100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Volledige samenvatting van het vak 2.1 Thinking and Remembering $6.43   Add to cart

Summary

Volledige samenvatting van het vak 2.1 Thinking and Remembering

 21 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Ik heb met deze samenvatting een 7.7 gehaald! Het bevat alle belangrijke informatie die je nodig hebt en is heel gestructureerd weergegeven.

Preview 4 out of 60  pages

  • January 14, 2022
  • 60
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Probleem 1 learning to remember
The magical number seven (George Miller)
Gelimiteerde hoeveelheid items i/h kortetermijngeheugen, 5 tot 9 items worden onthouden.
• Chunk: Geheugenunit bestaande uit verschillende componenten die sterk geassocieerd zijn
met elkaar. Kortetermijngeheugen bevat dus ongeveer 7 chunks.
• VB: 0229-2343 bestaat maar uit 5 chunks.
• Miller kreeg veel aandacht. Was geschreven tijdens het behaviorisme (externe evenementen),
Miller suggereerde dat men interne mentale processen gebruikt om stimuli in beheersbare
chunks te veranderen.
• Cowan: Zegt dat het aantal 4 is, zodra er geen mogelijkheid tot chunking is.

Early research on short-term capacity limits
Methodes om vast te stellen hoeveel informatie het kortetermijngeheugen kan houden.

• The Brown/Peterson and Peterson technique
Ze krijgen items te zien die ze moeten onthouden, na het tonen v/d items krijgen ze een afleidende
opdracht. Na enige tijd wordt gevraagd de items te herhalen.
• VB: Drie letters onthouden (CHJ), daarna terugtellen met 3 stappen (459 naar beneden). Door
het terugtellen was herhaling onmogelijk. Hoe langer het
terugtellen, hoe groter interferentie. Na 5 seconden vergaten ze
ongeveer de helft.
• Laat zien dat geheugen fragiel is voor materiaal wat maar een paar
seconden opgeslagen is.
• Grote rol i/h vergroten v/d aandacht naar cognitieve benadering.

• Serial position effect
Verwijst naar de U-gevormde relatie tussen de positie van een woord in een lijst en het onthouden.
• Recency effect: Woorden aan het einde v/d lijst worden beter onthouden. Zeggen dat dit komt
doordat het nog i/h kortetermijngeheugen was. Je kan het aantal goede woorden dus
gebruiken om kortetermijngeheugen te bekijken.
• Deze methode geeft 3-7 items i/h kortetermijngeheugen.
• Primacy effect: Woorden aan het begin v/d lijst worden beter
onthouden. Kan doordat ze niet hoeven vechten met voorgaande
woorden en deze items woorden meer herhaalt.
• Men heeft dus beter geheugen voor woorden aan het begin en
het einde, woorden i/h midden worden vaker vergeten.

• Semantic similarity of the items in short term memory
Semantiek (betekenis v/h woord of de zin) kan kortetermijngeheugen ook beïnvloeden.
• Studie Wickens: Maken gebruik van het concept proactieve interferentie (PI).
• Proactieve interferentie: Men heeft moeite met nieuwe
dingen leren, doordat eerder geleerde items
interfereren. Je leert bv. XCJ, HBR en TSV, een vierde item
leren is dan moeilijk doordat deze drie items
interfereren.
• Zodra de categorie v/h vierde item veranderd is er een
release from proactive interference (bv. letters naar
cijfers of geometrische vormen). Het vierde item zal je
net zo goed onthouden als de eerste.
• Wickens liet zien dat er ook een release van PI is als de
semantische categorie wordt veranderd.

, • Onderzoek Wickens: Men zag een lijst van drie woorden (allemaal behorend tot 1 categorie)
waarna drie cijfers volgden waarna ze moesten aftellen. Na 18 seconden terugtellen moesten
ze de woorden opnoemen. Trial 1, 2 en 3 gingen om 1 categorie, de vierde categorie bevatte
telkens drie fruitsoorten.
• Conclusie: Hoe goed je iets onthoud hangt af v/d gelijkheid v/d betekenis. Men die eerst leert
over beroepen en dan fruit zullen het beter doen dan diegene die over groenten leren.
Semantische factoren kunnen dus beïnvloeden hoeveel wij onthouden i/h
kortetermijngeheugen.
• Het aantal items opgeslagen hangt af v/d semantiek en chunking.

