Inleiding Tot De Studie Van De Europese Literatuur En Cultuur: Voor 1800
Summary
Samenvatting Europese literatuur en cultuur voor 1800 KUL
22 views 0 purchase
Course
Inleiding Tot De Studie Van De Europese Literatuur En Cultuur: Voor 1800
Institution
Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
Book
Ontluikende letteren
Alles wat te kennen is voor het examen.
Alle lessen van europese samengevat in één document.
Namenlijst, van de auteurs, is volledig.
Eigen notities verwerkt in de samenvatting.
Inleiding Tot De Studie Van De Europese Literatuur En Cultuur: Voor 1800
All documents for this subject (11)
Seller
Follow
axellepardon
Content preview
INLEIDING
-Italo Calvino (=zeer gevierde italiaanse schrijver uit de 20 ste eeuw): “waarom klassieke boeken
lezen?”
“Je herleest, je leest niet”
Klassiek werk herlezen: even grote ontdekkingsreis als de eerste keer dat je het las.
Klassieken zijn boeken waarvoor geldt dat hoe meer je denkt ze te kennen van horen-
zeggen, hoe nieuwer en ongekender ze blijken als je ze écht gaat lezen.
Klassiek werk= equivalent vd hele wereld.
‘jouw’ klassiek werk= boek dat je niet onverschillig laat en dat je helpt bij het identifiëren
van jezelf in relatie tot/ in tegenstelling tot het werk.
-Hoe studeren voor dit vak?
:Handboek= literair perspectief kennen! Historisch en cultuurhistorisch niet!
:Slides kennen.
:Tekstfragmenten kennen + lezen voor elke les.
:Termen-en namenlijst kennen.
1. Europa?
-Mythe rond Europa: Europa= mythologisch personage, stier= God Zeus.
-De mythologie= verklarende waarde: reflecteert over Griekse beschaving en zet de beschaving op
de kaart. Griekse cultuur= bakermat vd beschaving.
-Europa begint in Kreta: wortels europese beschaving en waarden.
-Zonder opname van Griekenland in EU/eurozone kon er geen mythe zijn van Europa.
-Verhaal wordt x op x verwerkt (schilderijen, afbeeldingen, sculpturen...) verhaal wordt in stand
gehouden en verschuift westwaarts over Europa. (Een afbeelding kan ook een verhaal bevatten)
-Neutraal ideologisch verhaal: voor elke cultuur een manier om iets te onderhouden/bekomen.
°Brede definitie: elke uiting van cultuur in: 1) Orale vorm (=generatie op generatie oraal
doorvertellen), 2) Geschreven vorm: religieuze teksten, geschiedschrijving, wijsgerige traktaten,
redevoeringen...
°Verhalen en helden: verhaal= actie met een personage dat een obstakel moet overwinnen. Dit sluit
goed aan aan een epische traditie, maar niet in deze periode.
-Vanaf 18de eeuw: veel ontwikkelingen (roman etc)
1
,-Orale transmissie: literatuur is ontstaan via deze methode. Geen exact begin, geen echt origineel
(doorgegeven en soms bewerkt: traditie)
-Geschreven transmissies: transcripties= doorgeven adhv kopiëren van teksten enorm veel
verloren gegaan (materialiteit vh schrift)
-Ontstaan vh boek: eerste boeken waren geen echte boeken:
:Egypte; papyrusrollen.
:Alexandrië (3de eeuw AC): Inventarisering (=kennis wordt bijgehouden en gesystematiseerd in
bibliotheken bv in Alexandrië) ‘Homerische kwestie’ (=geboorte filologie, kritische taal-en tekst
studie).
:Romeinse rijk (1ste eeuw): perkament, palimpsest (=hergebruikt stuk perkament dat een tekst
draagt). (heidense teksten werden hergebruikt en gewist in de middeleeuwen)
:China (8ste eeuw): papier; door Arabieren overgenomen en verspreid.
3. Enkele fundamentele begrippen
3.1 de canon: °Maatstaf, regel voor teksten die als belangrijk worden beschouwd
-religieuze context: authentiek vs apocratief (=teksten waarvan de auteurs minder bekend
waren, algemeen minder duidelijk waren).
-Literaire invulling: teksten met voorbeeldfunctie, navolgingswaard. Erkend en gelezen.
-Constructie: selectie van werken, wisselende esthetische (én politieke, religieuze..) normen.
-Bijvoorbeeld: 18de eeuw: Griekse cultuur wordt meer gestudeerd, vroeger eerder Romeinse.
Shakespeare: paste na een tijd niet meer in het smaakpatroon, later werd hij gezien als de
standaard van literatuur- en menswetenschappen.
3.2 Imitatio en Aemulatio: °Navolging van eerdere werken die men bewondert, het is een
kunstprincipe vd Romeinen. (Imitatio is geen slaafse kopie!)
-Context: retoricascholen in de Oudheid (=instellingen die je trainen om tot publiek te
spreken)
-Literaire context: aemulatio: Imitatio van Homerus (Grieks) door Vergillius (Latijn) leidt tot
Aemulatio van Odysseia door Aeneis.
