Psychobiologie UvA jaar 2 - Wetenschapsfilosofie en Beroepsethiek - samenvatting
19 views 0 purchase
Course
Wetenschapsfilosofie En Beroepsethiek
Institution
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Samenvatting van de college aantekeningen van het vak Wetenschapsfilosofie en Beroepsethiek gegeven tijdens het 2e jaar van de bachelor Psychobiologie aan de Universiteit van Amsterdam.
Wetenschapsfilosofie en Beroepsethiek
Eigenwaarde van dieren
Ethical Iceberg (Mepham): relatie tussen handelen en ethische theorieën.
Ten eerste bekijk je de feiten om een keuze te maken. Dit gebeurt bij een
normatieve theorie. Op de basis van de ijsberg zijn de grondhoudingen, dit
is je intuïtie. Uiteindelijk kom je uit op een handeling.
Intrinsieke waarde: dat wat omwille van zichzelf nastrevenswaardig is
(doel) deontologie.
Instrumentele waarde: dat wat als middel voor iets anders van waarde is consequentialime.
Consequentialisme: een handeling is goed als de gevolgen ervan goed zijn. ‘Het grootst mogelijke
overwicht van goede over kwade gevolgen voor zoveel mogelijk mensen.’ Een handeling is goed als
de kosten lager zijn dan de baten (kosten-baten analyse).
- Utilisme: een goed gevolg is een gevolg in termen van nut.
- Hedonisch utilisme (Bentham en Mill): gelukzoekend. ‘De natuur heeft de mensheid onder
het bestuur gezet van twee soevereine meesters, pijn en genot.’ Een handeling is juist als de
consequenties geluk opleveren. Het is wel heel erg beperkt, want bepaalde waardes worden
niet meegewogen.
- Pluralistisch utilisme: wat is het goede gevolg? We kiezen alles, nut in termen van het
grootst samengestelde goed. Een optelling van verschillende intrinsieke waarden. Maar hoe
bepalen we of de handeling ‘genoeg’ samengesteld goed tot stand brengt? Hoe vergelijk je
de verschillende opties.
- Preferentie utilisme: een handeling is goed als de wensen van de mensen die de handeling
ondergaan zijn vervuld. Hoe vergelijk, weeg en prioriteer je wensen van mensen? Zijn alle
preferenties het waard om vervuld te worden?
Deontologie (Kant): niet de gevolgen, maar de aard van de handeling dient beoordeeld te worden.
Alleen het rationele vrije wezen kan moreel handelen. Het eerste categorische imperatief is ‘handel
alleen zodanig dat je zou kunnen willen dat jouw handeling tot universele wet zou kunnen worden
gemaakt.’ Het tweede categorische imperatief is ‘Je mag een mens nooit instrumenteel gebruiken,
maar als doel (autonoom moreel wezen).’ Als je dit wel doet, dan is het een verkeerde handeling.
Kritiek op de deontologie is de vraag waarom zou je geen enkele aandacht besteden aan de
gevolgen? Zeker in geval van schade. Het doet ook geen recht aan de variëteit van morele situaties
zoals die zich in het leven voordoet.
- Rawls zegt dat rechtvaardigheid het criterium is. Ongelijkheid mag alleen als het leidt tot
meer gelijkheid voor allen.
- Ross zegt dat principes prima facie verplichtingen zijn. Altijd bekijken, aanvoelen welk
principe het meest juist is (intuïtie).
Denkschema deontoloog:
1
, Deugdethiek: intentie om het goede te doen een deugdelijk mens zijn. Dus wijsheid,
gematigdheid, moet en rechtvaardigheid (Plato en Aristoteles). Door het doen ga je weten wat het
juiste is om te doen.
Eigenwaarde: wie hebben een eigenwaarde? Mensen (antropocentrisch), pijnlijdende/bewuste
wezens (zoocentrist), alles dat leeft (biocentrisch) en het geheel alles omdat het er is, dus ook
natuursystemen (holistisch/ecocentrisch).
Waarde = instrumentele waarde + intrinsieke eigenwaarde.
Integriteit van dieren: de heelheid en gaafheid van het dier in fysieke of fysiologische zin, alsmede
het vermogen om soortspecifiek te functioneren en dit vermogen te realiseren, zelfstandig en zonder
intensieve hulp van de mens (Rutgers en Heeger).
Omgaan met dieren: ieder dier is hetzelfde, want dieren zijn in de basis allemaal moreel relevant
(Taylor). We hebben meer plichten tegenover dieren die zelf aangeven zich te willen ontplooien naar
hun eigen aard, die daar een zeker bewustzijn over hebben (Rollin). De Wet op de Dierproeven is een
nee, tenzij principe. Hier heb je te maken met de 3 V’s vervanging (het kan niet anders), verfijning
(zo weinig mogelijk ongerief) en vermindering (zo laag mogelijk aantal om een significant resultaat te
behalen).
Ethische toetsingscommissies:
- Centrale commissie Dierproeven (CCD): landelijk commissie en krijgt advies van DEC.
- Dierexperimentencommissies (DEC): beoordeling ethische aanvaardbaarheid van
dierenproeven op basis van een onderzoeksplan.
- Instantie voor Dierenwelzijn (IvD): per instelling en beoordeling van proefdierkundige
aspecten (3 V’s).
- National Comité advies dierproefvraagstukken (NCad): adviseert minister, CCD en IvD’s over
de aanschaf, de fok, de huisvesting en verzorging/gebruik van dieren in dierproeven. Wordt
onder toezicht gehouden door Inspectie Voedsel en Waren Autoriteit.
Het belang moet worden afgewogen tegen het leed (pluralistisch). Het leed wordt onderverdeeld in
gering, matig en ernstig ongerief. Er zijn verschillende belangen bij verschillende soorten onderzoek.
Ongerief ~ fundamenteel + [toegepast + maatschappelijk].
Eigenwaarde van mensen
Code van Neurenberg (1947): voorwaarden voor verantwoord experimenteren met mensen.
Vrijwilligheid van proefpersonen!
Code van Helsinki (1964/1975): Hippocrates, verantwoordelijkheid van de arts (Childress en
Beauchamp). Goed doen, niet schaden, autonomie en rechtvaardigheid. Typen experiment kennis
vergaren vs. therapeutisch doel. Een aanvaardbaar experiment is als de proefpersoon er baat bij
heeft. Clinical trials hebben als doel om de kennis over een medicijn te vergaren en een goede
therapie voor de patiënt. Bevolkingsonderzoek is data vergaren over ziektes zodat er voordelen
kunnen worden gevonden voor de mensen. Dus het schaadt je niet, maar het levert je iets op.
Eigenwaarde van mensen: we respecteren de gezondheid en welzijn fysieke integriteit en
psychische integriteit (je mag mensen niet mentaal schaden). Belangrijke noties zijn
zelfbeschikkingsrecht, autonomie en privacy. Dit is allemaal cultureel bepaald. De eigenwaarde wordt
beschermt door de informed consent.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisrosmalen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.