100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitwerkingen hoofdstuk 4 geschiedenis werkplaats historische contexten $6.99   Add to cart

Exam (elaborations)

Uitwerkingen hoofdstuk 4 geschiedenis werkplaats historische contexten

2 reviews
 963 views  4 purchases
  • Course
  • Level

Uitwerkingen van hoofdstuk 4 van het geschiedenis werkplaats boek, historische contexten. 4/5/6vwo. Over Duitsland en de wereldoorlogen.

Preview 3 out of 20  pages

  • January 13, 2022
  • 20
  • 2020/2021
  • Exam (elaborations)
  • Questions & answers
  • Secondary school
  • 6

2  reviews

review-writer-avatar

By: pvbrands • 9 months ago

review-writer-avatar

By: anoukheidbuurt • 2 year ago

avatar-seller
Examenkatern Historische contexten [vwo]

Hoofdstuk 4 | Duitsland in Europa (1918 -1991)


4.1 INTERBELLUM EN TWEEDE WERELDOORLOG (1918-1945)

BASISKENNIS EN VAARDIGHEDEN

1
Bijvoorbeeld:
a 1 Duitsland werd voor het eerst een parlementaire democratie. 2 Sociaaldemocraten
riepen de republiek uit, waarna de keizer naar Nederland vluchtte.
b 1 De conservatieve elite (van officieren, hoge ambtenaren, industriëlen, rechters en
professoren) had nog veel invloed en wilde terug naar de oude toestand waarin het
parlement weinig te zeggen had. 2 Links-extremistische (communistische) en
rechtsextremistische groepen probeerden met veel straatgeweld, opstanden en staatsgrepen
de democratie omver te werpen.
c Omdat het in Berlijn onrustig was, kwam het parlement tijdelijk bijeen in Weimar en stelde
daar de grondwet vast. Daarom wordt de eerste Duitse democratie de Republiek van
Weimar genoemd.

2
Bijvoorbeeld:
a 1 Door het politieke geweld. 2 Doordat de regering het Verdrag van Versailles had
getekend.
b Volgens deze onjuiste complottheorie zou Duitsland de oorlog niet hebben verloren maar
was het ten onder gegaan door een ‘een dolkstoot in de rug’ van de democratische leiders
die om een wapenstilstand hadden gevraagd en van de socialistische arbeiders en soldaten
die in opstand waren gekomen.
c 1) De democraten waren afhankelijk van de steun van de conservatieven omdat ze bij de
verkiezingen van 1920 hun meerderheid verloren en ze waren ook onderling verdeeld. 2
Economische problemen. 3 Regeringen stonden machteloos tegenover het straatgeweld van
extremistische groepen van links en rechts.

3
Bijvoorbeeld:
a De Duitse economie leed onder de hoge herstelbetalingen en het verlies van gebieden met
grondstoffen. Omdat Duitsland niet snel genoeg betaalde, bezetten Franse en Belgische
troepen het Roergebied. De Duitse regering riep de bevolking op hiertegen te staken. Om de
stakers te betalen, liet ze geld bijdrukken. Dat leidde tot enorme inflatie. Dat ondergroef het
vertrouwen in de democratie nog meer.
b 1 Frankrijk stelde zich verzoenend op en trok zijn leger terug uit het Roergebied. 2 het
Dawesplan

4
Bijvoorbeeld:
a Deze aanhang werd kleiner door de crisis van 1923.
b SPD, DDP, DVP, DZP en DNVP
c Geen succes: van 6,6 naar 2,6 procent. Dit kwam door de economie waarmee het goed
ging in 1928.




© Noordhoff Uitgevers, 2019

,5
Bijvoorbeeld:
a De beurskrach in New York leidde tot een wereldwijde recessie, waardoor Duitsland extra
hard werd getroffen doordat Amerikanen hun leningen terugtrokken.
b - In 1932 zat bijna de helft van de Duitsers zonder werk.
- direct: De regeringen deden er weinig tegen.
- indirect: Veel Duitsers stemden op KPD of NSDAP.

6
Bijvoorbeeld:
a In zijn boek Mein Kampf (1925) gaf hij de schuld voor de Duitse nederlaag en alle andere
problemen van Duitsland aan de joden, die volgens hem in het geheim overal aan de
touwtjes trokken (antisemitisch). De Slavische volkeren waren volgens Hitler minderwaardig
en moesten worden onderworpen en verjaagd om lebensraum voor Duitsers te scheppen
(racistisch).
b 1 Hij zou voor welvaart, werk en inkomen te zorgen. 2 Hij beloofde het Verdrag van
Versailles ongedaan te maken. 3 Hij zou van Duitsland een krachtige volksgemeinschaft
maken.
c 1 Hitlers redenaarstalent, 2 de grootscheepse propaganda en 3 het paramilitair vertoon van
het partijleger, de SA.

