Strategie en ondernemerschap
Hoofdstuk 1: What is strategy?
Definitie: het gaan bepalen van langetermijndoelen van een onderneming en om middelen te gaan
investeren om die doelen te gaan nastreven à Return te halen op die bepaalde investering
Onderdelen voor een succesvolle strategie:
1. Duidelijk en consistent langetermijn doel hebben (missie om op lange termijn iets te
realiseren) à economisch toegevoegde waarde creëeren = hoofddoel à
consumentensurplus
2. Goed inzicht in concurrentiële omgeving hebben --> hoe ziet concurrentie er onderling uit?
Hoe evolueert industrie? à inzicht hebben in industrie
3. Concurrentieel voordeel hebben à meer waarde creëren dan andere bedrijven à bepaalde
middelen verwerven binnen organisatie
4. Moet strategie geïmplementeerd hebben à hoe gaan wij onze onderneming
organiseren/structureren om langetermijn doelen te realiseren? (bv verschillende
departementen zoals marketing, financieel OF per productie; frisdranken,… OF op basis van
reagio’s; Afrika, Amerika…)
5. Er moet een overeenstemming zijn tussen verschillende aspecten van stratiegeà moeten op
elkaar zijn afgestemd
1. Duidelijke & consistente langetermijndoelen
à doel: waarde creëeren en kunnen groeien op lange termijn à waardecreatie maximaliseren
Drie determinanten van waardecreatie:
1. Omzetgroei
2. Verkoopmarge
3. Capital turnover (om omzet te realiseren, met hoeveel kapitaal hebben we dat gerealiseerd?)
à willen groeien in omzet door base revenue growth, strategische overnames (andere organisatie
overnemen wordt deel van je organisatie à groeien in omzet door vaste verkoop, klantenbestand…)
= omzetgroei
Winstmarge: bedrijf moet kosten maken om product/dienst te kunnen aanbieden à welk deel is je
omzet/winst?
Capital turnover: omzet/kapitaal (= hetgeen in je bedrijf word geïnvesteerd om bepaald goed/dienst
te produceren) à hoeveel omzet realiseren we per euro in kapitaal? à hoeveel omzet kan die
organisatie hiervoor realiseren?
à soms onmogelijk om alle drie te doen (zie voorbeeld Mcdonald’s
Voorbeeld IBM:
- Helft van omzet komt uit software à zetten in op software
- Profiteren van groeipotentieel in groeilanden
- Trachten om efficiënter te doen (met minder kapitaal hogere omzet realiseren)
In welke industrie zijn zij actief?
,Wat zijn hun doelen?
Hoe gaan ze deze doelen trachten te realiseren?
2. Goed inzicht hebben in concurrentiële omgeving
(is dit nu een aantrekkelijke industrie?)
à goed begrijpen wat winstgevendheid van industrie bepaalt
à belangrijk om als CEO inzicht te hebben in winstgevendheid à waarom hoge/lage
winstgevendheid à negatieve elementen iets aan doen
Vijf krachten die samen bepalen hoe aantrekkelijk & winstgevend industrie is (Porter):
1. Industry rivalry (daar perspectief starten) à model kan veranderen afhankelijk van waaruit
je kijkt à rivaliteit tussen bedrijven onderling (wat is structuur industrie, wie zijn mijn
concurrenten? Is rivaliteit sterk of niet en wat zijn onderlinge determinanten? à hoe meer