Werkgeheugen
1. Central executive: Een aandachtsysteem. (Meest belangrijke component).
2. Phonological loop: Verwerkt en slaat info op voor een korte tijd op in een
fonologische vorm (spraak gebaseerd). (Slaaf v/d central executive).
3. Visuo-spatial sketchpad: Ruimtelijke en visuele verwerking en tijdelijke opslag.
(Slaaf v/d central executive).
4. Episodic buffer: Tijdelijke opslag voor geïntegreerde info v/h visuo-spatial
sketchpad en de fonologische loop.
➔ Componenten 1, 2 en 3 hebben gelimiteerde capaciteit en functioneren
onafhankelijk van elkaar. Als twee taken dezelfde componenten gebruiken,
kunnen deze niet succesvol tegelijk uitgevoerd worden. Andere componenten?
Dan kan het wel.

• Phonological loop
Bestaat uit twee componenten:
1. Passieve opslag voor alles wat met spraak te maken heeft.
2. Articulatorisch proces gelinkt aan spraak productie (zoals herhaling) wat toegang geeft tot de
fonologische opslag doordat je de woorden in je hoofd blijft herhalen.

• Phonological similarity effect: Serieel onthouden is slechter zodra woorden fonologisch gelijk
zijn (gelijke klank). Het vermogen tot onthouden is dan 25% slechter.
➔ Hierbij spelen de fonologische lus (herhalen?) en semantische processen.
➔ Dit effect hangt meer af van akoestische dan articulatorische gelijkheid.
• Word-Length effect: Je kan meer woorden correct onthouden zodra deze korter zijn.
• Articulatory suppression: Dat je bv. de hele tijd van 1 tot 8 blijft tellen als er woorden worden
gepresenteerd zodat je niet kan herhalen (aka fonologische lus). Het vertraagt dus de
fonologische lus.
➔ Zodra herhaling niet mogelijk was verdween het word-length effect en deze is dus afhankelijk
van herhaling.
• Jalbert et al.: Dacht dat het meer te maken had met buurman grootte (woorden die maar 1
letter in hoeveelheid schelen). Zodra dit uit verband werd getrokken (korte woorden die meer
dan 1 letter scheelden) verdween het word-length effect. Hierdoor denken ze dat het effect
helemaal niet bestaat. Korte woorden hebben minder buren.
De fonologische lus gebruik je niet heel veel i/h dagelijks leven en je kan er prima zonder mee
functioneren. Het is echter moeilijk om bv. een nieuwe taal te leren.

, • Visuo-spatial sketchpad
Tijdelijke opslag en manipulatie van visuele patronen en ruimtelijke beweging. Wordt gebruikt i/h
alledaagse leven bij bv. een route zoeken of televisie kijken.
1. Visuele verwerking: Onthouden wat.
2. Ruimtelijke verwerking: Onthouden waar.
De grote vraag is of deze twee in één systeem zitten of dat er compleet onafhankelijke visuele en
ruimtelijke systemen zijn. Logie zegt dat het uit twee systemen bestaat:
1. Visual cache: Slaat info op over visuele vorm en kleur.
2. Inner scribe: Verwerkt ruimtelijke en bewegende info. Betrokken bij herhaling van info i/d
visuele cache en verstuurt info v/d visuele cache naar de central executive.

Findings
• Smith en Jonides: Twee stimuli werden getoond waarna nog één stimuli. Participanten
moesten beslissen of deze op dezelfde plek werd getoond (ruimtelijk) en of deze dezelfde
vorm had (visueel). Er was een verschil in hersenactiviteit bij de taken.
➔ Ruimtelijke opdracht: Meer activiteit i/d rechter hemisfeer.
➔ Visuele opdracht: Meer activiteit i/d linker hemisfeer.

• Zimmer: Deed ook onderzoek naar betrokken delen i/d hersenen.
➔ Ruimtelijke taken: Gebieden i/d parietale cortex (vooral intraparietal sulcus).
➔ Visuele taken: Gebieden i/d occipitale en temporale kwabben.

• Klauer en Zhao: Voerden experimenten uit met visuele en ruimtelijke interferentie. Het bleek
dat de ruimtelijke interferentie prestatie op de ruimtelijke taak meer beïnvloedde. De visuele
interferentie beïnvloedde de prestatie bij de visuele taak meer. (Twee systemen).
➔ Vergauwe gaf kritiek doordat hij de taken te makkelijk vond waardoor er geen aandacht v/d
central executive nodig was. Hij voerde moeilijkere taken uit (dus wel aandacht nodig) en
vonden dat elk type van interferentie invloed had op visuele en ruimtelijke taken.
Conclusie: Hoe onafhankelijk de twee systemen van elkaar zijn hangt af v/d hoeveelheid aandacht die
nodig is bij een taak.

