100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Werkcollege aantekeningen periode 2 leerjaar 1 $6.66
Add to cart

Class notes

Werkcollege aantekeningen periode 2 leerjaar 1

 3 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

De uitwerkingen van de werkcolleges van periode 2 leerjaar 1 van het vak ARW 2 bevinden zich in de bijlage

Preview 4 out of 49  pages

  • January 10, 2022
  • 49
  • 2021/2022
  • Class notes
  • Van kleef-ruigrok en van dijk
  • All classes
avatar-seller
Werkcollege 1 periode 2

8.2

1. A: de regelingen tussen de verhouding van de overheid enerzijds en burgers en bedrijven
anderzijds. En het feit dat ze beide tot het publiekrecht behoren.
B: ?
2. Eerste verschil: Het bestuursrecht behoort tot het publiekrecht (overheid enerzijds en
burgers en bedrijven anderzijds) het bestuursrecht zier enkel op bestuursorganen en het
burgerlijk recht behoort tot het privaatrecht (burgers en bedrijven en dus geen overheid )
Tweede verschil: Het bestuursrecht en het strafrecht ziet op de relatie tussen de overheid
enerzijds en burgers en bedrijven anderzijds. Het bestuursrecht geeft aan wat
bestuursorganen wel en niet mogen doen in hun omgang met burgers en bedrijven.
3. Zie art. 1:3 Awb ‘een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een
publiekrechtelijke rechtshandeling’
Voorwaarde 1: schriftelijk  de burgemeester heeft op een schriftelijke wijze een
mededeling gestuurd.
Voorwaarde 2: beslissing  door de burgemeester is er een beslissing genomen. Er is een
plicht in het leven van Jelle geroepen, namelijk het betalen van de boete.
Voorwaarde 3: bestuursorgaan  de burgemeester is een burgemeester ex art. 6 Gemeente
wet jo. Art 1:1 Awb
Voorwaarde 4: publiekrechtelijk  verhouding tussen overheid en burger is goed te zien. De
burgemeester staat hoger en dus is de mededeling publiekrechtelijk van aard
Voorwaarde 5: rechtshandeling  er is sprake van een rechtshandeling. Door de mededeling
voor het betalen van de boete, wordt de overtreding gegrond verklaard en kan Jelle een
vergunning vragen.
Besluit: besluit is alleen gericht op 1 individu namelijk Jelle en dus is het besluit een
beschikking
4. De commissaris van de koning (bestuursorgaan van de provincie), de gemeente, de minister
van volksgezondheid welzijn en sport, de directie van de Nederlandse bank (zelfstandig
bestuursorgaan zbo).
5. A: ja, de gemeente heeft namelijk zelf de vrijheid om in concrete gevallen naar eigen inzicht
een besluit te nemen, daarnaast is de ontheffing ook in de wet geregeld. Namelijk in de APV
Groningen
B: schriftelijk  ja staat in de APV
Beslissing  ja. Er kan een beslissing worden genomen met behulp van de ontheffing
Bestuursorgaan  de burgemeester is een bestuursorgaan
Publiekrechtelijk  verhouding tussen overheid en burger is goed te zien. De burgemeester
staat hoger dan Saskia
Rechtshandeling  er is sprake van een rechtshandeling, door het (niet) verlenen van een
ontheffing kan er wel (geen) feest plaatsvinden
Het besluit is een beschikking, want het geld voor alleen Saskia?
C: dat kan. Dit was tijdens een arrest gedaan (ECLI:NL:RVS:2017:1434)
D. materiele beginselen van behoorlijk bestuur en dan voornamelijk het specialiteistbeginsel
E. ik denk niet dat de handhavingsmogelijkheden veranderen.
6. Nee geen besluit in de zin van de AWB, er wordt namelijk niet volgens een bestuursorgaan
gehandeld. De gedeputeerde staten van de provincie Groningen vallen niet onder het begrip
bestuursorgaan ex art. 1:1 Awb