Renaissance:
:Dante: Imitatio en aemulatio van Vergilius (hij wilt zelf antwoord vinden op de vraag van
Vergilius)
:Petrarca: Imitatio en aemulatio van Cicero en Ovidius (Ovidius: hij vindt de analyse van
liefde treffend, wilt dit op zijn Ciceriaanse manieren zelf toepassen (=imitatio) en overtreffen
(=aemulatio).
:Internationale navolging Petrarkische thema’s
: Imitatio: topos (=stijlfiguur waarbij clichésituatie of -locatie gebruikt wordt) van koud en
warm in Petrarca’s Sonnet 132: Voorstelling vd liefde adhv topos; “terwijl hartje zomer loop
2
, te rillen, blijf ik, als ’t winter is, in brand staan.” (Sonnet= reflecteert over onderwerpen zoals
liefde...)
Besluit vh gedicht : gevoel vd tegenstelling wordt maximaal uitgedrukt: warm-branden
vs koud-rillen= deze tegenstellingen waren een ware rage in die tijd.
-Topos koud en warm: Franse Pléaidedichters Louise Labé; “j’ai chaud extrême en
endurant froidure”
Clément Margot; “jeta de la neige, cuidais froide, mais c”était feu”
de vormtaal van deze dichters zijn persoonlijk, maar het idee vd tegenstellingen
(=petrarca) niet= geen slaafse kopie’s.
-Continuïteit literaire genres en vormen: was een gedeelde traditie en had een positieve
lading; herkenning en meerwaarde: hield tradities in stand.
-Sinds Romantiek (=specifiek esthetische ideologie): kreeg een negatieve lading; evolutie
concept van auteur en originaliteit/creativiteit. Imitatio en aemulatio vielen hier niet onder.
3.3 mimesis: °kunst als nabootsing van de werkelijkheid/natuur. (= oudste term die een visie geeft
op kern vd kunst)
: Plato (=vader vd wijsbegeerte) ‘De staat’ (4de eeuw AC): kritische houding: imitatie versus realiteit
(hij is een filosoof: denkt na over de ‘waarheid’)
: Aristoteles ‘Poetica’ (4de eeuw AC): Positieve houding: “Niet de specifieke taak van de dichter om
te spreken van gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden, maar van dingen die zodanig zijn dat ze
zouden kunnen gebeuren”= het virtuele/potentiële moet de dichter mee bezig zijn het mogelijke
heeft een relatie tot de werkelijkheid/waarschijnlijkheid.
Platonische houding: achterdocht: 17de eeuw; Jansenisten: veroordeling van theater als
schijn, valse waarden, valse ideeën..
: 18de eeuw; kritiek tov de roman: lezer is lui en laat zich door passie meevoeren. (horen we
nog in de 21ste eeuw)
: Computergames, VR, AR (=we verliezen ons in de virtuele werelden)
Aristotelische houding: positief: Aristoteles: effect en nut vd tragedie: ‘Catharsis’
:Coleridge: ‘willing suspension of disbelief for the moment which constitutes poetic faith’
=zonder ons over teg even aan een verhaal, kan er geen verhaal bestaan.
3.4 genredriedeling: °Lyriek, epiek, drama
-Plato, ‘De staat’: invloedrijke classificatie: genre hangt af vd mate waarin de auteur zelf in
het werk optreedt
Lyriek: auteur spreekt rechtstreeks
Epiek: afwisselend auteur die vertelt en helden die sprekn
Drama: Er is niet 1 centrale stem (personages)
3
, 3.4.1 Lyriek: °Griekse oorsprong: lied begeleid op lier; zingende karakter vh gedicht
-Uitdrukking vh innerlijke, het subjectieve: niet persé gevoelens
-Thema gerelateerd aan specifieke gelegenheid
-Vers
-Verschillende genres publieke dimenties
3.4.2 Drama: °beschrijvende actie, opgevoerd voor publiek door acteurs
-Aristoteles, ‘Poetica’
-Vers
-Invloedrijke verhandeling over tragedie: hoogstaande personages
:plot: beweging geluk naar ongeluk
:hamartia= bepaalde karakterfout (maakt hen menselijk + verhaal tragischer)
:Legitimiteit van krachten= lot dat Goden je geven is onontkoombaar
:Catharsis
:3 eenheden 1 tijd, 1 plaats, 1 handeling
-Tragedie vs Komedie: tragedies hadden triest karakter en nobelheid meer werken van
bewaard want sprak het volk meer aan dan komedies
-Drama: tragedie doorheen de tijd
1) Griekse tragedie (5de eeuw AC)
2) Elizabethaanse en Classicistische tragedie (16de en 17de eeuw)
3) Burgerlijke tragedie (18de eeuw)
3.4.3 Epiek: °epos of heldendicht (orale traditie dat gaandeweg opgeschreven wordt)
-Thematiek: grootste heldendaden
-Mythologische en legendarische gebeurtenissen
-vers
-Snijvlak van orale en schriftelijke literatuur: Volksepos (= beïnvloed door volkse tradities en
heeft anonieme auteus): Ilias, Edda, Beowulf, Nibelungenlied, Chanson de Roland...
-Context: zanger aan hof ( kunst- en volksepos hadden hetzelfde doelpubliek: aristocratie)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller axellepardon. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.80. You're not tied to anything after your purchase.