Bevat alle slides en alle extra notities die ik doorheen alle lessen heb gemaakt. Daarbij heb ik ook een document met notities van de zelfstudie teksten die je bij de samenvatting krijgt.
When I buy a summary, I expect it to be written just a little better and not in colloquial language or quickly from the lesson. The summary is full of minor writing errors which is quite disturbing. Check better in the next summary!
Seller
Follow
emilygoris
Reviews received
Content preview
Politieke actoren en gedrag
begeleidende zelfteksten: elke tekst lezen en begrijpen en verwerken
examen: inhoudelijk + 1 of 2 vragen over die teksten (je mag ze meenemen maar zonder notities)à
15/20
wetenschappelijke blog: wetenschappelijk artikel kiezen dat gelinkt is aan een bepaalde vraag in de
actualiteit om de lezer meer inzicht te leveren over dat thema à 5/20
bv: actualiteit: regeringsvorming met liberalen en cd&v àwetensch artikel: worden partijen hun
populariteit beïnvloedt doordat ze mee in een coalitie stappen?
1200 woorden
eerste versie moet af zijn tegen 3/11 dan peer review en afwerken tegen 15 of 24/12
Les 1: Stemgedrag verklaren van kiezers
tekst Alvarze et al. wat is de rol van stemtesten ih stemgedrag van mensen?
Voorspellers?
sociale positie, partij identificatie, ideologie/issues, economische toestand, imago van kandidaten,
strategische overwegingen, de kracht van events
1. Sociale positie (Columbia school)
- jaren 40’
- opkomst van de massamedia, gaat de media het stemgedrag van kiezers
beïnvloeden/manipuleren?
- Lazarsfeld en co: the people’s choice: gingen mensen bevragen om hun stemgedrag te
begrijpen. Conclusie: media effecten is helemaal niet zo groot, maar dat mensen gewoon
loyale kiezers zijn en vooral stemmen op partijen waar ze heel hun leven al op stemde. Die
partijen zijn gelinkt aan de kiezer’s sociale positie en kring.
aansluiting in Europa: Lipset en Rokkan (’67) à breuklijnen
- national revolution: center <-> periphery en staat <-> kerk
- industriële revolutie: land <-> indusrtrie en werknemers/arbeiders <-> landowners
- conclusie: stemgedrag vooral verklaren obv:
• class voting: het effect van sociale klasse
• denominationak voting: het effect van religie
- andere factoren nu: urbanisatie, gender, leeftijd, afkomst
- afnemend belang sociale positie, uitzondering etniciteit en afkomst, maar SP heeft nog
steeds een belangrijke waarde
2. partij identificatie (Michigan School)
- sociale breuklijnen verklaren niet waarom mensen stemmen voor een partij, ze zeggen
weinig over politieke voorkeuren en SB verklaren niet de variatie tussen verkiezingen want
anders zou elke verkiezing er hetzelfde uitzien en dat is niet dus er is wel degelijk variatie
waardoor het stemgedrag niet volledig verklaard wordt door enkel de sociale positie.
Michigan school ging dit onderzoeken welke andere factoren dan wel belangrijk zijn.
- Campbell en co: the American voter à verkiezingssurveys
• partisanship (=partij identificatie): mensen uit uw sociale omgeving identificeren zich
met een bepaalde partij en dat beïnvloedt jouw stemgedrag. Bv uw ouders
identificeren zich met een bepaalde partij en die gaan u beïnvloeden waardoor uw
stemgedrag door uw sociale kring wordt beïnvloedt
, o op lange termijn: langdurige identificatie met favoriete partij. Wanneer je al
10 keer hebt gestemd op die partij vergroot dit de kans om er nog eens op te
stemmen, dus partij identificatie versterkt doorheen de jaren
o gevormd in de kindertijd, wie jou op dat moment heeft beïnvloedt (meestal
ouders)
o vooral in de VS omdat zij een heel groot belang hebben voor individuele
kandidaten (en zwakkere partijen) en minder Europa omdat het belang van
ind kandidaten zwakker is en er sterkere partijen zijn
o partij identificatie komt eerst, mensen hebben een band met een bepaald
gedachtegoed of met bepaalde normen die overeenkomen met die van die
bepaalde partij. Deze partij gaat dan alle nieuwe thema’s kleuren voor de
kiezer (kiezer neemt niet een eigen standpunt in, maar de mening/standp
van die partij)
o vormt een lens waardoor de kiezer gaat kijken
• preferenties voor specifieke kandidaten
o korte termijn
• stemgedrag houdt verband met sociale posities/condities etc, maar partij
identificatie en voorkeuren die je hebt voor bepaalde kandidaten vullen dit
stemgedrag aan.
