Een samenvatting van de LWEO lesbrief Economische Crisis. Alle zeven hoofdstukken zijn samengevat, en aan het eind van iedere tekst staan de beknopte begrippen van dat bijbehorende hoofdstuk.
Economische crisis
Hoofdstuk 1. De grote recessie
Recessie= als het bruto binnenlands product (bbp) twee kwartalen achter elkaar krimpt.
Een langdurige is een crisis. Lage rente, veroorzaakt door meer besparingen (o.a. door
vergrijzing) en afname van investeringen (aanbod hoog, vraag laag op de
vermogensmarkt), is vaak de oorzaak.
De klassieke theorie: in hoofdzaak micro-economisch. Het marktmechanisme zorgt voor
evenwicht, en als hierbij ingegrepen wordt ontstaat een economische crisis. Productie →
inkomen → consumptie + sparen → investeringen. De bestedingen zijn macro-
economisch gelijk aan het aanbod. De wet van Say: er kan geen vraag ontstaan zonder
aanbod.
Keynesiaanse visie: in hoofdzaak macro-economisch. De effectieve vraag zakt bij
recessie: met prijsdaling daalt de consumptie omdat bestedingen worden uitgesteld →
neerwaartse spiraal van deflatie en werkloosheid.
Als effectieve vraag < normale bezetting = onderbesteding/ laagconjunctuur
Als effectieve vraag > normale bezetting = overbesteding/ hoogconjunctuur
Volgens Keynes moet de overheid anticyclisch conjunctuurbeleid het
bestedingsevenwicht bereiken. Bij laagconjunctuur verlaagt de centrale bank de rente
om sparen te ontmoedigen. De sociale zekerheid fungeert als een automatische
conjunctuurstabilisator. De financiën van de overheid verslechteren door een
laagconjunctuur
Begrippen H1
aandeel: verhandelbaar bewijs van mede-eigendom. Winst → dividend
AFM: Autoriteit Financiële Markten: toezicht op sparen, beleggen, verzekeren, lenen
afremmend beleid: beleid om de groei van de effectieve vraag af te remmen
anticyclisch conjunctuurbeleid: conjunctuurschommelingen dempen: als het slecht gaat
verlaagt de overheid de belasting of vergroot de overheidsbestedingen
arbeidsverdeling: het productieproces splitten voor een vergrote arbeidsproductiviteit
bestedingsevenwicht: als de totale bestedingen in een land = productiecapaciteit
beurskoers: prijs van aandelen/ obligaties op de effectenbeurs
bruto binnenlands product (bbp): toegevoegde waarde van alle bedrijven en overheid
centrale bank: voert monetair beleid uit, houdt toezicht op financiële instellingen, zorgt
voor uitgifte van bankbiljetten, beheert deviezenvoorraad
conjunctuur(cyclus): schommelingen in bestedingsniveau t.o.v. de trendmatige groei
,debiteurenrisico: kans dat iemand aan wie geld is uitgeleend niet terugbetaald
deflatie: daling van het algemeen prijsniveau
dividend: winstuitkering aan aandeelhouders van een nv of bv
effectieve vraag: (=totale bestedingen), vraag die leidt tot bestedingen
eigen vermogen: door eigenaren ingebracht geld. Waarde van bezittingen – schulden
geldillusie: geldwaarde verkeerd inschatten, m.b.t. de nominale waarde
geldmarkt: kortlopende leningen met een looptijd van max. twee jaar
geldschepping: vergroting van de maatschappelijke geldhoeveelheid
hefboomwerking: winst of verlies dat over het vreemd vermogen wordt gemaakt
waardoor het rendement over het eigen vermogen groter of kleiner wordt
hoogconjunctuur: stijging bestedingen en productie, nationaal inkomen > trendmatig
hypothecaire lening: lening met onroerend goed als onderpand
inflatie: stijging van het algemeen prijsniveau
kapitaalmarkt: langlopend en permanent vermogen: obligaties, aandelen, hypothecaire
leningen. Deel van de vermogensmarkt.
