100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Begrippenlijst Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk $7.47   Add to cart

Summary

Samenvatting Begrippenlijst Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk

 21 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is de begrippenlijst van het boek Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk. Handig voor het tentamen op de HR; Thema, Superdiversiteit 3: Het Beroep, De Andere En Ik.

Preview 3 out of 18  pages

  • Yes
  • January 10, 2022
  • 18
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Ontwikkelingspsychologie

Ontwikkelingspsychologie: de studie naar patronen van groei, verandering en stabiliteit gedurende
het hele leven.
Ontwikkelingsfase
- Prenatale periode
- Baby (0-1 jaar)
- Dreumes (1-2 jaar)
- Peuter (2-4 jaar)
- Kleuter (4-6 jaar)
- Basisschool kind (6-10 jaar)
- Pubertijd (10-14 jaar)
- Adolescentie (14-22 jaar)
- Jongvolwassenheid (22-35 jaar)
- Midden volwassenheid (22-35 jaar)
- Late volwassenheid (55-65 jaar)
- Oudere (65+)
Het kan per kind verschillen wanneer het de adolescentie bereikt. Dit komt bijvoorbeeld door het
seksuele rijpingsproces. Soms pas je qua leeftijd wel in het kader maar qua ontwikkeling nog niet.
Het is cultuur bepalend wanneer iemand in een andere fase terecht komt.
Normatieve ontwikkeling: de algemene verandering die kinderen laten zien naarmate ze ouder
worden. Ze hebben allemaal uiteindelijk de goede ontwikkeling om bijvoorbeeld hun spieren te
bedienen. Dit is een norm geworden.
Ontwikkelingsthema’s:
- Fysieke ontwikkeling: groei, slaap, spieren
- Motorische ontwikkeling: bewegingen; fijne motoriek, grove-motoriek
- Preceptuele ontwikkeling: waarnemen door zintuigen
- Cognitieve ontwikkeling: intellectuele vermogen; leren, denken, begrijpen
- Sociale ontwikkeling: sociale relaties
- Emotionele ontwikkeling: het gevoelsleven
- Persoonlijkheidsontwikkeling: eigenschappen die personen onderscheiden
- Sensuele/seksuele ontwikkeling: seksuele gevoelens, lichaam leren kennen
- Morele ontwikkeling: je geweten, verschil tussen goed en kwaad
- Taalontwikkeling: taalverwerving, communicatie
Cumulatief proces: vaardigheden en ervaringen bouwen op elkaar voort. Vormen de basis op de
ontwikkeling
Differentiatieproces: specifieke vaardigheden ontstaan vanuit de algemene vermogens. Reflexen
Georganiseerd: het ontstaat in een vaste, logische volgorde en is onomkeerbaar
Holistisch: alle aspecten van een persoon vallen samen
Continu proces: persoon verandert altijd.
Kwantitatieve veranderingen: nieuwe vaardigheden vloeien voort uit al aanwezige vaardigheden
Kwalitatieve veranderingen: elke fase levert nieuw gedrag op, dat verschilt van de vorige fase.
Discontinu proces: de ontwikkeling verloopt abrupt waarbij personen grote stappen maken.
Gevoelige periode: een specifiek moment in de ontwikkeling waarin de ontwikkeling versneld
vooruit gaat en erg hoge gevoeligheid bestaat voor het stimuli vanuit de omgeving.
Nature: erfelijke eigenschappen en vermogens.
Nurture: de ervaringen die een kind opdoet

,2.1

Sigmund freud: grondlegger van de psychoanalyse. Stroming in de innerlijke belevingswereld zoals
gevoelens.
Vijf fase die kinderen doorlopen:
- Orale fase: duurt tot 21 maanden. Kind is geïnteresseerd in orale bevrediging. Stopt alles in
mond
- Anale fase: duurt tot 3 jaar. Kind is geïnteresseerd in de ontlasting. Houdt het op of zoekt het
juist op.
- Fallistische fase: interesse naar het geslachtsdeel, nieuwsgierig naar eigen lichaam.
- Latentiefase: relatief rustige fase. Seksualiteit gaat naar de achtergrond. Kind gaat minder
egocentrisch denken, wilt veel kennis.
- Genitale fase: rond 12 jaar. Geslachtdrift, seksuele interesse ontstaat en relaties worden aan
gegaan.
Fixatie: als er iets mis gaat tijdens een fase. Gedrag blijft steken op een fase omdat het niet is
opgelost.
Tegenstanders: niet iedereen is het eens met de theorie. Freud zegt dat vooral de eerste 3 fase van
belang zijn voor de ontwikkeling als volwassenen. Ook zijn ze het niet eens omdat het getest is op
maar een klein deel van de mensheid (mensen in zweden)