- beide scholen spreken elkaar niet tegen maar de Michigan school vult de Columbia school
aan.
3. ideologie/issues
- Downs: an economic theory
• rational choice paradigma
• democratie als een economische markt met vraag (kiezers) en aanbod (partijen)
• theorie van stemgedrag maar ook als theorie van partijstrategie
• de kiezer is rationeel en wilt bepaalde doelen halen (bv ik wil propere lucht) = utility
(=nut) ze wilt voordelen halen uit het publiek beleid
• kiezer wilt haar wensen maximaliseren (utility income)
• deze theorie is moeilijk te vertalen id praktijk à vereenvoudigde rationaliteit= links-
rechtsschaal, zij geeft de algemene ‘value orientations’ weer
• kiezers kunnen inschatten waar partijen zich positioneren in diezelfde ‘policy space’
• kiezers stemmen voor de partih die het dichtsts bij hun preferenties ligt à obv
retrospectief of prospectieve bevindingen
• Downs gaat verder dan het stemgedrag verklaren, gaat ook na hoe partijen zich gaan
opstellen om zoveel mogelijk stemmen te verkrijgen
Wat is het grootste verschil tussen de Michigan School en de rational choice theory van Downs?
Bij Downs gaan de kiezers nu zelf bewust kiezen en stemmen,voor hun bepaalde wensen te
verkrijgen à hun positie op de L-R schaal bepaalt voor welke partij ze gaan stemmen, terwijl de
Michigan school zegt dat mensen stemmen hun preferenties gevormd worden door de partij waarop
ze stemmen (partij identificatie) à partijvoorkeur bepaalt uw positie op de links-rechtsschaal
Downs heeft geleid tot complexiteit:
1. aard van de policy space die kiezers en partijen delen
• assumptie van unidimensionaliteit op de L-R schaal in twijfel, in realitieit veel partijen die
voor bepaalde thema’s zich links positioneren maar voor andere thema’s zich rechts
positioneren. Bv VB
• in realiteit zijn vele partijen multidimensionaal
2. veel issues zijn valence issues (waar veel mensen het eens over zijn bv elke partij wil propere
lucht) ipv position issues
, • iedereen wil dezelfde wenselijke uitkomst, maar de wegen om deze uitkomst te
bereiken is verschillend
• beoordeling van competentie van partijen: kiezers gaan stemmen op de partij die het
meest geschikt is om dit issue op te lossen
3. kiezers vinden slechts sommige issues belangrijk, niet alles
• issues publics: er zijn weinig mensen die rationeel een mening vormen om ALLE
issues à meer subgroepen die rationeel denken over enkele issues
• de volledige geinformeerde kiezer is hierdoor een irrealistisch ideaalbeeld
• verschuivingen van belang doorheen de tijd
2+3 samen à geleid tot issue-ownership- modellen van stemgedrag
Bv: wie is er issue owner van milieu? àgroen
wie is er issue owner van migratie? à VB
- een partij ‘ownt’ een issue wanneer kiezers deze partij als best competent beschouwd om
dat issue op te lossen.
Stijgend belang van issues (terwijl de voorbije factoren net eerder aan het dalen zijn)
à komt door cognitieve mobilisatie
4. economische toestand
wat heeft de staat van de nationale economie te maken met stemgedrag van mensen?
als de economie slecht gaat, gaan mensen vooral tegen de regering stemmen.