,7. A. wel. Voldoet aan de voorwaarden van schriftelijk (staat dat het op een schriftelijke wijze is
ingediend), beslissing (gebiedsverbod voor Victor), bestuursorgaan (burgemeester is een
bestuursorgaan), publiekrechtelijk (overheid burger) en rechtshandeling.
B. wel denk ik? Voldoet aan de voorwaarden van een besluit
C. wel, voldoet aan de voorwaarden van een besluit
D. niet. Waterschap Noorderzijlvest is geen bestuursorgaan
E. niet. Provinciale staten zijn geen bestuursorgaan ?
F: niet. Er wordt geen beslissing genomen
8. Juist. Een last onder dwangsom en bestuurlijke boete zijn gericht op de herstelfunctie
9. Onjuist. Het genoemde onder sub b valt ook onder de definitie van een bestuursorgaan
10. Juist. Een CBAS heeft namelijk niet een zelfstandige normstelling. Het CBAS concretiseert
deze normstelling al en is daarom afgeleid van het betreffende AVV
11. Juist. De materiele beginselen van behoorlijk bestuur komen hier niet voor in aanmerking
12. Juist. Zie art. 3:40 Awb
13. Juist. In het werkboek staat ‘ volgens de afdeling is er sprake van een toezegging in het geval
van ‘uitlatingen en/of gedragingen van ambtenaren die bij de betrokkene redelijkerwijs de
indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier
waarop in zijn geval een bevoegdheid al dan niet zou worden uitgeoefend.’

,Werkcollege 2 18-11-21

8.3
1. Tandartspraktijk van appellant is door een inspectie van de inspecteur ( beiden werkzaam
voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg) met ingang van 26 mei 2011 voor 7 dagen
gesloten. Op 13 oktober 2009 heeft de inspecteur onaangekondigd een inspectiebezoek
gebracht aan de praktijk. Uit conclusie is vervolgens gebleken dat de kwaliteit van de
zorgverlening niet of in onvoldoende mate voldeed aan de eisen voor verantwoorde zorg ex
artikelen 2, 3 en 4 van de Kwz. Vervolgens is er op 24 mei 2011 weer een bezoek gebracht,
maar dit keer aangekondigd. Uit de inspectie is gebleken dat bij de infectiepreventie
onvoldoende aantoonbaar wordt voldaan aan de richtlijn "Infectiepreventie in de
tandheelkundige praktijk". Op 25 mei 2011 is er dus bij besluit van de inspecteur een
grondslag gelegd dat de tandartspraktijk tekortkomingen heeft in de kwaliteit van de zorg.
Appellant heeft een verzoek aangevraagd (op 8 juni) om opnieuw een inspectie te voeren,
hieruit is gebleken dat appellant voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld bij het bevel van
25 mei 2011
2. A: op de grondslag dat de tandartspraktijk tekortkomingen heeft in de kwaliteit van de zorg
ex artikelen 2, 3 en 4 van de Kwz
B: de directeur is van mening dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gedane
constateringen door de inspecteur onjuist zijn. Voor de directeur bestaat er dus geen
aanleidingen om te twijfelen aan de bevindingen van de inspecteur
C: omdat na een nieuwe inspectie op verzoek van appellant, de inspecteur geen fouten meer
zag. Appellant had dus voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld bij het bevel van 25 mei
2011
3. Omdat er geen sprake was van een directe gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de
patiënten. De inspecteur moest dus een mogelijkheid bieden om appellant de
tandartspraktijk vrijwillig te laten sluiten, zodat daarnaast publicatie achterwege kon blijven.
Het gewenste effect kon ook op zo’n manier worden bereikt en daarnaast was de schade die
is veroorzaakt door de negatieve berichtgeving over het sluiten van de praktijk uitgebleven
4. In hoeverre is er rekening gehouden met de belangen van appellant tijdens het sluiten van
de tandartspraktijk ex art. 2:3 Awb
5. A: ja dat was de inspecteur. In 3.1 staat dat de rechtbank van mening is dat de inspecteur
met juistheid geoordeeld heeft over het sluitingsbevel en daarnaast is de inspecteur wel
bevoegd om zo’n besluit te nemen, aangezien het sluitingsbevel een bevoegd genomen
besluit is in het kader van een aan de inspecteur toegekende taak om toezicht te houden op
de naleving van regelgeving en de daarmee samenhangende bevoegdheid om handhavend
op te treden tegen overtreding van die regelgeving. Daarbij kan ook worden vermeld dat
sluitingsbevelen worden gepubliceerde zodat bekendheid wordt gegeven aan de uitvoering
van deze taak en zo ook de patiënten en/of cliënten op de hoogte te kunnen houden.
B: de inspectie is bevoegd tot het nemen van zulke besluiten en hierbij kan ook een
sluitingsbevel komen kijken. Het sluitingsbevel is een toegekende taak voor de inspecteur. 
bekijk 3.1 nog een keer, want volgens mij is het antwoord wat anders
C: ja. Onder 3.1 staat namelijk dat het sluitingsbevel en de openbaarmaking daarvan als
rechtmatig moet worden geacht. Er is volgens de afdeling dus terecht afgegaan tot publicatie
van het sluiten van de praktijk, omdat er sprake was van verschillende ernstige
tekortkomingen in de kwaliteit van de zorg. Appellant heeft niet concreet naar voren
gebracht dat zij het niet ergens mee eens is
D: nee. Appellant had zelf naar aanleiding van het bezoek van de inspecteur op 24 mei 2011
adequate maatregelen moeten nemen ter voorkoming van de schade. Appellant kon
bijvoorbeeld zelf afgaan op een vrijwillige sluiting van de praktijk. De schade die hier dus bij
komt kijken is geheel voor risico en rekening van appellant

