H1 inleidende begrippen, H2 uitwisselingsprincipes, H3 staalvoorbereiding, H4 chromatografie (dunnelaag- en gaschromatografie volledig, vloeistofchromatografie niet volledig --> cursus was nog niet afgewerkt. Ik behaalde een 14/20 voor dit vak in 1ste zit. Ik kreeg les van mevrouw Muylaert. De s...
Chromatografie is gebaseerd op oplosbaarheid, grootte, vluchtigheid, polariteit en adsorptie. Het geeft
identificatie en kwantificatie weer. Er worden 2 niet mengbare fasen gebruikt:
MF: gas of vloeistof
SF: vloeistof of vaste stof
Snelheid = tijd dat de component doorbrengt in de MF. De componenten die een verschillende wisselwerking
vertonen met de SF en MF migreren met een verschillende snelheid.
Kolomchromatografie
Chromatogram geeft het verband weer tussen het detectorsignaal en de tijd die verloopt vanaf de start van de
scheiding.
Retentietijd Tr = de tijd tussen het begin van de scheiding en het verschijnen van de piekmaximum
Dode tijd = Tm of T0 = de tijd die een onvertraagde component in de MF nodig heeft om door de
kolom te stromen
Retentievolume = Vr = tr . u
o MF stroomt doorheen de kolom met een cte snelheid
Baseline width w = breedte van de piek gemeten aan de basis (helling extrapoleren)
Resolutie Rs = mate waarin de stoffen gescheiden worden gedurende de looptijd
o (Tr1 -Tr2)/((W1+W2)/2)
o Rs= 1,5 = ideaal
Dunnelaagchromatografie ( planaire)
Retentiefactor Rf = 0-1
SF = vast (silicagel of aluminiumoxide) of vloeibaar (cellulosepoeder met een waterlaag)
o Als een dunne laag op een vlakke glas-, aluminium of kunststofplaat aangebracht
MF = organisch solvent of mengsel van solventen
o Beweegt door capillaire krachten over de stationaire fase
Analytisch = minimale hoeveelheid om de samenstelling te achterhalen
Preparatief = individuele componenten van het mengsel in zuivere toestand isoleren
H2: UITWISSELINGSPRINCIPES
1
,2.1 ADSORPTIECHROMATOGRAFIE
Scheidingstechniek waarbij verbindingen vanuit de MF geabsorbeerd worden aan een actief oppervlak van de
SF. Het is gebaseerd op de interacties tussen een analyt en de gefixeerde actieve plaatsen op een vast
adsorbens (SF)
Adsorbens = een actieve, poreuze, vaste substantie met een groot oppervlak.
Die actieve plaatsen zijn bv silanolgroepen/hydroxylgroepen. Ze interageren met de polaire functionele groep
van de te scheiden component
Chemisch gemodificeerde silicagel = bonden phases = silanolgroepen aan het opp van de silicagel reageren met
een organochloorsilaan of organoalkoxysilaan ter vorming van siloxaanverbinding.
Scheidingstechniek waarbij de stoffen zich verdelen tussen de MF en de SF. Het is gebaseerd op verschil in
oplosbaarheid van de componenten in de SF en MF. De polariteit is hierbij van groot belang.
Water > carbonzuren > amiden > sulfoxides > sulfonverbindingen > aminen en alcoholen > aldehydes en
ketonen en esters > ethers > sulfiden > halogeenalkanen > aromatische KWS> alkenen > alifatische KWS
SF = een dunne film van vloeistof op een vaste drager. SF kiezen die overeenkomt met de polariteit van de
analyten.
MF = vloeistof of gas. MF kiezen die overeenkomt met een andere polariteit van de analyten.
Principe van de scheiding is zoals een extractie: tijdens het schudden worden de componenten over beide
fasen verdeeld. Één fase wordt er plaatse gehouden terwijl de andere eroverheen beweegt.
