Belangrijke extra’s
bbp Bruto Binnenlands Product
Bbp per capita Maatstaaf om de economische groei te meten
(per hoofd van de bevolking)
IMF Internationaal Monetair Fonds
M Import
X Export
Y Inkomen
C Consumeren
I investeren
Expats Buitenlandse kaderleden
Accijnzen Extra taks op goederen
Homo economicus hypothese de economie komt tot stand via beslissingen
van individuele mensen die vanuit een rationeel
perspectief streven naar een zo goed mogelijke
bevrediging van hun behoeften.
De onzichtbare hand producten zo goedkoop en goed mogelijk
maken
consumanderen Anders consumeren
rentesneeuwbal zodanig grote schuld als overheid dat je de
rente op die schuld niet meer kan betalen.
Hierdoor leen je extra waardoor je schuld
groter wordt.
arbeidsparadox er is veel vraag naar bepaalde profielen maar er
zijn vooral veel werklozen met dit profiel.
KI Kadastraal inkomen = een schatting van 1 jaar
huurprijs van je eigendom.
Inferieure goederen Als het inkomen stijgt, zal de consumptie dalen
bandwagoneffect je koopt zaken omdat anderen ze ook kopen
snobeffect Wij kopen goederen die anderen niet kopen om
ons te onderscheiden van de andere consument
Marginaal nut Het nut dat de laatste eenheid van een goed of
dienst je geeft
investeren Het aanschaffen van kapitaalgoederen
Markt een verzameling van consumenten en
producenten die met elkaar in interactie
treden, met een mogelijke uitwisseling tot
gevolg.
Uitsluitingsprincipe wat de ene heeft, kan de andere niet meer
kopen
, deflatie een algemene prijsdaling met een min of meer
langdurig karakter
inflatie een algemene prijsstijging met een min of meer
langdurig karakter
Korf representatief voor het koopgedrag van de
consumenten -> ook basiskorf aanpassen en
ook referentiejaren aanpassen
BBP 2020= +/- 450 miljard euro
Anno 2021-2022:
- werkloosheidsgraad= 6,4%
- economische groei= 5,7%
(= op basis van BBP vorig jaar)
- inflatie= +/- 2,5% – 3%
- saldo betalingsbalans= -0,4% meer invoer dan uitvoer
1 De economische brillen
1.1 Definitie en begripsafbakening
1.1.1 Wat is economie
‘ = de wetenschap die het menselijk gedrag bestudeert als relatie tussen doelen en schaarse
middelen die op verschillende manieren kunnen worden aangewend.’
= rationeel denkende en handelende mens die beslissingen neemt en keuzes maakt.
Homo Economicus hypothese door globalisering verspreid
Economie beheerst in veel landen het politieke en maatschappelijke leven.
* schaarstehypothese= oorsprong van de keuzeproblematiek
= geen schaarste geen keuze geen economie
1.1.2 Behoeften
= het aanvoelen van een welvaartstekort en het verlangen naar een concreet middel om in dit
tekort te voorzien
- Klassieke economie een oneindigheid van behoeften en een voortschrijdende omvorming van
niet-economische naar economische behoeften
Kenmerken: verzadigbaar, tijd- en plaatsgebonden, subjectief, talrijk en van verschillende aard,
vatbaar voor substitutie, (im)materieel, individueel en collectief
Soorten: 1. Primair en noodzakelijk
2. gewoontebehoeften
, 3. luxebehoeften
4. (niet-) economische behoeften wordt bevredigd met economische goederen en
diensten
Vrije goederen Economische goederen
Zuiver individueel Zuiver collectief quasicollectief
Meeste goederen en Zeer specifiek Individueel maar uit
diensten sociale overweging
collectief
- rivaliserend - niet rivaliserend - rivaliserend
- uitsluitbaar - niet uitsluitbaar - uitsluitbaar
- productie in - productie door - productie door
bedrijven overheid overheid tussenkomst
bedrijven
- marktprijsprincipe - kostprijsprincipe - lagere prijs dan
marktprijs
Schaarsheid het inkomen
waardverschijnsel
= middelen waarvan de verlangde hoeveelheid de beschikbare zou overtreffen indien het goed gratis
ter beschikking stond.
MAXIMALE BEHOEFTEBEVREDIGING BEREIKEN!!!
1.1.3 Het allocatievraagstuk
Allocatie= het toebedelen
Vier hoofdvragen:
- wat produceren?
- hoe produceren?
- waar produceren?
- wie krijgt welk deel van de productie?
Efficiëntie= met een minimum aan middelen een maximale productie leveren
Effectiviteit= de eindproducten moeten maximale bevrediging schenken
1.1.4 De productiefactoren
a) Arbeid= de menselijke input van de arbeid
b) Natuur= alle manieren waarop ons natuurlijke milieu op het economisch vlak actief is
c) Kapitaal= alle hulpgoederen die we gebruiken om te produceren
1.1.5 De economische huishoudingen
- Gezinnen= consumptie, levert productiefactoren (A en K)
, - Bedrijven= productie van goederen en diensten
= profit/non-profit organisaties
- Overheid= legt spelregels binnen de staat vast
= producent van goederen en diensten
vb onderwijs, wegennet
- Buitenland
1.1.6 Soorten economieën
a) Vrijemarkteconomie (ADAM SMITH)
= prijsmechanisme
prijs bepaald door V en A (eigenbelang en concurrentiestrijd)
betalingsbereidheid van consument
technische doelmatigheid van producent
b) Protectionisme eigen industrie bevoordelen en buitenlandse bedrijven tegenhouden met
extra taksen en importrestricties
1.2 Een kapitalistische vrijemarkteconomie
1.2.1 Vrijemarkteconomie
niet door de overheid gestuurd
individuen zijn vrij om hun behoeftes te bepalen en in te vullen
orde en veiligheid scheppen + zorgen dat iedereen in de maatschappij zoveel mogelijk krijgt
1.2.2 Het kapitalisme
doel= het maken van winst
winst: volledig consumeren
: herinvesteren in de onderneming
vroeger: rijkdom etaleren
: competitie + vooral blijven groeien en positie op de markt behouden
1.2.3 Het concept van groei
manieren zoeken om efficiënter en goedkoper te werken
nieuwe producten ontwikkelen -> meer werkgelegenheid -> meer inkomen -> meer consumeren
-> meer welvaart
economische groei was de oplossing van het welvaartsprobleem
1.2.4 Grenzen aan de groei?
Discussie tussen 1) ecologisten: stoppen met ontginnen van niet-hernieuwbare grondstoffen
OF we moeten die grondstoffen zodanig gebruiken dat we met dezelfde hoeveelheid basisgrondstof
systematisch opnieuw dezelfde producten kunnen maken en hierbij geen afval produceren. =
CRADLE-TO-CRADLEPRINCIPE
2) vooruitgangoptimisten: de mens vindt altijd nieuwe oplossingen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller febedecraene. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.69. You're not tied to anything after your purchase.