100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
demografische ontwikkeling deel 1, samenvatting $7.34   Add to cart

Summary

demografische ontwikkeling deel 1, samenvatting

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

demografische ontwikkeling deel 1, samenvatting

Preview 3 out of 18  pages

  • January 13, 2022
  • 18
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Thema 1: Sociale stratificatie

1.1 Wat is sociale stratificatie?

1.2 Drie basiscomponenten

1.2.1 Financiële middelen

1.2.2 Beroepsstatus en tewerkstelling

1.2.3 Opleidingsniveau

1.3 Geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid

1.3.1 Sociale lagen vormen groepen

1.3.2 Reproductie via familiesystemen

1.3.3 Reproductie via het onderwijs

1.4 Enkele visies op sociale stratificatie

1.4.1 Ordesociologische visie

1.4.2 Conflictsociologische visie

,1.1 Wat is sociale stratificatie?

Hoewel we in één van de meest welvarende landen ter wereld leven, is het duidelijk dat niet
iedereen in dezelfde mate toegang heeft tot kansen op welvaart en welzijn. Die kansen zijn niet voor
iedereen gelijk: we leven in een gelaagde samenleving. Anders geformuleerd: onze samenleving
wordt gekenmerkt door sociale stratificatie.

Het begrip ‘stratificatie’ is afkomstig uit de geologie. Naar analogie met de gelaagdheid van de
aardkorst, wordt zo goed als elke samenleving gekenmerkt door een opbouw uit verschillende
‘lagen’. Mensen die zich in dezelfde laag bevinden, hebben gemeenschappelijke kenmerken met
anderen in hun ‘laag’ en onderscheiden zich van mensen op andere ‘lagen’ van de samenleving. Deze
lagen vormen een hiërarchie. Wie zich op een hogere laag bevindt, heeft andere (betere) kansen dan
wie zich lager bevindt. We hebben dus te maken met sociale ongelijkheid. Deze ongelijkheid heeft
een relatief stabiel karakter: ze is namelijk sterk verankerd in een samenleving. Vandaar dat sociale
stratificatie gedefinieerd wordt als ‘geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid’.

Sociale ongelijkheid duidt op het eigenlijke idee van een hiërarchische opbouw van een samenleving.
Men spreekt ook wel van een maatschappelijke ladder. Deze omvat een combinatie van 2 zaken:

1. De sociaal-economische positie: verwijst naar het gegeven dat personen die hoger op de
ladder staan een betere toegang hebben tot belangrijke middelen in een samenleving dan
wie een lagere plaats inneemt. Aan deze hogere positie is ook een hogere status verbonden.
2. De sociaal-economische status: geeft aan dat men opkijkt naar wie hoger staat en neerkijkt
op wie lager staat.

Opm. Strikt genomen moeten de begrippen sociaal-economische positie (SEP) en sociaal-
economische status (SES) van elkaar onderscheiden worden. Hierbij verwijst positie naar de
eigenlijke plaats op de ladder, de status naar de waardering. Beide hangen echter nauw samen. We
zullen toch de afgekorte term SES gebruiken in de ruime zin van het woord.

Sociale ongelijkheid hangt onlosmakelijk samen met macht. Macht houdt in dat men in staat is om
het gedrag van een ander te beïnvloeden in functie van het eigen belang, en zelfs tegen het belang
van die andere in. Een hogere positie op de maatschappelijke lader impliceert dat men meer macht
kan uitoefenen. Bovendien is macht ook een middel om de plaats in de hiërarchie te kunnen
behouden of om hoger te kunnen opklimmen.

In de omschrijving van het begrip sociaal-economische positie werd verwezen naar de ongelijke
toegang tot belangrijke middelen in een samenleving. Dit begrip dient vrij ruim opgevat te worden.
Het gaat niet enkel om basisbestaansmiddelen maar evenzeer om toegang tot gezondheid, vrije tijd,
sociale contacten, relaties en gezin, … kortom: alle aspecten die deel uitmaken van de
levenskwaliteit. Zowel welvaart als welzijn. We spreken in dit opzicht ook van ongelijke
‘levenskansen’ in de ruime zin van het woord: niet iedereen heeft evenveel kansen op dezelfde
levenskwaliteit. Deze verschillende deelaspecten zijn verweven door systemen van onderlinge
beïnvloeding. Vb. Een gebrekkige huisvesting brengt niet enkel gezondheidsrisico’s met zich mee,
maar is ook niet bevorderlijk voor sociale contacten. Het is belangrijk dat we ons bewust zijn van het
feit dat deze factoren de individuele keuzes overstijgen. Uiteraard kunnen personen individuele
keuzes maken maar niet iedereen heeft dezelfde kansen om bepaalde keuzes te maken. Heel wat
mensen beschikken niet over voldoende financiële middelen en/of know-how. Dit gegeven van
ongelijke kansen is eigen aan het idee van sociale ongelijkheid.

