De samenleving bestaat uit mensen die ieder hun individuele belangen nastreven.
We spreken van een staat als er een gemeenschap is van mensen op een bepaald grondgebied,
waarover een organisatie het hoogste gezag uitoefent.
De drie elementen van een staat zijn: grondgebied, gemeenschap van mensen en het hoogste gezag.
Het grondgebied van ene staat, het territorium, kent grenzen die soms na talloze oorlogen tot stand
zijn gekomen en in een verdrag met de buurlanden zijn vastgelegd.
De gemeenschap wordt gevormd door mensen die daartoe behoren vanwege hun afstamming of die
op eigen verzoek de nationaliteit van de staat hebben gekregen.
Gezegd is van de staat waarbij het een exclusieve zeggenschap heeft op en over zijn gehele
grondgebied. Het hoogste gezag van de staat is gericht op het scheppen en handhaven van de orde
en recht.
Geweldsmonopolie houdt in dat met het hoogste gezag van de staat geweld mag gebruiken om te
zorgen dat burgers niet voor eigen rechter gaan spelen.
Soeverein bij de overheid houdt in dat het zelfstandige en ondeelbare dragend is voor het hoogste
gezag.
Rechtspersoon is een zelfstandige drager van rechten en plichten.
Algemeen belang draait de hele staat om. Datgene wat in het belang is van de meeste burgers en van
de staat als geheel.
Publiekrecht rechtsgebied dat de verhouding tussen de overheid en de burgers regelt.
Burgerlijk recht rechtsgebied dat de rechtsverhoudingen tussen personen regelt.
Staatsrecht rechtsgebied dat de inrichting van de staat en het optreden van de overheid regelt.
Bestuursrecht rechtsgebied dat de manier regelt waarop de staat wordt bestuurd.
Strafrecht rechtsgebied dat de verhouding en bestraffing van personen regelt.
De rechtsregels die in het staatsgezag en de organisatie van de staat vastleggen, worden constitutie
of staatsregeling genoemd.
Het Statuut de organisatie van het Koninkrijk en de onderlinge verhoudingen en samenwerking
tussen Nederland en de overzeese delen van het Koninkrijk .
Een organieke wet krijg je als de grondwet bepaald dat iets nader geregeld moet worden in een wet
in formele zin, een wet dus van de regering en de Staten-Generaal.
Van gewoonterecht is sprake als een bepaald gebruik waarvan men vindt dat het juridisch gezien zo
hoort, een zekere tijd voortduurt.
Jurisprudentie is het gehele aan rechterlijke uitspraken.
,Aantekening hoorcollege 1:
4 kenmerken van een staat:
- De staat heeft een grondgebied
- De staat heeft bevolking
- Er is sprake van uitoefening van macht of gezag
- Erkenning van een staat door andere staten
Het staatsrecht omvat al het geldende recht inzake de inrichting van de overheidsorganisatie en haar
machtsuitoefening.
Legaliteitsbeginsel is gericht op elk overheidsoptreden dat het op een wettelijke grondslag berust.
Het legaliteitsbeginsel gaat over twee dingen: ten eerste moet alles wat de overheid doet gebaseerd
zijn op de wet. De overheid mag bijvoorbeeld geen belastingen heffen die niet in de wet staan. Ten
tweede mogen nieuwe wetten niet met terugwerkende kracht worden toegepast. Dit zie je vooral bij
het strafrecht, in ene rechtsstaat mag namelijk niemand worden veroordeeld voor ene handeling die
nog niet verbonden was op het ogenblik waarop die plaats vond.
Democratiebeginsel is gericht op dat het volk direct de volksvertegenwoordiger in de 1 e en 2e kamer
kiest. Dus het volk bepaald de nieuwe wetgeving.
Machtenscheiding oftewel de trias politica
1. Wetgevende macht: het parlement.
2. Uitvoerende macht: de regering.
3. Rechtsprekende macht: rechtbanken, gerechtshoven en de hoge raad.
Organieke wet is een wet die ontstaan is op basis van de grondwet en een onderwerp nader regelt.
Niet de hele machten zijn van elkaar gescheiden er is een gedeelde bevoegdheid bij wetgeving en
bestuur. Er gaat controle over en weer tussen de regering en de Staten-Generaal.
Een rechter moet onpartijdig zijn en onafhankelijk. De rechter toetst het optreden van beide andere
staatsmachten op rechtmatigheid.
Waarborging grondrechten:
- Klassieke grondrecht: bescherming tegen de overheid.
- Sociale grondrechten: prestatie van de overheid.
- Grondrechten scheppen een staatsvrije sfeer: zij bevatten onthoudingsverplichtingen vor de
overheid.
Lesweek 2: praktisch staatsrecht (H3.3, H4.1 en H4.3)
Nederland is een constitutionele monarchie, dat wil zeggen een koninkrijk dat is vastgelegd in een
staatsregeling. Met deze staatsregeling is het de bedoeling dat de macht verdeeld wordt in een land.
De koning is het staatshoofd van Nederland en tevens het staatshoofd van het Koninkrijk der
Nederlanden. Hij is de drager van de Kroon der Nederlanden. De regering van de staat wordt ook wel
de Kroon genoemd. De koning is echter niet het hoofd van de regering, dat is de minister president.
De Kroon der Nederlanden is de drager oftewel de koning. Het is vooral ene symbolische functie.
De Kroon is staatsrechtelijk gezien van grotere betekenis. Artikel 42, lid 1 Grondwet: de regering
wordt gevormd door de koning en ministers. Dit uit zich onder andere in het feit dat de Koning alle
wetten en besluiten van de regering ondertekend. Artikel 47 Grondwet.
Elk jaar op de derde dinsdag van september spreekt de Koning de troonrede uit. Artikel 65 Grondwet.
De koning is onschendbaar en de ministers zijn verantwoordelijk voor de acties van de koning. Dit
noemen we de ministeriële verantwoordelijkheid. Artikel 42, lid 1 Grondwet.
De koning en de vermoedelijke troonopvolger zijn, evenals hun echtgenoten, lid van het Koninklijk
Huis en ontvangen jaarlijks een inkomen van de Nederlandse staat.
De Staten-Generaal vertegenwoordigt het gehele Nederlandse volk. Artikel 50 Grondwet. De Staten-
Generaal bestaat uit twee kamers: de eerste en tweede kamer.
De Koning en de Staten-Generaal samen vormen de formele wetgever. Artikel 80 Grondwet. Hiermee
is een van de fundamenten van de rechtstaat gelegd, aangezien elk publiekrechtelijk
overheidsoptreden uiteindelijk gebaseerd zijn op een wet in formele zin.
Een Koninklijk Besluit moet altijd door een minister ondertekend worden, zo voorkomt men dat de
Koning als enige de macht heeft. Een medeondertekening van een minister noemen we een
contraseign. Artikel 47 Grondwet
Ministers en staatssecretarissen moeten aan de kamers elk afzonderlijk en in de verenigde
vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen geven;
inlichtingenplicht. Artikel 68 Grondwet
Als uitvloeisel van de inlichtingenplicht kunnen de leden van de Eerste en Tweede Kamer hen
schriftelijk of mondeling vragen stellen; vragenrecht. Of kan hen ter verantwoording roepen; recht
van interpellatie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisa1258. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.73. You're not tied to anything after your purchase.