100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Psychiatrie voor verpleegkundigen van M. Clijsen $9.12
Add to cart

Summary

Samenvatting Psychiatrie voor verpleegkundigen van M. Clijsen

 26 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Een uitgebreide samenvatting van het boek 'psychiatrie voor verpleegkundigen' van M Clijsen, wat gebruikt wordt in leerpakket 4 klinisch redeneren van leerjaar 1 (avans). Bevat de volgende hoofdstukken: HS. 2 De zorgketen voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen HS. 3 Persoonlijkheid...

[Show more]

Preview 4 out of 51  pages

  • No
  • Hoofdstuk 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 13, 18.4, 20
  • January 13, 2022
  • 51
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Psychiatrie voor verpleegkundigen
Hs. 6 Stemmingsstoornissen

Stemmingsstoornissen  langer durende ontregelingen van de gemoedstoestand. Bijv.
neerslachtigheid, overmatige opgewektheid. Zijn intenser en duren langer dan de gemiddelde
schommelingen in het humeur die een mens van dag tot dag heeft. Betreft een ernstige toestand die
vrijwel ieder aspect van het menselijk bestaan kan beïnvloeden. Geclassificeerd in 8 depressieve
stemmingsstoornissen en 7 bipolaire stemmingsstoornissen.

Specificaties bij depressieve en bipolaire stoornis volgens DSM-5:

- Licht  niet meer symptomen dan nodig om de diagnose te stellen en slechts geringe
beperkingen in het algemeen, beroepsmatig of sociaal functioneren.
- Matig  symptomen of beperkingen tussen licht en ernstig
- Ernstig  Meer symptomen dan nodig om de diagnose te stellen en duidelijke beperkingen
in het algemeen, beroepsmatig en sociaal functioneren
- Gedeeltelijk in remissie  stemmingsstoornis is gedeeltelijk in herstel, er zijn nog
symptomen van de stoornis aanwezig, maar deze voldoen niet volledig aan de criteria of de
symptoomvrije episode is nog korter dan twee maanden
- Volledig in remissie  stemmingsstoornis is hersteld. Tijdens afgelopen 2 maanden geen
significante klachten of verschijnselen van de stoornis aanwezig.
- Met angstige spanningen  Aanwezigheid van een aantal symptomen. Bij 2 symptomen
licht, bij 3/4/5 matig, bij 4/5 en motorische agitatie ernstig.
- Met gemengde kenmerken  aanwezigheid van minstens 3 depressieve symptomen tijdens
een (hypo)manische episode of aanwezigheid van minstens 3 manische symptomen tijdens
een depressieve episode.
- Met rapid cycling  bipolaire stoornis gepaard met minstens 4 stemmingsomslagen (van
depressief naar (hypo)manisch of omgekeerd) per jaar
- Met melancholische kenmerken  Depressieve stoornis zonder plezier in bijna alle
activiteiten, geen/nauwelijks reactiviteit bij prikkels die gewoonlijk plezierig zijn en 3 of meer
symptomen.
- Met atypische kenmerken  indien de stemming tijdelijk opklaart naar aanleiding van
(potentieel) positieve gebeurtenissen en er sprake is van minstens 2 kenmerken.
- Met psychotische kenmerken  wanen of hallucinaties
- Met katatonie  specifieke bewegingsstoornissen
- Met begin peri partum  stemmingsklachten begonnen tijdens zwangerschap of binnen 4
weken na bevalling.
- Met seizoensgebonden patroon  minstens 2 jaar op rij een verband tussen begin van de
stemmingsstoornis en het seizoen en er is een verband tussen het opklaren van de stoornis
en het seizoen.

Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis
Kan worden toegekend aan kinderen met een leeftijd van 6-18 jaar met ernstige chronische
prikkelbaarheid en frequente driftbuien. Gaat vaak gepaard met kenmerken van de oppositioneel-
opstandige stoornis, omgekeerd niet. Behandelopties: individuele aanpak met betrokkenheid van
ouders en school. Hierbij wordt gewezen op eventuele inzet van psychofarmaca en het belang van
psycho-educatie.