LLC:
Normal phase
o SF is polair, MF is apolair
o Elutievolgorde: apolair polair
Reversed phase
o SF is apolair, MF is polair
o Elutievolgorde: polair apolair
Reversed phase
De polariteit van de silicadeeltjes keert om door derivatisatie van de vrije silanolgroepen met apolaire
functionele groepen. Voorbeelden:
-C18 (en -C8) = ODS-kolom = octadecylsilaanmoleculen gebonden op de silicapartikels van de packing
o Reactie moet volledig doorgevoerd worden om adsorptie te vermijden
o Sterische hinder: sommige silanolgroepen zijn niet toegankelijk. Oplossing: endcapping met
trimethylchlorosilaan (TMS).
o Bonden phase
-Fenyl
-cyanopropyl
Voor de scheiding van niet ionogene verbindingen wordt voor de MF een waterige bufferoplossing
gecombineerd met een geschikt organisch oplosmiddel gekozen (modifier).
2
, Voor ionogene verbindingen moet er rekening gehouden worden dat het zuur in de waterfase kan voorkomen
als ongedissocieerd zuur en als anion. Hierbij is dus de keuze van pH belangrijk en een geschikte buffer.
Ionogene verbindingen die bij de heersende pH geïoniseerd zijn vertonen weinig affiniteit voor de apolaire SF,
waardoor de retentietijd afneemt.
Bij reversed phase ionpaarchromatografie wordt een organisch lipofiel tegenion toegevoegd. Het vormt een
coplex met het geïoniseerd analyt met een netto neutrale lading. Dit complex vertoont wel een grote affiniteit
voor de SF, waardoor de retentietijd toeneemt.
2.3 IONENUITWISSELINGSCHROMATOGRAFIE
Een scheidingstechniek waarbij ionen uit de MF worden aangetrokken aan tegengestelde geladen ionen van de
SF (hars).
SF = inerte drager (kunsthars) waarop geladen functionele groepen gebonden zijn
Kationenuitwisselaar (-): trekt kationen aan
Anionenuitwisselaar (+): trekt anionen aan
MF = vloeistof: gebufferde waterige oplossing
De SF heeft de grootste affiniteit voor ionen met een hogere lading. Indien ze dezelfde lading hebben zullen de
ionen met een klein hydratatievolume een betere affiniteit hebben voor de ionenuitwisselaar.
Voorbeeld 1
EW zowel + als – geladen. Afhankelijk van de pH van de oplossing. (hier nu – geladen)
1) Laden van de ionenuitwisselaar met tegenionen = equilibratie
o De anionenuitwisselaar wordt geladen met anionen van de buffer
2) Opbrengen van het staal en interactie van de analyten met de ionenuitwisselaar
o Competitie tussen de – ionen van de eiwitten en de – ionen van de buffer retentie
o De affiniteit van de EW voor de SF is afhankelijk van het aantal geladen groepen op het EW (pH)
en van de eiwitconcentratie
3) Elutie van de analyt: retentietijd reduceren
o pH wijzigen: verandering in totale lading van het EW verschillende EW hebben verschillende pI-
waarde verschillende retentietijd
o Ionenconcentratie doen toenemen van de MF (competitie): verschillende sterktebinding
resulteert in een verschillende retentietijd
4) Wasstap
o Ionensterkte buffer nog meer doen toenemen
Voorbeeld 2
Scheiding van 2 nucleotiden, uridinemonofosfaat en uridinidifosfaat anionenuitwisselaar
Voorbeeld 3 (toepassing)
Ontharden van water voor een afwasmachine m.b.v. een sterk zure kationenuitwisselaar.
De keuze van de ionenuitwisselaar hangt af van de bekomen resolutie en van de stabiliteit van het EW bij de
vereiste pH range tijdens de chromatografie. De keuze wordt gemaakt op basis van:
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fbt2018. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.37. You're not tied to anything after your purchase.