Sociale psychologie
COLLEGE 1: INTRODUCING SOCIAL PSYCHOLOGY
HOOFDSTUK 1
Wat is sociale psychologie?
Sociale psychologie is wetenschappelijk onderzoek naar de manier waarop gedachten, gevoelens, en
gedragingen worden beïnvloed door anderen.
De invloed van anderen kan:
- Fysiek aanwezig zijn
- In gedachten aanwezig zijn
- Geïmpliceerd zijn → Vb. Normen zoals niet sluikstorten, boeren, …
Mens staat centraal:
- Sociale psychologen bestuderen in het algemeen geen dieren, hoewel sommige processen wel
gegeneraliseerd kunnen worden naar mensen
- Dieren worden enkel bestudeerd bij interesse in evolutionaire afkomst
Wat bestuderen ze?
- Observeerbaar en meetbaar: gedrag (lichamelijke reacties, kledingsstijl, wat we zeggen, …)
- Niet direct observeerbaar: attitudes, gedachten, gevoelens, doelen, intenties, …
Verklaringsniveaus binnen de sociale psychologie:
1. Intrapersoonlijk – persoon in context
=processen binnen de persoon
Vb. stereotypes:
o Role Congruity Theory
→ leiderschapsrol wordt geassocieerd met genderrol van mannen ipv die van vrouwen
▪ Mannen worden geschikter bevonden als leidinggevende
▪ Mannelijke leiders worden positiever beoordeeld
→ zorgende rol wordt geassocieerd met genderrol van vrouwen ipv die van mannen
2. Interpersoonlijk – sociale relaties (interacties, relaties, situaties)
= als de omgeving de stereotypen relevant maakt, zullen ze meer doorwegen in je oordeel
3. Positioneel – groepen
= positie in een groep: status, groepslidmaatschap, groepsrelaties
Vb. 1 vrouw in een groep mannen → vrouwelijk stereotype zal harder doorwegen
4. Ideologisch – cultureel
= rol van algemene opvattingen en ideeën, groepsrelaties, culturele betekenissen en praktijken
Vb. positie van vrouwen is slechter in samenleving met seksistische ideologie en bovendien hebben
vrouwen hier ook minder vaak een leidinggevende functie (! Er is ook seksisme t.a.v. mannen!)
- Positie kan worden gemeten aan de hand van 2 maten:
, o Gender Empowerment → deelname aan economie en politiek
o Gender Development → levensverwachting, scholing en levensstandaard
- Seksistische ideologie:
o Vijandig seksisme:
▪ Negatieve stereotypes en opmerkingen
o Welwillend seksisme
▪ positieve stereotypes en opmerkingen
→ al deze verklaringsniveaus zijn waar en relevant
→ reductionisme = als je probeert het hele fenomeen terug te brengen tot één enkel niveau van verklaring
Methoden in sociale psychologie
- er bestaat een causale relatie tussen de invloed van anderen en ons gedrag, gevoelens en gedachten
- voorkeur voor experimentele methode: kan causaliteit aantonen
o Onafhankelijke variabele
o Afhankelijke variabele
o Toevallige toewijzing van participanten aan condities
- Criteria om experimenten te beoordelen:
o Operationele definitie van de variabelen
▪ Meetbaar? Goed gemeten?
o Toevallige toewijzing
o Interne validiteit
▪ Kan het gemeten resultaat toegeschreven worden aan de OV?
• Belang van controleconditie
• Constant houden van confounds of storende variabelen
o Externe validiteit
▪ Kan het resultaat worden toegepast en worden gegeneraliseerd naar andere
contexten?
Laboratorium-experiment Veld-experiment
- Hoge interne validiteit - Lagere interne validiteit
- Lage externe validiteit - Hoge extrerne validiteit
- Gevaar op demand karakteristieken - Minder controle van storende variabelen
- Beperkingen van spontaan gedrag - Beperking van antwoordtendenzen ( vb.
sociale wenselijkheid)
- Gevallen waarin het experiment niet de beste onderzoeksmethode is:
o Individuele verschillen zijn niet altijd te manipuleren en mensen niet altijd random toe te
wijzen aan condities
o Voorlopers en gevolgen van reële gebeurtenissen/contexten
- Alternatieve methoden:
o Archiefonderzoek = onderzoek naar culturele producten of naar maatschappelijke
ontwikkelingen
▪ Vb. relatie tussen inkomensongelijkheid en geluk (omgekeerd evenredig)
o Case studies = volgen van individu/groep om een omstandigheid of gebeurtenis verdiepend
te beschrijven
▪ Vb. waarom sluiten mensen zich aan bij fascistische bewegingen?
o Kwalitatieve studies = wetenschappelijke methode om niet-numerieke gegevens te
verzamelen
o Observatiestudies
o Survey onderzoek (self-report)
2
,Kritieken op de sociale psychologie:
- Reductionisme
o Experimenten hebben vaak bepaalde mate van reductionisme (=de mens en het menselijk
denken en handelen kunnen volledig worden verklaard op basis van louter fysisch-biologische
eigenschappen)
- Positivisme
o Niet-kritische houding t.o.v. de wetenschappelijke methode
o Weinig oog voor context en unieke menselijke eigenschappen
COLLEGE 2: SOCIALE COGNITIE & VERKLARING VAN SOCIAAL GEDRAG
HOOFDSTUK 2, 3 & 16
Hoe vormen we ons een mening over anderen?