,Depressieve stoornis
Gemoedstoestand met een ernstig gedrukte stemming. Mensen zijn meestal somber, kunnen niet of
minder genieten en voelen zich lusteloos en futloos. Slechtere concentratie. Soms
geheugenstoornissen. Lijkt soms op dementie: pseudodementie. Hebben vaak last van
slaapproblemen: moeilijk inslapen, slecht doorslapen, lichte slaap, gevoel dat ze helemaal niet
slapen, neigen soms tot overmatig dromen, vroeg ontwaken. Zien vreselijk tegen de dag op. Lukt
nauwelijks om uit bed te komen en de dag op te starten. Voelen zich ’s morgens het slechtst.
Overdag neigen ze tot inactiviteit. Kan gepaard gaan met onvoldoende zorg voor zichzelf of
zelfverwaarlozing. Afgenomen eetlust: kan leiden tot afvallen. Libido is op een dieptepunt. Stemming
is ’s avonds wat beter. Bij duidelijk patroon: ‘dagschommeling’. Depressieve stoornis gaat vaak
gepaard met piekeren en negatieve gedachten. In extreme gevallen: waanachtig nihilisme: bijv.
gedachten dat de persoon niet beter kan worden of dat hij van alles fout heeft gedaan. Het kan ook
zo ver gaan dat men waangedachten krijgt. Depressieve mensen hebben vaak last van
prikkelbaarheid, angst of paniekklachten. Kan ook last hebben van voortdurende gedachten aan de
dood, soms doodwensen, suïcidegedachten, concrete plannen of pogingen.
Depressieve stoornis komt bijna 2x zo vaak voor bij vrouwen dan mannen, waarschijnlijk door
hormonale verschillen: vrouwen krijgen kinderen, ervaren meer psychosociale stress. Veel mensen
komen niet in beeld bij de GGZ met deze stoornis. Veel mensen krijgen geen adequate behandeling.
Er is niet alleen sprake van onderdiagnostiek, maar ook onderbehandeling. Depressie komt vaker
voor bij landen die verder van de evenaar af liggen: door bijv. minder zonlicht per dag, lagere
intensiteit van zonlicht. Ook is de registratie van deze stoornis in die landen nauwkeuriger. Geen
relatie met etnische achtergrond/sociaal-maatschappelijke status. Komt wel vaker voor in de stad
dan op het platteland. Eerste symptomen rond 40 jaar. Bij latere leeftijd en zonder dat er sprake is
van eerdere psychiatrische aandoeningen, kan het dementie zijn. Risicofactoren: verliessituaties,
alcohol- of middelengebruik, onderliggende lichamelijke ziekte, chronische stress en sociaal
isolement. Depressieve stemmingsstoornis is een belangrijke risicofactor voor het pogen of plegen
van suïcide. Risico neemt toe met de leeftijd.
Verklaringsmodellen voor het ontstaan van een depressieve stemmingsstoornis:
Biologische verklaring  erfelijke aanleg kan in bepaalde mate meespelen. Bij twee-eiige tweelingen
loopt de 1 een risico van +/- 10-25% om een depressieve stoornis in engere zin te krijgen als de ander
ook aan een depressieve stoornis in engere zin lijdt/heeft geleden. Bij ééneiige tweelingen zelfs rond
50%. Depressieve stemmingsklachten komen vaak voor bij onderliggende ziekten. Een disbalans in
hoeveelheden van bepaalde neurotransmitterstoffen: serotonine (stoornissen in eetlust,
toegenomen agitatie, agressie, angstklachten), norepinefrine (noradrenaline, zorgt voor geremdheid,
inactiviteit, slaapstoornissen en overmatige pijnbeleving), dopamine (tekort: verminderde motivatie,
te veel: relatie met psychotische symptomen). Cortisol: verhoogd stress, kan leiden tot depressieve
stemmingsklachten. Een depressieve stoornis gaat gepaard met allerlei subtiele ontregelingen van
mechanismen in het lichaam die te maken hebben met de immunologische afweer. Mensen zijn
gevoeliger voor lichamelijke ziekten en een overactief immuunsysteem kan leiden tot depressie.
Antidepressieve medicatie leidt tot herstel van immunologische verstoringen. Seizoen en
hoeveelheid zonlicht kunnen invloed hebben. Door minder zonlicht, maken de hersenen meer
melatonine aan. Kenmerkend zijn toenemende eetlust en slaapbehoefte.
Psychosociale verklaringen  Verlies (van iemand, relatie, baan, gezondheid, etc.) is een belangrijke
risicofactor. Verder zogeheten ‘life events’: stressvolle gebeurtenissen, zoals verlies van een ouder,
overlijden van kind of partner. Ook kunnen dit een verhuizing, verandering van baan of aangaan van
een huwelijk zijn. Na ieder life event zijn er permanente veranderingen veroorzaakt in de werking
van bepaalde delen in de hersenen, zodanig dat de gevoeligheid voor stress na elk life event
toeneemt. Naarmate men meer life events meemaakt, worden deze als het ware bij elkaar opgeteld:

,de emmer raakt steeds voller. Wanneer draaglast de draagkracht overschrijdt, kan dat aanleiding
vormen tot ontwikkeling van depressieve stemmingsklachten. Persoonlijkheid: ene persoon neigt
meer tot depressieve stemmingsklachten dan de ander. Opvoedings- en omgevingsfactoren spelen
een grote rol. Bij vrouwen zou sterkere gerichtheid op en zorg voor anderen eerder leiden tot
piekeren, schuldgevoelens en overbelasting. Leertheoretische verklaring  mensen met een
depressieve stemmingsstoornis hebben aangeleerd om zich hulpeloos te gedragen. Naar aanleiding
van talloze echte of ingebeelde mislukkingen ontwikkelt de betrokken persoon een inadequate
coping en stelt hij zich ten slotte geheel hulpeloos op. Alles overkomt hem van buitenaf, locus of
control ligt buiten hem. Cognitieve verklaring  depressieve stemmingsstoornis wordt veroorzaakt
door een verkeerde manier van denken. Depressief gestelde mensen hebben een ‘negatief
denkschema ontwikkeld, op basis van vroegere negatieve ervaringen, waarvan ze zich niet/deels
bewust zijn. Geïntegreerd verklaringsmodel  Er zijn veel mogelijke verklaringen voor het ontstaan
en het ene sluit het ander niet uit. Niet altijd duidelijk wat de oorzaak is en wat gevolg. Depressieve
stemmingsstoornissen gaan gepaard met depressieve cognities: negatieve, depressieve, eventueel
nihilistische gedachten. Depressieve stemmingsstoornissen kennen allerlei factoren die onderling op
ingewikkelde wijze samenhangen.
Diagnostiek  stellen van een diagnose. Autoanamnese, verhaal van de patiënt over zijn klachten,
aanleiding, beloop, wat hij zelf al geprobeerd heeft. Alle aspecten van de algemene psychiatrische
diagnostiek dienen aan bod te komen: heteroanamnese, psychiatrische voorgeschiedenis, familiaire
belasting, informatie omtrent biografische en psychosociale gegevens en het psychiatrisch
onderzoek. Er wordt gevraagd naar algemene somatische conditie, actuele somatische klachten,
somatische voorgeschiedenis, medicatiegebruik, intoxicaties. Verder nog screenend lichamelijk
onderzoek, oriënterend laboratoriumonderzoek van bloed en urine. Bij ouderen ook screening op
dementie. Bekende meetinstrumenten: Montgomery-Asberg depressieschaal, Hamilton-
depressieschaal, Beck en Zung zelfbeoordelingsschalen. Bij ouderen Geriatrische Depressieschaal.
Voor kinderen de Depressievragenlijst Voor Kinderen.
Behandelen  bestaat uit biologische, psychologische en sociale of gedragsmatige interventies.
Lichamelijke conditie optimaliseren is wenselijk. Verschillende behandelmethoden zijn:
Cognitieve therapie/cognitieve gedragstherapie  hangt samen met de theorie dat men de neiging
heeft om allerlei zaken steeds weer negatief op te vatten. Dit is een systematische methode gericht
op het bewustmaken van de negatieve denkschema’s bij depressieve mensen en hen positiever te
leren denken. Door de samenhang tussen denken, voelen en gedrag, wordt bij cognitieve therapie
vaak gebruikgemaakt van technieken uit gedragstherapie. Effectiviteit is nog niet in alle opzichten
onderzocht, maar hij blijkt bij grofweg 50% van de patiënten effectief.
Farmacotherapie  Toepassing van antidepressieve medicatie en eventueel gericht op bijkomende
symptomen. Groep 1, SSRI’s (specific serotonin re-uptake inhibitors): verhogen transmitterstof
serotonine. Groep 2, SNRI’s (serotonin noradrenalin re-uptake inhibitors): verhoging van zowel
transmitterstof serotonine als norepinefrine. Groep 3: werken nog breder en krachtiger, hebben ook
meer bijwerkingen en leiden eventueel tot bloeddrukproblemen of geleidingsstoornissen van het
hart. Groep 4, stemmingsstabilisatoren (lithiumzouten en anticonvulsiva (anti-epileptische
medicijnen)): werken antimanisch en stemmingsstabiliserend. Groep 5, MAO-remmers
(monoamineoxidaseremmers): werken via remming van de activiteit van het enzym MAO. MAO zorgt
voor de afbraak van o.a. serotonine en norepinefrine. Groep 6: norepinefrine en dopamine
verhogend, regulerend effect op slaap-waakritme, histamine verlagend, serotonine verhogend,
acetylcholine en histamine verhogend effect. Er wordt gestart met een middel uit groep 1, bij
onvoldoende effect door naar 2 of 3, bij te weinig effect een combinatie. MAO-remmers alleen in
uitzonderingssituaties. Verpleegkundige verstrekt medicatie, motiveert tot inname, geeft
voorlichting, beoordeeld mee over effectiviteit en signaleert bijwerkingen en complicaties.

