene school meer hoofdpijn heeft
dan de andere. Maar de onafhankelijke variabelen verschillen dan.
2b. Is het mogelijk aan te tonen dat er een causaal verband is tussen de UMTS-mast en het
ontstaan van hoofdpijnklachten? Zo ja: hoe?
Nee.
,Een RCT is nodig om een causaal verband op te sporen. Je kunt geen groep maken met
zendmast en zonder zendmast waarbij de andere determinanten gelijk zijn, want de
determinant ‘school’ zal ook altijd verschillen.
Je kunt een conceptueel model maken en kijken welke andere factoren voor de hoofdpijn
kunnen zorgen.
Opdracht 3
3a. Formuleer de probleemstelling/vraagstelling, bijvoorbeeld met behulp van PICO.
P: De patiënten die in het bestand staan bij de huisarts
I: /
C: /
O: Probleem komt meer voor in grote steden dan op het platteland
O: Probleem komt meer voor bij bepaalde bevolkingsgroepen dan bij andere
Komt tuberculose meer voor bij mensen in grote steden dan op het platteland en komt
tuberculose meer voor bij bepaalde bevolkingsgroepen dan bij andere?
3b. Is de probleemstelling/vraagstelling in essentie beschrijvend, verklarend, voorspellend of
evaluerend van aard?
Evaluerend/ontwerpvraag FOUT want je doet geen interventie
GOED: Beschrijvend
De probleemstelling/vraagstelling is in principe zowel te onderzoeken met een cohortstudie
als met een patiënt-controleonderzoek (case-control study).
3c. Beschrijf in het kort de onderzoeksopzet als de probleemstelling/vraagstelling wordt
onderzocht met een cohortstudie.
Bij een cohortstudie worden metingen bij ieder individu op een aantal achtereenvolgende
tijdstippen herhaald. Je maakt eerst een groep en dan bepaal je de aanwezige
risicoverschijnselen, dus die op platteland of in de steden wonen. Je gaat kijken of ze ziek
worden.
Bij retrospectief ga je kijken of de ziekte is gekomen. Dit hoeft dus niet.
Dus gebruiken we prospectief cohort, waarbij we meerdere groepen gaan volgen in de
toekomst.
Groep 1: Platteland, Zuid-Nederland
Groep 2: Platteland, Noord-Nederland
Groep 3: Stad, Zuid-Nederland
Groep 4: Stad, Noord-Nederland
In elke groep zitten 100 mannen en 100 vrouwen, mensen met verschillende leeftijden die in
de 4 groepen gelijk zijn, mensen met verschillende geboortelanden die in de 4 groepen gelijk
zijn.
Elke 4 maanden meten we de deelnemers op tuberculose en na een tijdje kunnen we
verschillen gaan bekijken per groep.
3d. Beschrijf in het kort de onderzoeksopzet als de probleemstelling/vraagstelling wordt
onderzocht met een patiënt-controleonderzoek.
, Bij case-controle onderzoek gaan we terug in de tijd waar de patiënt 0 is. Dan gaan we de
case tuberculose erbij zoeken.
We pakken 500 mensen die tuberculose hebben en gaan kijken wat er is gebeurd in de tijd
dat ze 0 waren en tuberculose hebben gekregen. We letten dan op het geslacht, de leeftijd,
geboorteland, waar ze woonachtig waren/zijn en welke bevolkingsgroep.
We vergelijking dit met 500 mensen die geen tuberculose hebben maar waarbij de andere
determinanten overeen komen.
Case: mensen met tuberculose
Controle: mensen zonder tuberculose
3e. Heb jij in deze cases een voorkeur voor cohortstudie of patiënt-controleonderzoek?
Motiveer jouw antwoord.
Bij cohort moet je kijken in het grote bestand van 100000 mensen wie er uiteindelijk
allemaal tuberculose hebben gekregen.
Veel efficiënter om te gaan kijken wie heeft er tbc, evenveel controles erbij zoeken.
Voorkeur voor case-controle onderzoek, omdat je dan tenminste wel weet of ze tuberculose
hebben (gehad). Bij prospectief cohort gaat je populatie misschien niet eens tuberculose
krijgen of maar een enkeling en doe je het voor niks.
Ook bij retrospectief cohort kijk je naar het verleden, maar hoeft het niet te betekenen dat
iemand de ziekte heeft gehad.
Opgave 4
4.1 C
Het hanteren van strikte in- en exclusiecriteria verhoogt de interne validiteit (=de mate
waarin de trial meet wat hij zou moeten meten). De groepen worden gelijker.
En dus niet de externe validiteit (=de mate waarin de onderzoeksresultaten generaliseerbaar
zijn naar andere situaties dan die in het onderzoek), want je maakt de groep die mee doet
aan het onderzoek heel gelijk waardoor die meer verschilt van de rest. Dus bv alleen bij
mannen met bepaalde bloedwaarde is gelijk, dus intern wel, maar extern zoals vrouwen
weet je niet of het wel/niet werkt.
4.2 D
Indien gestratificeerde randomisatie wordt toegepast … (Toewijzing 50%-50%, rekening
houdend met een belangrijke factor (stratum) die de uitkomst beïnvloedt. Stratificeren op bv
leeftijd, opleidingsniveau, geslacht. Zorgen dat je overal evenveel hebt in elke groep)
Worden deelnemers aan een onderzoek eerst ingedeeld in relevante groepen en daarna
binenn hu neigen groep gerandomiseerd.
4.3 D
Indien een kleine groep van 16 proefpersonen obv toeval wordt toegewezen aan
behandelingen A en B, verwacht je dat gemiddeld genomen 8 personen worden toegewezen
aan behandeling A en 8 aan behandeling B. bij welke van onderstaande
randomisatiemethodes is de kans op een onevenwichtige verdeling het grootst?
Simpele randomisatie 1:1 (muntje opgooien)
Nadeel: kan niet verlopen zoals je zou willen door kleine aantallen. Dus niet doen bij kleine
aantallen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mandydaniels1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.35. You're not tied to anything after your purchase.