rivaliteit, hoe minder aantrekkelijk industrie
2. Markt van de afnemer (koper): hoe meer macht die afnemers heben/hoe sterker die
afnemer, hoe minder aantrekkelijk industrie is
3. Leveranciers: wie zijn belangrijkste leveranciers en hebben die veel macht tegenover ons?
Hoe meer macht, hoe hogere prijzen zij kunnen vragen en hoe hoger mijn kosten zullen zijn
en dus hoe minder aantrekkelijk industrie
4. Substituten: zelfde behoefte voor consument à goede substituten = negatief effect op
industrie (gaat vraag remmen & gaat consument prijsgevoeliger maken; hoe hoger ik mijn
prijs ga zetten, hoe minder ze van ons willen kopen
5. Bedreiging van toetredingen: hoe makkelijk is het voor nieuwe ondernemingen om industrie
te betreden? Hoe makkelijker het is, hoe minder aantrekklijk de industrie
Winstgevendheid wordt gemeten door Median Return on Equity (ROE)
Voorbeeld tabaksindustrie (waarom zo winstgevend?):
à macht van de kopers is heel laag (zijn met zeer veel die elk slechts zeer klein percentage
afnemen) ze zijn verslaafd dus zijn niet prijsgevoelig en nemen veel af, consument is niet
prijselastisch dus hoge winstmarges en prijzen
à Er zijn zeer weinig tabaksbedrijven (veel merken maar weinig bedrijven) à = industry rivalry
à zeer weinig rivaliteit
à Macht leveranciers: belangrijkste zijn tabaksboeren à hebben weinig
onderhandelingsmacht (bedrijven kunnen switchen tussen leveranciers, boeren houden prijs
laag want als ze stijgen is er een bedreiging dat de bedrijven zelf de tabak gaan produceren)
à Consument is trouw aan merk (meeste rokers kopen altijd zelfde merk) à prijsgevoeligheid
is veel minder + veel moeilijker om toe te treden tot de industrie (consumenten zijn zeer
loyaal aan hun merk)
à Distributiekanaal: meeste consumenten kopen sigaretten via supermarktketens/tankstations
à die beslissen zelf welke merken zij in assortiment aanbieden (nieuwkomer zou moeten
concurreren met andere merken waar grote vraag voor is à voor nieuw merk is dat heel
moeilijk om daar toegang tot te krijgen) à zelfde bij frisdrank
à Substituten: in het verleden waren er niet echt substituten à vandaag de dag is er de vape
maar is slechts voor een klein deel want de meeste rokers blijven tabak consumeren
Niet winstgevend: vliegtuigmaatschappijen (negatieve ROE)
, 3. Concurrentieel voordeel ontwikkelen
WTP = Willingness To Pay (hoe beter je de behoefte van de consument kan bevredigen, hoe hoger
bereidheid te betalen van consument, hoe meer waarde voor de consument) à indien waarde
product hoger is dan de prijs dan ze moeten betalen
Price WTP Value Value
Created Captured
Consumer
Value
Captured
Company
Average cost
Ik moet als bedrijf kosten maken (Average Cost) à Wat is product waard voor consument en wat is
gemiddelde kostprijs om product te maken à verschil ertussen is de waarde die je aan consument
geeft (differentiatievoordeel) à consument is meer bereid te betalen voor BMW bv dan voor
Hyundai…
Belangrijk onderscheid tussen hoeveel waarde creëer je en hoeveel waarde kan je capteren?
Bv vliegmaatschappij: er wordt zeer veel gevlogen (waarde is hoger dan prijs) à vlucht is relatief
goedkoop à waarde wordt gecapteerd door consument
Differentiatievoordeel: je kan hogere prijs vragen à gemiddelde kosten mogen niet evenredig
stijgen (bv BMW; consument is meer bereid te betalen dan voor andere auto’s à om auto te
produceren moet onderneming meer investeren en trekt de prijs omhoog)
Beide combineren: hogere prijs en lagere gemiddelde kosten in vergelijking met gemiddelde
onderneming = ideale positie à beide voordelen binnen zelfde onderneming = moeilijk te realiseren
(bv Nike, zeer sterk merk met hoge prijs à bereidheid betalen = hoger en bedrijf kan schoenen
goedkoper produceren in vergelijking met gemiddelde onderneming)
Voorbeeld Ryanair: Slagen erin tegen laag gemiddelde kosten te produceren tegenover gemiddelde
concurrent à winstgevend omwille van competitieve positie binnen industrie
Competitieve voordelen: kost versus differentiatievoordeel
Je moet bepaalde middelen/competenties hebben binnen onderneming die:
1. Uniek zijn
2. Waardevol zijn (effect op gemiddelde kosten of waarden)
, 3. Duurzaam
4. Moeilijk te transfereren (bv in farmaceutisch bedrijf kan werknemer met je product naar
concurrent stappen)
4. Eigenlijke plan (effective implementation)
= zeer belangrijk à hoe in praktijk zetten? Hoe bedrijf organiseren om in industrie te
implementeren?
Zeer veel onzekerheid (je weet in wat in toekomst gaat gebeuren) bv product dat in China wordt
geproduceerd is veel goedkoper à je wordt gedwongen om te gaan bijsturen aan je strategie
à organisatie moet zo georganiseerd zijn dat ze flexibel zijn om te gaan bijsturen in toekomst
Drie hoofdpijlers:
1. Structuur (hoe organisatie structureren? Wie kan beslissen?
2. Systemen (planninssystemen…)
3. Cultuur
5. Overeenstemming zijn met omgeving waarin je concurreert (strategic fit)
• Interne omgeving: middelen en competenties
• Externe omgeving: concurrentie
Hoe een strategie omschrijven?
1. Positionering: waar wil je concurreren en hoe gaan we daar concurreren? (wat is ons
competitief voordeel?)
2. Waar wil je naartoe en hoe ga je dat doen? à visie
(hoe gaan we daar geraken? à vanuit organisatie zelf, werken via overnames, inzetten op
R&D?)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariedndal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.55. You're not tied to anything after your purchase.