laagconjunctuur: daling bestedingen en productie, nationaal inkomen < trendmatig
liquiditeit: zonder verlies aan opeisbare verplichtingen kunnen voldoen qua vermogen
marktmechanisme: prijs en hoeveelheid komen tot stand door vraag en aanbod
nominale rente: rentepercentage dat de bank geeft of vraagt voor sparen/ lenen
obligatie: schuldbekentenis voor een langlopende lening van meer dan 2 jaar
onderbesteding: totale bestedingen < productiecapaciteit
overbesteding: totale bestedingen > productiecapaciteit
overheidssaldo: verschil tussen inkomsten en uitgaven van de overheid
procyclisch conjunctuurbeleid: versterking van de conjunctuurcyclus
productiecapaciteit: maximale productie van goederen
recessie: afnemende economische groei, beneden de trendmatige groei
reële rente: nominale rente gecorrigeerd m.b.t. inflatie
rendement: opbrengst van het belegde vermogen in aandelen en obligaties
solvabiliteit: verhouding tussen bezittingen en schulden
spaarquote: gedeelte van het inkomen dat wordt gespaard
staatsschuldquote: staatsschuld uitgedrukt als percentage van het bbp
trend: trendmatige groei van de productiecapaciteit
vermogensmarkt: geheel van vraag en aanbod van geld
vreemd vermogen: door schuldeisers ingebracht geld (geleend geld/ schulden)
Hoofdstuk 2. Inkomen, hoe verdien je dat
Toegevoegde waarde: netto toegevoegde waarde= bruto toegevoegde waarde –
afschrijvingen = productiewaarde = som van beloningen van productiefactoren = primair
inkomen = omzet – inkoopwaarde – afschrijvingen = toegevoegde waarde = productie =
inkomen
, Bedrijfskolom en -tak: bedrijfskolom= bedrijven die opeenvolgende productiestadia
verzorgen. Bedrijfstak= bedrijven uit dezelfde soort bedrijfskolom
Bbp: bruto toegevoegde waarde = bbp = bruto binnenlands inkomen
➔ Netto product/ inkomen = bruto product/ inkomen – afschrijvingen
➔ Bruto nationaal product/ inkomen = bruto binnenlands product/ inkomen + saldo
primair inkomen
Welvaart in enge/ ruime zin: welvaart wordt gemeten met het bbp. Welvaart in ruime zin:
bbp en kwalitatieve aspecten. Groen bbp is een maatstaf die rekening houdt met het
milieu, en natuurlijke hulpbronnen in stand houden.
Investeringen: netto-investeringen= uitbreidings- en voorraadinvesteringen. Bruto
investeringen= netto-investeringen + vervangingsinvesteringen
Overheid en binnenlands inkomen:
➔ Totale overheidsbestedingen (O) = overheidsinvesteringen (Io) +
overheidsconsumptie (Co)
➔ Overheidsconsumptie (Co) = materiële overheidsconsumptie (Com) + personele
overheidsconsumptie (Cop)
➔ Personele overheidsconsumptie (Cop) = ambtenarensalarissen = Yo
➔ Netto binnenlands inkomen (Y) = inkomen uit overheid (Yo) + inkomen uit bedrijven
(Ybedr). De inkomsten van de overheid zijn de belastingen.
➔ Overheidssaldo = belastingen – overheidsbestedingen = B-O
➔ Saldo van de lopende rekening van de betalingsbalans = export – import = E-M
Economische kringloop:
➔ Y = binnenlands product = binnenlands inkomen
➔ Y=C+I+O+E–M
➔ Y=C+B+S
➔ (E -M) = (S – I) + (B – O)
Berekenen van het bbp:
- Productiebenadering: bbp = totale omzet van bedrijven en overheid – de
inkoopwaarde van goederen en diensten
- Inkomensbenadering: bbp = beloningen uit productiefactoren + afschrijvingen
- Bestedingsbenadering: bbp = C + I + Iv + O + E – M
Begrippen H2
afschrijvingen: vervangingsinvesteringen voor kapitaalgoederen
bedrijfskolom: alle bedrijven van oerproduct tot eindproduct
bedrijfstak: (= branche), bedrijven in dezelfde categorie productie
bestedingsmethode: bbp = C + I + O + E – M
bruto binnenlands product (bbp): toegevoegde waarde van alle bedrijven en overheid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottevhzk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.