, 6. Nee. De minister mag namelijk afgaan op het door de inspecteur aan hem uitgebrachte
advies. Pas wanneer er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of
volledigheid van het advies naar voren zijn gebracht hoeft de minister niet uit te gaan van het
advies van de inspecteur. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur
vooringenomen heeft gehandeld. Het rapport is gebaseerd op informatie vertrekt in een
interview en dus staan er geen eigen waarnemingen van de rapporteur.
7. A: art. 8 van de wet Openbaarheid van bestuur  noot, alinea 3
B: punitieve sanctie is uitgelegd in art. 5:2 lid 1 sub c Awb ‘’ bestraffende sanctie: een bestuurlijke
sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen.’’  kijk opnieuw naar de noot en
dan alinea 4
C: Er wordt zo bekendheid gegeven aan de wijze van uitvoering van deze taak en daarnaast
kunnen de patiënten en/of cliënten op de hoogte zijn van het gegeven bevel. Effect van
handhaving te vergoten, gaat ook om transparantie
D: er moet worden gekeken dat het algemene belang dat wordt geopenbaard niet in het
nadeel is van het belang van appellant. De kans is er dus dat de benadeling naar het oordeel
van de afdeling onevenredig kan zijn als het sluitingsbevel in rechte geen stand houdt en
derhalve ten onrechte publiekelijk kenbaar is gemaakt dat er dus bijvoorbeeld
tekortkomingen zijn geconstateerd die een ernstig gevaar voor de patiënt veiligheid
inhouden.  de actieve openbaarmaking overschrijft vaak haar doel. Vaak lijdt het tot een
punitieve werking, terwijl dit niet de bedoeling is
8. Omdat het oordeel over de onevenredigheid van de benadeling afhangt van een oordeel
over de rechtmatigheid van het sluitingsbevel.

8.4

1. De openbare orde rondom de woning door dat incident en het eerdere incident is verstoord.
En er bestaat een gegronde vrees dat de openbare orde in de dichtbevolkte woonwijk in de
dorpskern van Nieuwstadt in de nabije toekomst ernstig kan worden verstoord.  kijk in
overweging 3 en dan op het einde
2. Subsidiariteitsbeginsel: een taakverdeling tussen ‘hogere’ en ‘lagere’ openbare orde, Het
houdt in algemene zin in dat hogere instanties niet iets moeten doen wat door lagere
instanties kan worden afgehandeld.  Volgens de burgemeester kon hij voorts in
redelijkheid overgaan tot sluiting van de woning. OF De burgemeester heeft zich ten slotte
op het standpunt gesteld dat het belang van de omgeving en de veiligheid van andere
bewoners prevaleert boven de belangen van [wederpartij] en zijn dochter om in de woning
te kunnen verblijven. Nu er sprake was van een spoedeisend geval heeft hij voorts kunnen
afzien van het stellen van een begunstigingstermijn, aldus het besluit. 1 van deze zinnen
denk ik.  staat in rechtsoverweging 3. Het antwoord is wel juist
3. A: een soort laatste kans aan de overtreder dat wordt gegeven door de overheid bij zowel de
last onder dwangsom als de last onder bestuursdwang. Na dit termijn volgt dan de sanctie,
dat termijn heet dan de begunstigingstermijn
B: nee, er staat namelijk bij RO 2 ‘naar aanleiding van het incident op 22 maart 2014 heeft de
burgemeester diezelfde nacht besloten de woning op grond van artikel 174a, eerste lid, van
de Gemeentewet te sluiten.’ Hieruit kun je dus opmaken dat er geen sprake was van een
begunstigingstermijn.
4. A: is een burgemeester in staat om een woning per direct te sluiten, als de gedragingen en
overlast, zoals het gooien van explosieven naar woningen zich plaats vinden buiten de
woning in plaats van IN de woning ex art. 174a lid 1 Gemw?
B: wetshistotische interpretatiemethode. Zie RO 5. Hij verwijst hiertoe naar de geschiedenis
van de totstandkoming van artikel 174a van de Gemeentewet. Er wordt duidelijk verwezen
naar het artikel
C: het begrip gedragingen in de woningen wordt door de burgemeester expliciet uitgelegd.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller soofjee2001. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.66. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

48298 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$6.66
  • (0)
Add to cart
Added