Mostly sheets written out. The handbook is referred to a number of times but is not further elaborated in a summary. Okay summary, not very comprehensive, nor really clarifying the course material.
Seller
Follow
irisjorna1
Reviews received
Content preview
Financieel economisch strafrecht
Thema 1: De financiële sector en het sanctierecht
Week 1 t/m 5
Hoorcollege 1
De financiële sector en het sanctierecht
Inhoud van het vak
• Twee thema’s
• Leerdoelen
• Werkvorm
• Literatuur
• Groepsopdracht
• 1 oktober: Formeren groepjes voor de groepsopdracht
• 8 oktober: Groepsopdracht wordt gepubliceerd
• 22 oktober: Insturen groepsopdracht
• Nuttig vermaak:
• “Filmavond” Wordt 1 vraag over gesteld op tentamen, dus film kijken!
• Bezoek toezichthouder
• Game (work-in-progress)
Opbouw thema 1
Week 1:
• De financiële sector in een notendop
• Regulering van de financiële sector en markten
• Het sanctierecht
• Administratieve sanctionering
• Strafrechtelijke sanctionering
Week 2: voorwetenschap
Week 3: marktmanipulatie
Week 4: effectenfraude en cryptocrimes
De financiële sector in een notendop
Het financiële systeem
Links de mensen met geld, dat
kunnen gezinnen, bedrijven,
overheden zijn. Dat geld moet
ergens naartoe, kan op een
spaarrekening blijven maar
kan ook bovenlangs gaan, en
dat kan worden geïnvesteerd
in de money market of in de
aandelenmarkt. Zo stroomt het
geld naar de mensen die het
nodig hebben, dat kunnen
weer bedrijven, overheden of
huishoudens zijn. Je kan het
geld ook bij een bank
neerzetten, dan krijg je rente.
Kan ook in fondsen die gaan
beleggen, dan krijg je
,obligaties en zo weer geld etc. Dat geld dat daarin wordt gestoken gaat weer door naar
degene die het geld nodig hebben; banken lenen aan bedrijven, of aan gezinnen voor een
hypotheek, of aan lokale overheden die geld nodig hebben en een lening afsluiten. Dat is
dus geld dat bij de bank wordt neergelegd, kan ook weer via hen worden geïnvesteerd in die
financiële markten.
Zo zie je: iemand heeft geld en dat geld wordt ergens ingestoken en gaat naar partijen die
het nodig heeft en zegt, daar kan ik wat mee doen. Dat geld dat gaat rond.
Financiële sector is groot (1)
Financiële sector is heel groot. Maar wat is het? Het is vrij abstract.
Afbeelding 1: total global aum. Is gegroeid van 2015 tot 2021 naar 90.7 triljoen. Het gaat om
geld dat bij een bedrijf is neergezet om dat vervolgens te investeren. Je zegt: ik heb kapitaal
maar geen zin om er dagelijks mee bezig te zijn, regel dat het op goede manieren wordt
geïnvesteerd en dat ik daar een goede return op krijg.
Waarop kan het worden geïnvesteerd? Aandelen, goud, wellicht wijnen, vastgoed, etc. Kan
dus op allerlei manieren worden geïnvesteerd door een asset-manager.
Andere afbeelding 2: global debt. Hoeveel geld is er uitgeleend, hoeveel schulden zijn er?
367 triljoen. Dat zijn voor zowel gezinnen en overheden, er zijn dus mensen die hebben
geleend of mensen die het hebben uitgeleend. Vrij groot bedrag!
Financiele sector is groot (2)
Afbeelding: outstanding OTC derivatives. Dat zijn financiële producten die worden ontwikkeld
op basis van andere financiële producten. Zo hebben veel bedrijven/overheden dat zij geen
onzekerheid hebben van wisselende rentes, maar ook gezinnen die geen wisselende
hypotheek willen, zo’n interest rate swap wordt gebruikt dat je bijvoorbeeld een fixed interest
rate wil, dan wordt het omgedraaid en krijg je de vaste rente. Dat soort producten zijn erg
veel in omloop. Dus rentes die worden vastgezet of variabel worden gemaakt (blauwe deel).