- vorm van issue voting
- retrospectief stemgedrag: performance evalution:
• als de economie slecht gaat à zittende regering afstraffen
• als de economie goed gaat à zittende regering belonen
- oppositie kandidaten gebruiken vaak een slabbakende economie als campagne voering ‘kan
je niet beter voor mij stemmen’ en het omgekeerde gebeurd ook ‘stem voor ons zie hoe
goed wij het hebben gedaan’
- uitzondering: oorlogen
relatie tussen objectieve economie en verkiezingsuitslagen: economische groei, koopkracht van
mensen
kritisch punt:
als je fan bent van de zittende partij gaat uw perceptie vormen over hoe goed/slecht het gaat met de
economie.
Bv mensen die op Trump stemmen hun perceptie is dat de economie heel goed aan het gaan is
terwijl mensen die op Biden stemmen hun perceptie is dat de economie slecht aan het gaan is.
- sociotropic: nationale economie
- egotropic: eigen economie (sta je er beter voor dan vroeger of niet)
Verwachting: echte economie à perceptie van economie à stemgedrag
5. imago van de kandidaat
- the personalization/ presidentialization of politics à beinvloedt het success van ind
kandidaten (charisma, looks, betrouwbaarheid)
• rol massamedia: dit is gekomen door de media (en sociale media) bv tv heeft nood
aan een sterke kandidaat, iemand die er staat à gevolg: introductie
verkiezingsdebatten
, • van aandacht van partijen naar kandidaten
• experiment: beoordeling van aantrekkelijkheid van Mexiaanse kandidaten (gekozen
door Amerikaansen en Indiase respondenten) (zodat je een meer neutrale
beoordeling hebt ivp gekozen door Mexicanen)
o hun antwoorden waren in overeenstemming met de reële verkiezingsuitslag,
door deze correlatie kan je stellen dat aantrekkelijkheid van kandidaten wel
degelijk een rol spelen.
o wetenscappelijke eensgezindheid: kandidaten doen er toe, bepaalde
persoonlijkheidskenmerken komen steeds terug (sterk, karakter, competent,
betrouwbaar, empatisch)
- kandidaten worden beoordeeld door een ‘partij-lens’
• kandidaat staat niet los van de partij
• performance issues beinvloeden incument
o rally round the flag effect: steun voor de president wordt even heel sterk
verhoogd in tijden van crisis, oorlog
• tendens: partij identificatie verzwakt à dus is de partij lens nog wel accuraat?
- politiek systeem van belang
• ind kandidaten doen er meer toe in presidentiële systemen ipv parlementaire
systemen
• ind kandidaten hebben groter effect in systemen met open lijsten
o open partijlijst: kiezers kunnen er voor zorgen dat bv een kandidaat op plek
23 toch op plek 2 kan komen te staan
o gesloten partijlijst: partij bepaalt de volgorde van de kandidaten
Intermezzo:
Welk van de besproken voorspellers van stemgedrag zijn het meest wenselijk en waarom?
meest wenselijk: ideologische voorkeur/issues
minst wenselijk: imago van een kandidaat, partij-identificatie op die manier vormt de partij uw
mening over een bepaald onderwerp en heb je er geen eigen mening over
6. strategische overwegingen
ookal geintroduceerd door Downs:
rationele kiezer verkiest partij A maar inschat dat A geen enkele kans heeft om te winnen (bv omdat
er weinig mensen op zullen stemmen) dus gaat dan stemmen op B.
- vereist inschatting/kennsis over hoe anderen gaan stemmen, deze info gebruik je bij uw
eigen stemming. Meer in systemen waar polls aanwezig zijn.
meer voorkomt in first past the post systemen (degene met de meeste stemmen wint) dan in
proportionele systemen? à FPTP want deze heeft heel veel stemmen nodig om te kunen winnen
terwijl in parlementaire systemen kan een partij met maar 10% al een zetel winnen bv.
- FPTP: 1 winnaar per kiesdistrict normaal, meestal maar 2 of 3 ‘major parties’, duidelijk hoe
strategisch te stemmen
- PR: onduidelijk wat het effect is
7. De kracht van events
Effect van grote gebeurtenissen, rampen, vlak voor de verkiezingen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emilygoris. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.