Tektonische kanteling
Natuurlijke erosie in de hoger gelegen gebieden dat als sedimentatie in de lagergelegen
gebieden komt. De grond van de berken uit Limburg komt in Groningen.
Tertiair (subtropisch)
In het tertiair lag er in Nederland alleen maar zand met rivierafzettingen, dit zijn de fluviatiele
sedimenten. Het zand was grof en slecht gesorteerd (verschillende korrelgroottes). Er waren
twee soorten zand:
- Wit zand: afkomstig van graniet geen organische stof vooral in het noorden
- Bruin zand: afkomstig van vulkanen erg vruchtbaar vooral in het zuiden (maas/rijn)
De rivieren stroomden vanaf het oosten naar het westen van Nederland.
Kwartair (ijstijden)
Het Kwartair heeft waarschijnlijk 10 glacialen (ijstijden) en interglacialen (tussenijstijden)
1. Holoceen
2. Pleistoceen (dit waren de glacialen: ijstijden.)
In het kwartair kwamen de ijstijden voor. Er waren sterke temperatuurswisselingen in het
Weichselien, Eemien en het Saalien. De enalaaste ijstijd was het Saalien, er was toen veel
landijs in het noorden van Nederland.
Saalien
In het saalien was er een daling van de temperatuur en van de zeespiegel.
Het Saalien bestond uit meerdere fasen:
- Fase 1: Landijs tot ongeveer Haarlem-Nijmegen
o Afzetting van keileem en zwerfstenen
o Vorming stuwwallen met rivierzand
o Uitschuren rivierdalen: IJsseldal en Gelderse vallei
o Maas en Rijn buigen af naar het Westen door stuwwallen.
- Fase 2: Interstadiaal. IJs tot ongeveer Texel-Coevorden (Trekt
terug)
o Overijsselse Vecht buigt af naar het Westen
o Vorming van keileembulten
- Fase 3: IJs tot Oost-Groningen
o Vorming keileembulten
In het saalien kwamen er Glaciale afzettingen voor, in Nederland werd kleileem afgezet; dit is
een mengsel van zeer fijne leemdeeltjes, zand, grind en steden. Dit vormt een ondoorlatende
,laag die storend kan zijn voor de landbouw. Dit vind je ten noorden van de HUN-lijn.
Haarlem-Utrecht-Nijmegen. Wanneer het ijs lang stil licht worden er keileembulten gevormd.
Aan de rand van het landijs kunnen stuwwallen vormen. Er worden
dan oudere afzettingen (Tertiaire rivierzanden) tot heuvels gestuwd,
voornamelijk in midden Nederland.
Tongbekkens
De tongbekkens zijn diepe dalen tussen de stuwwallen en zijn
gevormd doordat er aan de rand van het ijs veel smeltwater werd
gevormd. Die het zand onder het ijs wegspoelden, en het ijs zich kon ingraven.
Sandr-vlaktes en kameterras
Dit zijn fluvio-glaciale afzettingen.
De sandr-vlaktes of spoelzandwaaiers zijn waaiervormige
fluvioglaciale (door smeltwater) zandafzettingen. En zijn onstaan
doordat het zand samen met het smeltwater over de stuwwal heen
spoelde, en deze zo afvlakte. Aan de voet van de helling is het grof
zand, verder weg is het fijn zand.
Een kameterras ontstaat is een vlak gebied dat is ontstaan doordat
het meer dat is ontstaat tussen het ijs en de gevormde stuwwal,
opgevuld is met afgespoelde sedimenten uit de helling van de
stuwwal. Na het verdwijnen van het water is een vlak hooggelegen
gebied ontstaan; het kameterras.
Eemien
- Temperatuurstijging
- Stijging van de neerslag
- Stijging van de zeespiegel (door het smelten van de
ijsmassa)
- Klimaat ongeveer als nu
Hierdoor kwam een opvulling van dalen, afzetting van eemklei en veenvorming in rivierdalen.
Afzettingen van het eemien waren klei en veen. Het eemklei kan ondoorlatend zijn voor
water. Dit kan in de ondergrond afgewisseld worden met veenlagen. Dit is ontstaan doordat
(door het warmer klimaat) de plantengroei weer op gang kwam, maar door de natte
omstandigheden.