Dimensies van beoordeling:
- Soloman Asch:
o Asch zegt dat het geheel meer is dan enkel de som van de delen: we vormen een totaalbeeld
of ‘Gestalt’ van persoonskenmerken
o Empirische evidentie: Geeft een lijstje van een aantal persoonskenmerken weer, waarbij hij
telkens 1 woord manipuleert en zo probeert na te gaan of dit een invloed heeft op het
totaalbeeld dat je vormt over een persoon. De proefpersoon moet na het krijgen van het
lijstje aangeven uit een lijst van nieuwe eigenschappen hoe groot de kans is dat de
beschreven persoon deze eigenschap bezit
▪ Warm/ koud: totaalbeeld wordt beïnvloed
▪ Beleefd/ bot: totaalbeeld wordt niet beïnvloed → minder centrale kenmerken
o Evidentie bevestigd in replicatie
- Rosenberg et al.:
o Vraagt aan proefpersonen om lijst van 65-70 woorden te categoriseren aan de hand van
paarsgewijze vergelijking
Vb. ‘Gaan eerlijk en betrouwbaar goed samen of niet?’
o Vindt 2 onderliggende dimensies: (relatief onafhankelijk)
▪ Sociaal goed – sociaal slecht
▪ Intellectueel goed – intellectueel slecht
o Bevestigd in replicaties: vb. Meeusen et al.
▪ Ging na welk beeld studenten hebben over
geneeskunde, economie, psychologie en
pedagogiestudenten
▪ Zelfde dimensies gevonden
o Maar termen zijn veranderd:
▪ Sociaal → warmte
▪ Intellectueel → competentie
o Verklaring van de dimensies vanuit de evolutionaire psychologie:
▪ Welk soort informatie is belangrijk om te overleven:
3
, • Wat zijn de intenties van de persoon/groep → warmte
• Kan deze persoon/groep handelen naar deze intenties → competentie
▪ Voor overleving moet primair worden bepaald of de
ander goede of slecht intenties heeft en pas dan of
hij/zij naar die intenties kan handelen
• Ybarra et al.
o Lexicale beslissingstaak: is dit een
woord?
o De echte woorden zeggen iets over
competentie of warmte
o Hoe lang duurt het voor een
warmtewoord wordt herkend vs. Een
competentiewoord wordt herkend
• Het perspectief is van belang:
o Beoordeling maken over in-group (vb. Polen over Polen) vs. Out-
group (vb. Polen over Russen)
• Hoe warm/competent zijn … ?
• Hoe wenselijk is het voor … dat … warm/competent zijn?
• De context is van belang:
o Woijciszke et al.:
• Conditie 1: ‘stel: je zit in een ruimte met onbekenden en
moet bepalen over wie je, globaal gezien, het meest
positief denkt. Welke van de volgende eigenschappen
zouden belangrijk voor je zijn?’ → geen context
• Conditie 2: ‘Stel: je zit in een ruimte met een onbekenden
en je moet bepalen wie je een persoonlijk geheim zou
toevertrouwen. Welke van de volgende eigenschappen
zouden belangrijk voor je zijn?’ → wel context
• Conditie 3: ‘stel: je zit in een ruimte met onbekenden en
moet bepalen wie je de taak zou geven van onpartijdige
bemiddelaar in een ingewikkeld conflict tussen het
management en werknemers van een fabriek. Welke van
de volgende eigenschappen zouden belangrijk voor je
zijn?’ → andere context
- Andere factoren die van invloed zijn:
o Primacy effect:
▪ informatie die je eerst krijgt heeft een grotere invloed op het totaalbeeld
▪ geldt ook voor uiterlijk voorkomen
▪ geldt ook voor beeldvorming van groepen
o positiviteit/negativiteit van informatie:
▪ negatieve informatie heeft meer invloed
▪ afhankelijk van soort informatie: warmte/competentie
• warmte: 1 keer liegen, ookal verder altijd eerlijk → slechte intentie
• competentie: 1 foutje gemaakt, derest wel altijd in orde → minder erg
schema’s & stereotypes:
- bij beoordelingen maken we meestal gebruik van informatie die we al hebben:
o Schema: een representatie van kennis over een persoon (of situatie of gebeurtenis) die
gebruikt kan worden bij het interpreteren van gedrag
o Categorie:
▪ Werwijst naar groepen mensen die een familiegelijkenis hebben, maar niet
noodzakelijk 1 kenmerk gemeen hebben (vooral als we de persoon niet kennen)
▪ Wordt niet beschreven aan de hand van een beperkte set van noodzakelijke
kenmerken. Het totaalbeeld wordt gevormd door een prototype of soms door een
extreem voorbeeld (vb. studenten die uitgaan)
→ schema’s en categoriën beïnvloeden wat je ziet, onthoudt en hoe je informatie interpreteert
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ellenvangool. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.