Inhoudsopgave
Cardiovasculair risicomanagement (CVRM).................................................................................................... 2
Hypertensie, vochtbalans en oedeem..................................................................................................................2
Atherosclerose en myocardinfarct.......................................................................................................................9
Fysiologie pancreas en Diabetes Mellitus type 2...............................................................................................15
Metabool syndroom...........................................................................................................................................19
De Buik........................................................................................................................................................ 22
Diarree / obstipatie / PDS / divertikelziekte / lactose-intolerantie....................................................................22
Fysiologie lever en alcoholisme..........................................................................................................................30
,Cardiovasculair risicomanagement (CVRM)
Hypertensie, vochtbalans en oedeem
De DIO kan de fysiologie van het hart en de bloedsomloop beschrijven en koppelen aan de
pathofysiologie van hypertensie.
Normale fysiologie:
Het hart trekt samen (systole) en pompt daarbij bloed met een bepaalde kracht in de
slagaders. Hierdoor ontstaat een druk op de slagaderwand: de bloeddruk. Als het hart
daarna opnieuw ontspant (diastole), wordt er bloed uit de aders aangezogen. Het hart vult
zich opnieuw met bloed en dit rondje begint opnieuw.
De bloeddruk wordt meestal gemeten aan de bovenarm.
- Bovendruk / systolische bloeddruk: dit is de hoogste druk en wordt veroorzaakt door
de samentrekking van het hart (linkerkamer).
- Onderdruk / diastolische bloeddruk: de laagste druk en wordt gemeten op het
moment dat het hart ontspant.
De normale bloeddruk bij een volwassene bedraag 120/80 mmHg (millimeters kwikdruk).
De bloeddruk in de slagaders is afhankelijk van de volgende factoren:
- De vullingstoestand van de bloedvaten, hoe voller, des te hoger de druk.
- De hoeveelheid bloed die het hart per hartslag uitpompt (slagvolume). Bij inspanning
zal het hart meer bloed uitpompen en neemt de bloeddruk toe.
- De veerkracht (elasticiteit) van de wand van de slagaders. Hoe elastischer, hoe lager
de bloeddruk.
- De weerstand waarmee het bloed te maken krijgt in de slagaders (perifere
weerstand). Deze hangt af van de stroperigheid (viscositeit) van het bloed, de
wrijving tegen de vaatwanden en de mate waarin de kleinere slagaders open staan
(vasodilatatie) of vernauwend zijn (vasoconstrictie).
Om alle organen, weefsels en cellen van voldoende zuurstof en voedingsstoffen te voorzien
en koolzuurgas en afvalstoffen af te voeren, moet de bloedsomloop voldoende functioneren.
Om de bloeddruk te regelen, gebruikt het lichaam een aantal mechanismen:
- Neurale regulatie
o De kleine slagaders (arteriolen) worden vanuit het zenuwstelsel (hersenstam)
gestimuleerd om te sluiten (vasoconstrictie) of juist open te gaan
(vasodilatatie). Hoe verder open, des te lager de bloeddruk.
o De activiteit van het hart (contractiekracht en hartfrequentie) kan via
zenuwen (sympathicus) worden gestimuleerd of geremd.
- Hormonale regulatie
o ADH: als het bloed geconcentreerder wordt, geeft de hypofyse het hormoon
ADH af. Dit zorgt ervoor dat de nieren extra water aan de urine onttrekken,
waardoor er meer water (volume) in de bloedvaten terechtkomt.
Bloedvolume en bloeddruk nemen dan toe.
o Renine: op het moment dat er te weinig bloed door de nier stroomt (lage
, bloeddruk) maakt de nier renine aan. Dit zorgt voor de productie van een
andere stof, angiotensine. Dit wordt door een bepaald proces omgezet in
angiotensine II.
o Angiotensine II: veroorzaakt vernauwing van de kleine slagaders (arteriolen);
bloeddruk neemt toe. Het stimuleert ook de aanmaak van aldosteron.
o Aldosteron: een hormoon dat wordt gemaakt in de bijnierschors. Het zorgt
ervoor dat de nier extra NA+-ionen en daarmee extra water uit de urine haalt.
Hierdoor stijgt de bloeddruk. Dit maakt deel uit van RAAS (renine-
angiotensine-aldosteron-systeem).
o Natriuretische factor: als het hart (over)belast wordt en de wand wordt
opgerekt, komt de natriuretische factor vrij. Het effect van deze stof is een
versterkte afgifte van NA+-ionen en water met de urine en daarmee verlaging
van de bloeddruk.
o Adrenaline: wordt in bijniermerg gevormd. Het stimuleert de hartactie en
vernauwt de kleine slagaders in bijvoorbeeld de huid en de
spijsverteringsorganen. In de skeletspieren zorgt het voor vaatverwijding. Het
uiteindelijke effect is ook dat het bloeddruk verhogend is.
o Noradrenaline: vergelijkbaar effect als adrenaline, maar zorgt tevens voor
vernauwing van de slagadertjes in de skeletspieren. Dus een bloeddruk
verhogend effect.
o Histamine: komt vrij bij de beschadiging van weefsel en leidt tot het opengaan
van kleine slagaders in het beschadigd gebied (ontsteking) en daarmee tot
een bloeddruk daling.
