Samenvatting Rechtshandeling en Overeenkomst, ISBN: 9789013151732 Contractenrecht (650263-B-6)
7 views 0 purchase
Course
Contractenrecht (650263B6)
Institution
Tilburg University (UVT)
Book
Rechtshandeling en Overeenkomst
Met deze samenvatting heb ik een 8 behaald voor mijn tentamen. Deze samenvatting is gebaseerd op aantekeningen van hoor- en werkcolleges, de literatuur die voorgeschreven stond en jurisprudentie.
BLOK 2: Niet nakoming van overeenkomsten en remedies ............................................................................ 46
Werkcollege 3: niet nakoming van overeenkomsten I .................................................................................... 46
Werkcollege 4 niet nakoming van overeenkomsten II .................................................................................... 51
Hoorcollege 3 overzicht remedies, keuzevrijheid tussen medisch en andere manieren om overeenkomsten
eenzijdig te beëindigen .................................................................................................................................. 55
Hoorcollege 4 remedies bij bijzondere overeenkomsten ................................................................................ 57
Blok III De grenzen van de overeenkomst ...................................................................................................... 61
Werkcollege 5 vertegenwoordiging, volmacht en lastgeving .......................................................................... 61
Werkcollege 6 Derdenwerking van contractsbedingen ................................................................................... 64
HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600 (Van de Steeg/Rabobank). ....................................................... 84
HR 5 april 2013, NJ2013, 214 (Lundiform B.V./Mexx Europe B.V.). ................................................................. 84
,HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, NJ 2014/274 (Heesakkers/Voets). .......................................... 84
HR 17 januari 2014, NJ 2014/236 (Kenter/Slierings). ...................................................................................... 84
HR 11 juli 2014, NJ2015, 2 (Eneco/Stichting Ronde van Nederland en ISCO). ................................................. 84
HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687,NJ 2017/114, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (FNV c.s./Condor). .... 84
HR 3 feb 2017,NJ 2017/78 (Tamacht/Hodenius). ............................................................................................ 85
HR 14 juli 2017, NJ2017/364 (Vissers c.s./Compaen) ...................................................................................... 85
HR 13 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2615 (Gemeente Bronckhorst). .......................................................... 85
HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810, TBR 2018, 197, m. nt.S. van Gulijk(Woningstichting Eigen
Haard/X) ........................................................................................................................................................ 85
HvJ EG27 juni 2000,NJ 2000/730 (Océano). .................................................................................................... 85
HvJ EU 4 juni 2015, zaak C-497/13, ECLI:EU:C:2015:357, ongepubliceerd (Froukje Faber) .............................. 86
HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581, NJ2020/197 (Fraanje BV/Alukon Zeeland BV), m. nt. J.L.
Smeehuijzen ................................................................................................................................................... 86
Oefententamens
Oefententamen
Onderdeel A (30 punten; richttijd 40 minuten)
Bij dit onderdeel kiest u het gevraagde alternatief en beargumenteert u waarom dat
antwoord gekozen dient te worden. U dient het bespreken van niet gekozen alternatieven
achterwege te laten.
Vraag 1 (10 punten)
Fietsenwinkel Van Haren heeft een webshop die erg goed loopt. De eigenaar van Van Haren
wil uit efficiëntieoverwegingen een aantal automatiseringen doorvoeren. Hiervoor benadert hij
IT-Design, een software ontwerpbureau dat is gespecialiseerd in het creëren van software die
de bedrijfsvoering van bedrijven kan automatiseren. Na lang onderhandelen, waarbij beide
partijen zijn geadviseerd door een juridisch adviseur, hebben IT-Design en Van Haren
overeenstemming bereikt. In het op schrift gestelde contract tussen IT-Design en Van Haren
wordt o.a. het volgende afgesproken: ‘Partijen komen overeen dat het schriftelijke contract de
enige overeenkomst is tussen partijen. Deze overeenkomst treedt in de plaats van alle
voorgaande verklaringen, besprekingen, toezeggingen, mededelingen of reclame met
betrekking tot de software.’ Nadat de automatiseringen zijn doorgevoerd blijkt dat het nieuwe
systeem klanten niet in staat stelt om op de website te kunnen zien of een fiets per direct
leverbaar is. Dit terwijl Van Haren in de precontractuele fase te kennen heeft gegeven dat dit
een belangrijke voorwaarde was voor het sluiten van de overeenkomst. Hoewel deze
, voorwaarde niet expliciet is opgenomen in de overeenkomst heeft IT-Design wel toegezegd de
software dusdanig vorm te geven dat aan deze voorwaarde wordt voldaan. Welke van de
onderstaande uitspraken naar aanleiding van bovenstaande feiten is ONjuist?