Het blauwe deel is voor de valuta die worden verhandeld. Sommige bedrijven willen euro’s
wisselen voor dollars, dus er wordt gehandeld in die valuta. Dat is ook een groot deel. Je
moet denken aan opties, futures, commodity (= geen financiële instrumenten, maar kan olie
of graan zijn = fysieke producten).
Grootste deel van die derivatives zijn die interest rate derivatives.
, Afbeelding: Forex exchange = het dagelijkse volume dat wordt verhandeld is 6,3 triljoen
dollar.
Enkele spelers in de financiële sector
• Commerciële banken
• Verzekeraars
- Bijvoorbeeld Nationale Nederlanden, Achmea
• Vermogensbeheerders
- Dat zijn die asset managers waar we het net over hadden. Daar breng je je geld naartoe. Zij
gaan voor jou beleggen, zij beheren jouw vermogen.
• Investment banks
- Soms zijn dat aparte banken, soms zijn ze onderdeel van die grote banken. Zij zijn er voor
bedrijven; als een groot bedrijf een lening nodig heeft, gaat dat bedrijf naar een investment
bank. Of als een groot bedrijf aandelen wil uitgeven om nieuw kapitaal op te halen, gaan ze
naar de investment bank. Die bank verzorgt dat allemaal; leggen contacten, leggen de
aandelen weer voor aan potentiele investeerders.
- Het is een bank, maar dan voor grote bedrijven.
• Beurzen en handelsplatformen
- Grote beurs van Nederland: Euronext. Daar wordt gehandeld, daar komt vraag en aanbod bij
elkaar.
- Beurs en handelsplatform faciliteert wat er al bestaat. Er is vraag en aanbod; er is vraag naar
aandelen en vroeger was dat op een marktplein waar vraag en aanbod bij elkaar kwamen.
De beurs en een handelsplatform is niets meer dan een plek waar wordt gefaciliteerd waar
vraag en aanbod (partijen) bij elkaar komen om producten te (ver)kopen.
- Andere partijen die hiervoor zijn besproken leveren directe diensten, dit is meer het
faciliteren van vraag en aanbod.
• Aanbieders van beleggingen
- Voorbeeld: partijen die een asset hebben waarin kan worden geïnvesteerd. Dat kan iets
financieels zijn, of een bedrijf, of vastgoed, of bossen/bomen/wijnen.
• Investeerders
• Tussenpersonen en adviseurs
- Die gaan er tussendoor. Die helpen partijen/mensen/gezinnen om financiële producten te
(ver)kopen.
- 4 categorieën adviseurs: financieel advies tussen bedrijf + privaat persoon, accountants,
advocaten, consultants.
- Adviseurs zijn degene die faciliteren in een deel van de financiële sector, die helpen binnen
de financiële sector om compliant te blijven en zorgen ervoor dat transacties tot stand
kunnen komen. Die zijn daar heel actief bij betrokken.
Risico’s en laakbaar gedrag
, De financiële sector heeft eigenschappen die ervoor zorgen dat er extra risico’s zijn.