Weichselien (ijs niet verder dan hamburg)
- Temperatuurdaling
- Daling van de neerslag
- Daling van de zeespiegel (noordzee stond droog)
- Toendraklimaat met permafrost (=constante bevroren ondergrond)
- Noordzee stond droog
- Vlechtende rivieren (door veel smeltwater in korte periodes)
- Pleistocene dekzanden: eolische afzettingen door het koude en winderige klimaat
met weinig vegetatie. Deze dekzanden ontstonden in heel Nederland. Tegenwoordig
zijn ze alleen nog aan het oppervlak te vinden in het oosten en zuiden.
- Lössafzettingen: eolische siltafzettingen, siltdeeltjes zijn kleiner dan zand, maar
groter dan klein. Deze afzettingen ontstonden in Limburg en tegen stuwwallen in
Arnhem en Nijmegen.
- Droge dalen: het smeltwater kon niet in de bodem wegzinken door de periglaciale
omstandigheden (koud, permaforst en periodiek veel smeltwater) en nam bij het
wegspoelen grond mee. Met name het oosten van het land wrd met beekdalen
doorsneden. Deze ontstonden ook op de stuwwallen en op de heuvels in Zuid-
Limburg en in Arnhem. Tegenwoordig nemen deze dalen geen water meer mee.
, - Donken of rivierduinen: rivierduinen zijn opgestoven rivierbeddingen, die droog
kwamen te liggen. Deze kwamen vooral voor in Noord-Limburg, het land van Maas
en Waal en de Alblasserwaard.
- Pingo’s/pingoruines: dit is een opgedrukt bodem
door ijslensen, die mij het smelten zijn ingestort.
Deze ontstonden in Friesland, Groningen, Drenthe en
Overijssel.
De eolische afzettingen uit het weichselien was vooral
dekzand en dit bedekte heel Nederland. Vooral in de lage
gelegen gebieden (zoals Gelderse vallei) werd een dik
pakket afgezet, op hoge delen (zoals op toppen van stuwwallen werd bijna niets afgezet. Dit
dekzand werd in de vorm van paraboolduinen afgezet en deze vormen zijn nog terug te
vinden in de vorm van dekzandruggen en -laagten. (0.5-1.5 m hoogteverschil).
Cryoturbatie
Verrommeling van lagen door de werking van het vriezen en dooien. Ook
ontstonden er vorstspleten.
In het kort
Tertiair: rivierzand
Saalien: keileem
Eemien: Veen & eemklei
Weichselien: dekzand/löss
Holoceen (v.a. 11000 jr.)
In het Holoceen was het klimaat warmer. De stijging van de zeespiegel ging in fases van:
- Transgessie: snelle zeespiegelstijging
o Hierbij dringt de zee het land binnen door overstromingen, hierdoor kan een
binnenzee vormen.
- Regressie: langzame zeespiegelstijging
o Hierbij is er plantengroei waardoor moerassen gevormd kunnen worden.
De stijging van de zeespiegel werd veroorzaakt door:
- Afsmelten ijskappen.
- Isostatisch evenwicht. Nederland lag aan de rand van een dalingsgebied (kantelt de
Noordzee in 7 cm per 100 jaar). Door het omhoogkomen van de Alpen/Ardennen.
- Ontwatering van de romeinen: Inklinken van venen en kleine (10 m sinds Romeinen)
- Tegenwoordig komt dit door de onttrekking van Aardgas.
Het gevolg van de stijgende zee was dat de pleistocene afzettingen in het westen van ons
land bedekt werden met mariene afzettingen (zeeklei en zeezand) afwisselend met lagen
veen.
(Pre-boraal)
Hier ontstonden zandbanken en werden deze (deels) weer opgeruimd door de zee.
Strandwallen: wanneer een zandbank permanent boven zeeniveau komt te liggen.
Door de eb en vloedwerking is in het noord en zuidwesten van Nederland een open
kustlandschap met binnenzeeën gevormd. Het westen van Nederland heeft een klein
getijdenverschil en hierdoor zijn hier vooral
duinen ontstaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jorieke2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.