a) De in de precontractuele fase gemaakte afspraak is op basis van het opgenomen beding
in beginsel geen onderdeel van de overeenkomst.
b) Het opgenomen beding in combinatie met de omstandigheden van het geval brengen in
dit geval mee dat de overeenkomst in beginsel taalkundig moet worden uitgelegd.
c) Het opgenomen beding kan de toepasselijkheid van de redelijkheid en billijkheid niet
buiten werking stellen.
d) Partijen hebben met het opgenomen beding gekozen voor een taalkundige uitleg.
Antwoord D is het gevraagde en dus het onjuiste antwoord.
Het geciteerde beding (een zgn. entire agreement-clausule) heeft niet de bedoeling een
bepaalde uitlegmaatstaf voor te schrijven. De clausule geeft slecht aan dat geen andere
afspraken tussen partijen zijn gemaakt (of nog gelding behouden) dan de afspraken die in de
overeenkomst zijn neergelegd. Over de vraag hoe de afspraken die wel in de overeenkomst zijn
neergelegd uitgelegd moeten worden, zegt de bepaling in principe niets. De clausule is gewoon
onderhevig aan de Haviltex-uitleg-maatstaf. Wel kan een dergelijke clausule, in combinatie met
de omstandigheden van het geval, meebrengen dat de overeenkomst in beginsel taalkundig moet
worden uitgelegd (HR Lundiform/Mexx).
Vraag 2 (10 punten)
In mei 2009 hebben afvalverwerkingsbedrijf AVR en de heer X, werkzaam als bedrijfsleider
bij Grand Hotel Central te Rotterdam, een serviceovereenkomst ondertekend, waarbij wordt
afgesproken dat AVR driemaal per week het afval van Hotel Central zal ophalen. AVR voert
vervolgens anderhalf jaar lang, driemaal per week, het afval af van Hotel Central. Ter zake van
de geleverde diensten heeft AVR aan Hotel Central facturen verzonden, waarvan een deel niet
door Hotel Central is betaald. Wanneer AVR verzoekt om betaling van het openstaande bedrag
van € 10.373,05, voert Hotel Central aan dat er tussen partijen geen geldige overeenkomst tot
stand is gekomen: X was niet bevoegd om namens Hotel Central een dergelijke overeenkomst
te tekenen. De naam van X kwam dan ook niet voor in het Handelsregister en een telefoontje
naar Hotel Central had duidelijk gemaakt wie er bevoegd was. Anders dan bij vele andere hotels
gebruikelijk is, is uitsluitend de – op landelijk niveau opererende - operationeel manager
bevoegd een dergelijke serviceovereenkomst aan te gaan. Welk van de onderstaande uitspraken
naar aanleiding van bovenstaande feiten is ONjuist?
a) De interne verdeling van bevoegdheden bij Hotel Central komt niet voor haar risico in
het kader van art. 3:61 lid 2 BW.
b) Het al dan niet raadplegen van het Handelsregister is een omstandigheid die relevant is
bij de beoordeling van het gerechtvaardigd vertrouwen in de zin van art. 3:61 lid 2 BW.
c) Het anderhalf jaar lang laten voortbestaan van een bestaande situatie (het door AVR
ophalen van het afval) kan als een verklaring of gedraging van Hotel Central in de zin
van art. 3:61 lid 2 BW aangemerkt worden.
d) Het feit dat X door Hotel Central is aangesteld in de functie van bedrijfsleider kan als
een verklaring of gedraging van Hotel Central in de zin van art. 3:61 lid 2 BW
aangemerkt worden.
Antwoord A is het gevraagde en dus het onjuiste antwoord. De laatste jaren is een ontwikkeling
gaande van toedoen naar toerekening. Sommige omstandigheden zijn niet direct te relateren
aan een verklaring of gedraging van de achterman, maar komen voor zijn risico in het kader
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkevanvoorden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.10. You're not tied to anything after your purchase.