2.2
Erik erikson: bouwde voort op de theorie van Freud
8 fases:
• Baby tijd: (0-18 maanden) fundamenteel vertrouwen VS wantrouwen
• Peutertijd: (18-3 jaar) autonomie VS schuld, schaamte
• Kleutertijd (3-5/6 jaar) initiatief VS schuld
• Basisschoolleeftijd (6-12) ijverig VS minderwaardigheid
• Adolescentie: (12-18) identiteit VS rolverwarring
• Jongvolwassenheid: (18-35) intimiteit VS isolatie
• Midden volwassenheid: (35-70) generativiteit VS stagnatie
• Ouderdomsfase: (70 jaar-dood) integriteit VS wanhoop

2.3
Jean piaget: belangrijkste ontwikkelingspsychologen 20e eeuw.
Adaptie: kinderen leren door hun omgeving te onderzoeken en hierop te reageren of aan te passen
aan de nieuwe informatie die zij krijgen
Schema’s: organiseren vroegere ervaringen en zorgen er voor dat je de toekomstige ervaringen kan
begrijpen.
Assimilatie: als er uit een bestaand schema, nieuwe informatie komt. Een mens veranderd dan de
omgeving of de informatie zodat het wel in het schema past
Accommodatie: aanpassen van een bestaand schema zodat het schema past bij nieuwe ervaringen
Stadia volgens Piaget: het verloopt altijd via deze stadia. Het nieuwe stadium bouwt voort op het
oude
- Sensomotorisch: (0-2)ontdekken de wereld door zintuigelijke waarnemingen
- Preoperationeel stadium: (2-7)kinderen gaan symbolisch denken. Nog niet op logische wijze
- Concreet-operationeel stadium: (7-11) kinderen gaan logische principes begrijpen
- Formeel-operationeel stadium: (11) kinderen kunnen logisch nadenken over abstracte
zaken.
Informatie verwerkingstheorie: deze theorie beschrijft hoe mensen informatie verkrijgen,
onthouden en terughalen. Kinderen krijgen hier steeds meer van mee.

, Cognitieve neurowetenschap: neurologische activiteit die ten grondslag ligt aan processen als
denken en onthouden.
2.4
Lawrence Kohlberg: bouwde voort op Piaget.
Preconventioneel niveau: kinderen gedragen zich vooral naar de opgelegde regels en bepalen wat
goed of fout is. door beloning of straffen
Conventioneel niveau: dit speelt zich af aan het begin van de adolescentie. ze gaan rekening houden
met andermans belangen en trekken dit vervolgens door naar de belangen van de samenleving.
Postconventioneel niveau: minderheid van de mensen beheersen dit niveau. Hierbij richt men zich
op de meer abstracte morele principes.

2.5
Lev Vygotsky: bestudeerde de relatie van het individu met de samenleving
Zone van naaste ontwikkeling: kinderen leren pas wanneer zij aangesproken en uitgedaagd worden
binnen hun zone van naaste ontwikkeling. Hiermee bedoeld hij dat er een verschil zit tussen het
daadwerkelijke ontwikkelingsniveau en het potentiële ontwikkelingsniveau

2.6
Albert Bandura: stadia theorie
Klassieke conditionering: mensen leren om een gebeurtenis met een andere gebeurtenis te
associeerden. Eerdere gebeurtenissen koppelen aan een moment nu
Watson: hij toonde aan dat niet alleen lichamelijke reacties aangeleerd kunnen worden, ook
emotionele reacties.
Operante conditionering: verandering van gedrag vanwege de gevolgen er van.
Wet van het effect: als reacties op vertoond gedrag als prettig worden ervaren zal het herhaald
gedrag worden. als het geen fijne reacties zijn, zal het niet nog een keer voorkomen
Skinner: experimenteerde met straf en beloning
Modeling: gedrag kan aangeleerd worden zonder straf of beloning maar simpelweg door het gedrag
van anderen na te doen

2.7
Urie Bronfenbrenner: omgeving van het kind is van grote invloed op de ontwikkeling
Microsysteem: directe leefomgeving. Thuis, familie. Buurtkinderen
Mesosysteem: alle interacties tussen de verschillende aspecten in het microsysteem. De religie van
de ouders bepaald naar wat voor school het kind gaat
Exosysteem: sociale instituties waar het kind indirect mee te maken krijgt. Media of
gezondheidsvoorzieningen
Macrosysteem: algemene normen en waarden en voorschriften voor de cultuur waar in iemand
opgroeit
Chronosysteem: geeft een tijdsdimensie weer.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Romybo. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.47  1x  sold
  • (0)
  Add to cart