Eerste eigenschap: systeemrisico. Het begin van de financiële crisis. Wat was er gebeurd
in Amerika? Amerikaanse banken bleven maar uitlenen aan gezinnen om huizen te kopen,
dus hadden een berg met hypotheken verstrekt. Hypotheken wilden zij doorverkopen. Die
werden verkocht aan investeerders die een goed rendement erop hadden en daar effecten
van hadden gekocht. Daarna bleek dat de hypotheken niet goed waren. Het punt was: er
waren zoveel effecten in omloop waarvan de waarde niet duidelijk was, waardoor banken
voorzichtig werden en niet meer aan elkaar wilde uitlenen, want voor je het weet leen je geld
uit aan een andere bank en heeft die een hit vanwege een portefeuille met waardeloze
effecten. Toen viel er een Amerikaanse bank om. Dit zorgde voor angst en
terughoudendheid binnen de financiële sector. De overheid moest bijspringen om de
kapitaalbuffers van banken weer wat op te krikken: want banken hebben wel veel geld, maar
hadden ook heel veel uitgeleend en dat kan je niet zomaar terugkrijgen (voorbeeld: bank
krijgt 100 euro, leent 90 euro uit. Hij heeft dus nog maar 10 euro. Als hij dan een
afwaardering van 20 euro moet nemen, dan is hij failliet). Dus er zit een systeemrisico in
omdat het allemaal zo met elkaar verbonden is. Er moeten daarom allerlei waarborgen in het
financiële stelsel worden ingebouwd dat je geen domino-effect krijgt dat de ene de andere
besmet en dat banken omvallen en andere partijen die daarvan afhankelijk zijn.
Nog een eigenschap: het vergunningsstelsel. Er zijn veel partijen waarbij je een laag
bedrag kan lenen, maar op jaarbasis betaal je dan veel rente. Dat is absurd en zoveel rente
mag je eigenlijk niet eens vragen, daarom is er een verbod van maximale rente die je in
rekening mag brengen. Deze partij had het toch zo opgezet met een bepaalde constructie
zonder vergunning. Die partij is beboet. Dit is puur om consumenten te beschermen, dus een
andere reden om in te grijpen. Er zit namelijk een asymmetrie tussen de burgers en
instellingen, want de financiële instellingen hebben veel kennis van de (complexe) financiële
producten, ze kunnen spelen met cijfers. Wij laten ons makkelijk iets aanpraten, omdat wij
druk zijn met andere zaken en ons niet dusdanig goed kunnen inlezen. Daarom zijn er regels
dat als er een financieel product wordt verkocht of advies wordt verleend, dat er een plicht is
bij die partij dat het product goed is. Vooral als die andere partij meer kennis van zaken heeft
dan de burger. Daarop wordt toezicht gehouden.
Ook fraude. Miljoenenfraude met nepaandelen, die zie je regelmatig voorbijkomen. Website
aanmaken, met een mooie brochure: wij gaan grond aankopen voor mooie wijnvelden in
Frankrijk. Ze zeggen: ‘We verwachten een rendement van 8% per jaar’. Mensen storten geld
en er wordt 2 miljoen opgehaald en de mensen daarachter vertrekken naar Curaçao. Als je
alles heel professioneel opzet, is het moeilijk te verifiëren wat er exact met dat geld gebeurt.
Officieel moet er een accountant naar kijken en moet er financiële verslaggeving
plaatsvinden. Maar soms zijn partijen zo snel, dan is het geld al weg.
Enkele financiële markten
We zoomen in op een klein onderdeel van het geheel: op de money markets en capital
markets = dat zijn de financiële markten. Daar hebben we verschillende vormen van:
• Geldmarkten: kortlopende leningen
- Bank X verstrekt aan bank Y een lening voor 1 jaar. Dat is vrij professionele markt.
• Kapitaalmarkten: aandelenmarkten en obligatiemarkten
- Ligt dichter bij huis.
- Aandeel: mede-eigenaar van een bedrijf met een bepaald aandeel en dat aandeel zelf kan
in waarde omhoog of omlaaggaan, daarvoor krijg je zeggenschap in het bedrijf terug op de
aandeelhoudersvergadering (ligt aan hoeveel aandelen je hebt, hoeveel procent) en je krijgt
dividend (hopelijk), wat wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders. Aandelen kunnen van
eigenaar wisselen.
- Obligatie: lening die wordt verstrekt. Daar is een nominale waarde. Stel dat een bedrijf
100.000 euro leent, er staat een couponrente op (zoveel rente krijg je per jaar over die
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisjorna1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $17.65. You're not tied to anything after your purchase.