Pathofysiologie hypertensie:
Bij hypertensie is de bloeddruk te hoog, hiervan is sprake als de bloeddruk bij meerdere
metingen te hoog is. Een langdurig te hoge bloeddruk beschadigd de slagaders en leidt tot
overbelasting van het hart.
De meest voorkomende en behandelbare oorzaken van secundaire hypertensie zijn:
- Medicatie
- Cocaïne- en alcoholmisbruik
- Overmatige werking van de bijnierschors, waardoor te veel cortisol wordt
geproduceerd. Als er ook een teveel aan aldosteron ontstaat, heeft dit tot gevolg dat
er natrium- en vochtretentie optreed en daarmee verhoging van de bloeddruk.
- Overmatige werking van het bijniermerg door een feochromocytoom (tumor van de
cellen die noradrenaline en adrenaline produceren).
- Renovasculaire hypertensie ten gevolge van een vernauwing van de nierslagader. Als
de nierslagaders vernauwd is, krijgt de nier te weinig bloed. De bloeddruk in de nier
daalt dan, met gevolg dat deze meer renine gaat produceren. Dit leidt tot productie
van angiotensine en afgifte van aldosteron, deze hebben een bloeddruk verhogend
effect.
- Nierfunctieproblemen: als de nieren onvoldoende vocht uitscheiden met de urine
blijft er meer vocht in de bloedvaten. Hierdoor neemt het bloedvolume toe en stijgt
de bloeddruk.
- Vernauwing van de aorta of halsslagader, waardoor de druksensoren een te lage druk
meten.
Factoren die een rol spelen bij het ontstaan van hypertensie:
, 1. Slagvolume & hartfrequentie stijgt, bijvoorbeeld door stress, roken en inspanning
2. Vasthouden van vocht en zout bijvoorbeeld door nierafwijkingen, overmatig
zoutgebruik, hormonale stoornissen
3. Vasoconstrictie door roken (nicotine) en stress & toegenomen viscositeit van het
bloed door toename van het aantal rode bloedcellen
4. Atherosclerose / arteriosclerose bijvoorbeeld bij hoog cholesterol, veroudering, DM,
obesitas
Nummer 1 & 2 zorgen voor een verhoging van de vulling van de slagaders.
Nummer 3 & 4 zorgen voor een verhoging van de perifere weerstand.
En nummer 4 zorgt ook voor een verlaging van de elasticiteit van de slagaderwand.
Deze drie dingen kunnen elk leiden tot hypertensie.
De DIO kan de begrippen vochtbalans, intra- en extracellulaire ruimte en oedeem
uitleggen en toepassen op relevante ziektebeelden zoals hypertensie.
Vochtbalans: De totale hoeveelheid water in het lichaam van een gemiddelde volwassene is
ong. 60% van het lichaamsgewicht.
Intracellulaire ruimte: De ruimte binnen de cel. De intracellulaire vloeistof wordt grotendeels
gereguleerd door de cellen zelf. Het celmembraan heeft selectieve opname- en
uitscheidingsmechanismen.
Toch is bijvoorbeeld het natriumgehalte bijna 10x zo hoog in de extracellulaire vloeistof.
Natrium beweegt wel met de concentratiegradiënt mee, maar door de kalium-natriumpomp
wordt de natrium ook weer naar buiten de cel gepompt. ATP, kalium en eiwitten komen dan
weer in hogere concentraties voor binnen de cel.
Extracellulaire ruimte: De ruimte buiten de cel. De extracellulaire vloeistof bestaat
voornamelijk uit bloed, plasma, lymfe, cerebrospinale vloeistof en vloeistof in de interstitiële
ruimtes in het lichaam. Interstitiële of intercellulaire vloeistof (weefselvocht) bevochtigt alle
cellen van het lichaam met uitzondering van de buitenste huidlagen. Deze vloeistof vormt
het medium waardoor stoffen vanuit het bloed naar de lichaamscellen gaan en vanuit de
cellen naar het bloed.
Elke lichaamscel die in contact staat met dit vocht is voor zijn welzijn direct afhankelijk van
de samenstelling ervan. Een kleine verandering kan al blijvende schade toebrengen. Daarom
wordt deze samenstelling zorgvuldig gereguleerd.
Oedeem: is een ophoping van vocht op plaatsen in het lichaam waar vocht normaal niet of
nauwelijks aanwezig is. Dit ontstaat wanneer vocht op bepaalde plaatsen niet kan worden
afgevoerd via de bloedsomloop. Oedeem kan onschuldig zijn, maar kan ook wijzen op een
ernstige, onderliggende aandoening, zoals hartfalen of nierfalen.
De DIO kent de pathofysiologische analyse van hypertensie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hildef. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.68. You're not tied to anything after your purchase.