7
Bijvoorbeeld:
a De NSDAP werd in 1932 de grootste partij. Op advies van conservatieve politici benoemde
de president Hitler in januari 1933 tot kanselier.
b 1 Hitler beweerde dat de brand het sein was voor een communistische revolutie en voerde
noodmaatregelen in die de grondrechten opschortten. Hierdoor werden communisten en
sociaaldemocraten opgepakt en hun kranten verboden. 2 Na de verkiezingen liet Hitler de
Machtigingswet aannemen die Weimargrondwet afschafte en die hem het recht gaf buiten
het parlement om te regeren. (Alleen de sociaaldemocraten stemden tegen, de communisten
waren afwezig.)

8
Bijvoorbeeld:
- De aanhang groeide in 1924, doordat de werkloosheid toenam in de jaren daarvoor.
- De aanhang liep terug in 1928, doordat de werkloosheid daalde in de jaren daarvoor.
- De aanhang groeide van 1930 tot 1933 omdat de werkloosheid toenam tot 1922 en door
het optreden van de nazi's afnam in 1933.

9
Bijvoorbeeld:
a Ze nazificeerden de samenleving met terreur en propaganda, bijvoorbeeld met in Dachau
het eerste concentratiekamp voor tegenstanders en verbod van boeken, films en kranten.
b Eerst politieke tegenstanders, daarna ook joden, Roma en Sinti, Jehova’s getuigen en
homoseksuelen.
c Omdat het regime snel economisch herstel leek te realiseren, waardoor werkloosheid
verdween en de indruk wekte dat de gewone man het goed had in Duitsland.

10
Bijvoorbeeld:
a Hitler boog voor Hindenburg, oud-dienaar van de keizer, sprak over diens instemming met
zijn werk voor de ‘Duitse herleving’. De eenheid van de Duitse volksgemeenschap, die er
was geweest tijdens de Eerste Wereldoorlog, zou door Hitler weer worden hersteld. Potsdam
was de stad van keizerlijke paleizen en kerken bij Berlijn.


© Noordhoff Uitgevers, 2019

, 11
Bijvoorbeeld:
a Vanaf 1929 deden de Duitse regeringen weinig tegen de crisis. Daardoor stemden veel
Duitsers op de NSDAP. Toen deze in 1932 de grootste partij was geworden, benoemde de
president Hitler tot rijkskanselier.
b Door Hitlers propaganda, ondersteund door de massaorganisatie SA, stemden veel
Duitsers op de NSDAP.
c Na de machtsovername brachten de nazi's het nationaalsocialisme in de praktijk door een
snelle nazificatie van de Duitse samenleving: het vestigen van een totalitaire staat volgens
het nazisme.

12
Bijvoorbeeld:
a - Hitler wilde de aansluiting van alle Duitstalige gebieden (heim ins reich). Op de
conferentie werd besloten dat Duitsland het Duitstalige Sudetenland mocht inlijven.
- Met de appeasementpolitiek wilde Groot-Brittannië oorlog voorkomen. In München beloofde
Hitler geen verdere eisen te stellen.
b (1) Groot-Brittannië kreeg geen steun van de VS. 2 Chamberlain vertrouwde de Sovjet-
Unie niet. (3) Frankrijk en Groot-Brittannië vonden zichzelf niet sterk genoeg voor een
nieuwe oorlog.
c de Duitse inval in Polen

13
Bijvoorbeeld:
a 1 Ze stelden er de rechtstaat buiten werking. 2 De Gestapo pakte er net als in Duitsland
tegenstanders op die werden gemarteld en vermoord.
b Volgens de nazi-ideologie moesten de Duitsers lebensraum, voedsel en grondstoffen
veroveren in het oosten. Daarbij moesten ze de Slavische volken, die volgens Hitler
minderwaardig waren, onderwerpen en verjagen.
c Joden werden uitgesloten van het openbare leven. Daarna werden ze gedeporteerd naar
vernietigingskampen.
d De arbeidsinzet hield in dat mannen van 17 tot 40 jaar venaf 1942 moesten werken in
Duitsland.

14
Bijvoorbeeld:
Tussen december 1941 (toen de VS bij de geallieerden kwamen) en mei 1945 (toen
Duitsland capituleerde), waarschijnlijk kort na juli 1943 (tankslag bij Koersk).

15
Bijvoorbeeld:
a In de Tweede Wereldoorlog bezetten de Duitsers grote delen van Europa, waaronder in
mei 1940 ook Nederland.
b De bezetter stelde ook in Nederland de rechtstaat buiten werking (en probeerde Nederland
te nazificeren). De Gestapo pakte er net als in Duitsland tegenstanders die werden
gemarteld en vermoord.
c In de bezette gebieden waren joden uitgesloten van het openbare leven. Eind 1941
besloten de nazi’s alle joden in bezet Europa te deporteren naar speciaal daarvoor
gebouwde vernietigingskampen in Polen. Ruim honderdduizend Nederlandse joden werden
vermoord.




© Noordhoff Uitgevers, 2019

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daniqueengel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.99. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.99  4x  sold
  • (2)
  Add to cart