, Welke aspecten van de SES bepalen nu concreet de mate waarin men toegang heeft tot deze
belangrijke middelen? Klassiek wordt SES opgevat als een multidimensioneel concept met 3
deelcomponenten:

1. Financiële middelen (economische dimensie)
2. Tewerkstelling- en beroepsstatus (sociale dimensie)
3. Opleidingsniveau (culturele dimensie)

Deze 3 deelaspecten zijn uiteraard ook sterk onderling verbonden. Indien deze aspecten niet
samenvallen, ervaren actoren wat men noemt ‘statusinconsisitensie’. Statusinconsistentie houdt dus
in dat iemand hoog scoort op één van de deelcomponenten, maar laag op een ander. Vb. Een Poolse
arts werkt in België als poetsvrouw. Zij heeft weliswaar een hoog opleidingsniveau, maar een lage
beroepsstatus en een laag inkomen.

Wie geen of slechts een heel beperkte toegang heeft tot de belangrijke middelen in een samenleving,
bevindt zich in een situatie van armoede. In essentie betekent armoede een gebrek aan financiële
middelen om een kwaliteitsvol leven te leiden. Deze gebrekkige financiële situatie gaat echter vaak
samen met een lage scholingsgraad, werkloosheid of een lage beroepsstatus. Daarenboven zorgt het
gebrek aan financiële middelen, eventueel gecombineerd met een lage scholingsgraad en
tewerkstellings- of beroepsstatus, voor beperkte kansen op vlak van de verschillende dimensies van
de levenskwaliteit. Dit gegeven komt sterkt tot uiting in de volgende klassieke definitie van armoede:
“Armoede is een netwerk van sociale uitsluiting (breuklijn) dat zich uitstrekt over meerdere gebieden
(aspecten) van het individuele en collectieve bestaan (groepen). Het scheidt de armen van de
algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht
overbruggen. (Vranken) Deze definitie accentueert de meerdere deelaspecten van de
levenskwaliteit, de onderlinge verbondenheid (netwerk) en het feit dat armoede het individuele
overstijgt. Tot slot benadrukt Vranken sterk de kloof tussen wie wel en niet arm is. Hij spreekt dan
ook van een breuklijn en ziet in deze breuklijn net het verschil tussen ‘sociale ongelijkheid’ en ‘sociale
uitsluiting’.

3 begrippen nog eens op een rijtje:

1. Sociale differentiatie houdt in dat verschillende actoren weliswaar verschillende
gespecialiseerde taken opnemen en verschillende rollen uitvoeren, maar dit gaat niet
gepaard met sterke of sterk uitgesproken waardeverschillen en verschillen in toegang tot
middelen.
2. Sociale ongelijkheid wijst op een ongelijke toegang tot belangrijke middelen in een
samenleving naar gelang de positie die men inneemt op de maatschappelijke ladder, en de
statusverschillen die samenhangen met deze positie.
3. Sociale stratificatie slaat op geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid. Dit impliceert dat
deze ongelijkheid een min of meer stabiel karakter heeft, beseft wordt door de leden van een
samenleving en dat er impliciete of expliciete regels voor de verdeling aanwezig zijn. Deze
verankering vindt plaats door de aanwezigheid van allerlei zogenaamde
reproductiemiddelen: factoren die ertoe bijdragen dat de sociale ongelijkheid blijft bestaan,
ook over generaties heen, via sociale groepen, leefvormen en onderwijs.

Hoewel sociale ongelijkheid een vrij stabiel karakter kan hebben, mogen we de mogelijkheid tot
verandering inzake sociale positie niet uitsluiten. Dit aspect wordt (verticale) sociale mobiliteit
genoemd en bestaat uit 2 vormen qua richting. Opwaartse mobiliteit verwijst naar een stijging qua
SES, neerwaartse mobiliteit naar een daling. Deze mobiliteit kan daarenboven intergenerationeel
(over generaties geen) of intragenerationeel (binnen de generatie) zijn.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller inadeli. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79976 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.34
  • (0)
  Add to cart