• Central executive
Een systeem wat te maken heeft met aandacht. Zwaar betrokken bij alle complexe cognitieve taken,
maar slaat geen info op.
• Mottaghy: Voerde een experiment uit om de dorsolaterale prefrontale cortex te onderbreken.
Men voerden complexe taken slechter uit.
➔ De prefrontale cortex lijkt dus sterk betrokken met functies v/d central executive. Executieve
processen hangen echter niet alleen maar v/d prefrontale cortex af.

Baddeley heeft altijd gezegd dat de central executive geassocieerd is met bepaalde executieve
processen (processen die het functioneren v/h cognitieve systeem organiseren en coördineren om
huidige doelen te bereiken). Hij identificeerde vier executieve processen:
1. Aandacht focussen of concentreren.
2. Aandacht verdelen tussen twee stimuli stromen.
3. Aandacht switchen tussen twee taken.
4. Interfacen met het langetermijngeheugen.

, Miyake et al.’s executive functions
Hoeveel executieve processen er precies zijn is niet duidelijk, dit is een andere theorie. Het aantal en
de nature van deze processen achterhalen is zeer belangrijk.
• Experiment: Participanten moesten executieve taken uitvoeren. Daarna keken ze naar pos.
correlaties tussen taken die allemaal dezelfde executieve functie hadden.
Hij vond drie executieve processen:
1. Inhibition function: Gebruikt om dominante reacties te onderdrukken en om verleiding tegen
te gaan. Dit is bv. nodig bij de stroop taak.
2. Shifting function: Flexibel tussen taken of mentale sets wisselen.
3. Updating function: Gebruikt bij verwijdering en toevoeging van content v/h werkgeheugen.
Bv. als je moet letten op het meest recente ding van elke categorie. Je verwijderd telkens
diegene die ervoor ging.

Unity/Diversity framework van Miyake en Friedman
Ze gaan er hier vanuit dat elke executieve functie iets gemeen heeft en iets wat die functie uniek
maakt.
• Ze kwamen erachter dat er geen unieke variantie was voor de inhibition functie, deze
correleert bijna perfect met de algemene functie.
➔ Wat hebben ze gemeen?: Het vermogen om actief taakdoelen en doel gerelateerde info in
stand te houden en deze info gebruiken om effectief “bias lower-level processing”.
➔ Twin studie: Mono en dizygote tweelingen, genetische factoren zorgden voor individuele
verschillen op unity en diversity niveau.
• Collette: Vond dat alle drie de processen aangestuurd werden door een ander deel v/d
prefrontale cortex (support voor diversity). Alle
taken produceerden ook in andere gebieden
activatie (support unity).
• Hedden en Gabrieli: Vonden overlap in
hersengebieden geassocieerd met inhibition en
shifting. Er was ook bewijs voor diversity, vooral
bij de inhibition functie (hier waren meer
gebieden geactiveerd).


Dysexecutive syndrome
Mensen met breinschade waardoor de central executive beperkt is. Dit syndroom omvat meerdere
cognitieve problemen. Patiënten hebben vaak grote problemen met het volhouden van een baan en
functioneren i/h alledaagse leven.

Stuss en Alexander: Vonden het begrip van dysexecutief syndroom slecht doordat dit ervanuit gaat
dat alle executieve functies beschadigd zijn. In hun onderzoek keken ze naar patiënten met
gelimiteerde schade en zij identificeerden drie functies:
1. Task setting: Plannen, het vormen van een stimulus-reactie relatie belangrijk i/d begin fases
van leren bv. bij het rijden van een auto.
2. Monitoring: Checken hoe goed de taakprestatie is. Goede monitoring leidt tot minder errors.
3. Energisation: Ononderbroken aandacht en concentratie. Onvoldoende energisation leidt tot
langzame prestatie bij alle taken waar snelle reactie nodig is.
Elke functie activeerde een ander gebied i/d frontale cortex. Er is enige overlap tussen Stuss en Miyake
(bv. task setting en monitoring). Stuss vond nog een 4e:
4. Metacognition/integration: Integreert en coördineert, herkent de verschillen tussen wat
iemand weet en gelooft.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lucaanthonisse. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70055 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.43  2x  sold
  • (0)
  Add to cart