, Interventies bij serotoninegerelateerde bijwerkingen/serotoninesyndroom: Geef uitleg, stel
betrokkene gerust, aanpassen of staken van medicatie in overleg met arts, vitale functies bewaken,
valrisico beperken. Interventies bij norepinefrinegerelateerde bijwerkingen: geef uitleg, leer
betrokkene om rustig overeind te komen, meet de tensie in liggende, zittende en in zittende positie
na 1 minuut, raadpleeg zo nodig de voorschrijvend arts (bij versnelde hartslag altijd), meet de pols 2x
daags, meet bloeddruk, blijf alert op cardiale symptomen. Interventies bij antihistaminerge
bijwerkingen: geef uitleg, bespreek met arts of wijziging van inname zinvol is, adviseer betrokkene
geen auto te rijden of machines/apparaten te bedienen bij last van slaperigheid/verminderde
concentratie, raadpleeg diëtist, geef uitleg over toename van eetlust door medicijnen en geef zo
nodig dieetadviezen. Interventies bij anticholinerge bijwerkingen: bied patiënt water aan, extra
mondhygiëne/frequenter naar de tandarts, draag zorg voor voldoende gevarieerde en vezelrijke
maaltijden, motiveer patiënt voldoende te drinken, motiveer genoeg te bewegen, geef uitleg,
raadpleeg een arts bij aanhoudende klachten, blijf alert op symptomen van urineretentie, houd
vochtbalans bij.
Lichttherapie  hier wordt met speciale lampen wit kunstlicht aangeboden ter preventie of
behandeling van stemmingsklachten die samenhangen met winter of herfst seizoen.
Slaapdeprivatie  depressief gestemde mensen uit hun slaap houden. Kan bijdragen aan de hoop op
herstel.
Elektroconvulsietherapie (ECT)  toediening van een kortdurende elektrische puls aan de hersenen
van de patiënt. Dit leidt tot een epileptisch insult en vervolgens tot afname van de onrust en
verbetering van de stemming. Alleen onder narcose met spierverslappers. Bijwerkingen:
geheugenstoornissen van tijdelijke aard. Snelwerkend en zeer effectief bij een depressieve
stemmingsstoornis met psychotische of melancholische kenmerken. Verpleegkundige doet
verpleegtechnische handelingen voor en tijdens de behandeling, signaleert en anticipeert op
verpleegproblemen, begeleidt de patiënt en zijn netwerk. Verpleegkundige voert voor de
behandeling gesprekken met de patiënt en voert gerichte observaties uit, doet administratieve taken
en dossiervoering en verpleegkundige zorg na de behandeling.
Psychosociale interventies en Interpersoonlijke therapie  Interpersoonlijke therapie is een
steungevende en activerende gesprekstherapie waarbij veel nadruk wordt gelegd op
communicatiepatronen en het sociale functioneren van de patiënt.
Mindfulness  therapievorm gericht op bewustwording en niet-oordelende acceptatie van de
actualiteit; aanvaarding van zowel positieve als negatieve ervaringen.
Bejegening/omgang met patiënten met een depressieve stemmingsstoornis: Patiënt moet
professioneel benaderd worden. Verpleegkundige mag niet ten onder gaan in eigen emoties.
Acceptatie, empathie, echtheid & transparantie. Algemene termen: respect, vertrouwelijkheid en
gelijkwaardigheid. Een depressie kleurt een persoon, maar zo is hij in werkelijkheid niet.
Verpleegkundige moet kunnen laten merken dat hij openstaat voor het verhaal van de patiënt, maar
hij zorgt tegelijk dat duidelijk is wat zijn bedoelingen zijn. Je streeft naar herstel van autonomie van
de patiënt, maar bedenkt ook wat je van iemand die depressief is kan verwachten. Verpleegkundige
stemt bejegening af op de gedragingen van patiënt en vordering van de behandelingen.
Verplegen van patiënten met een depressieve stemmingsstoornis: Het is belangrijk te weten wat de
patiënt zelf wilt bereiken en wat hij verwacht van de klinische behandeling. Alleen bij
wilsonbekwaamheid wordt de verpleegkundige geacht beslissingen te nemen voor de patiënt, anders
steeds overleg en afstemming met de patiënt.
Suïcidaliteit bij patiënt met depressieve stemmingsstoornis: Mensen met een depressieve
stemmingsstoornis zijn verminderd wilsbekwaam. Hun besluitvorming is gekleurd vanuit de
negatieve stemming. Wanneer stemming genormaliseerd is, komen zij vrijwel altijd terug van hun
suïcidewens. Verpleegkundige doorbreekt het sociale isolement, bespreekt met betrokkene in

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yaravo. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.12. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53920 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.12
  • (0)
Add to cart
Added