100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Neurobiologische achtergronden van opvoeding en ontwikkeling samenvatting colleges, boek en artikelen $6.97
Add to cart

Summary

Neurobiologische achtergronden van opvoeding en ontwikkeling samenvatting colleges, boek en artikelen

 21 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een samenvatting van het vak neurobiologische achtergronden van opvoeding en ontwikkeling. Er zijn alle acht colleges in verwerkt. College 1 en 2 heten in deze samenvatting college 2. Het boek en de bijbehorende artikelen zijn in de samenvatting verwerkt. Goed geïllustreerde samenvatting

Preview 4 out of 40  pages

  • Yes
  • January 14, 2022
  • 40
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
College 1

Centrale zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg. Dat zorgt voor de aansturing en de controle
(binnenkant).
Perifeer zenuwstelsel: lichaamszenuwen. De uitlopers van het centrale zenuwstelsel. (buitenkant).
Het perifere zenuwstelsel kan je onderverdelen in het somatische en het autonome zenuwstelsel.

Perifeer zenuwstelsel:
-Somatische zenuwstelsel: bewuste/vrijwillige controle van spieren bv grijpen. Sensorische
informatie bv aanraking en pijn.
-Autonome zenuwstelsel: onbewuste/onvrijwillige controle van lichaamsfuncties bv hartslag en
ademhaling.

Autonome zenuwstelsel:
Tegengestelde functies hebben ze.
-Sympathisch zenuwstelsel: mobilisatie van energie. Versnelling hartslag en ademhaling.
-Parasympatisch zenuwstelsel: conservatie van energie. Vertraging hartslag.
Zie tel voor overzicht.

Het brein:
3 delen.
-Rhombencefalon. (achterste hersenen). Bestaat uit de medulla, pons en het cerebellum. Medulla is
het verlengde van het ruggenmerg. Oorsprong in de craniale zenuwen. Craniale zenuwen heten zo
omdat ze binnen het crania (hoofd) zich verlaten. Belangrijk voor vitale reflexen bv ademhaling,
hartslag, braken en hoesten. Pons ligt om het medulla heen. De pons is de brug, zenuwbanen kruisen
van de ene naar de andere kant. Oorsprong bevindt zich in de craniale zenuwen. Het cerebellum
betekent letterlijk kleine hersenen. het is vooral belangrijk voor de motoriek (balans en coördinatie).
Belangrijk voor coördinatie van activiteit in verschillende hersengebieden.
-Mesencefalon. (middelste hersenen). Bestaat uit tectum, tegmentum, colliculi en substantia nigra.
Bij zoogdieren erg klein, bij veel andere dieren bv reptielen een veel prominenter deel van het brein.
Medulla, pons en middelste hersenen vormen samen de hersenstam.
-Prosencefalon. (voorste hersenen). Bestaat uit de diencefalon en de telencefalon. Het diencefalon
(tussenhersenen) bestaat uit de thalamus en de hypothalamus. De telecefalon (eindbrein) bestaat uit
het cerebrale cortex, limbisch systeem en het basale ganglia.

Thalamus:
Ligging: eind van de hersenstam, in het midden van het brein. Belangrijk ‘relay station’. Informatie
komt eerst in de thalamus binnen. Veel cortico-corticale verbindingen via de thalamus. Dit zijn
verbindingen tussen verschillende gebieden in de cortale cortex.

Hypothalamus:
Ligging: onder de thalamus. Is kleiner dan de thalamus en is ook een schakelstation, vooral voor de
output. Het heeft met hormonen te maken.
‘Relay station’ voor lichaamsfuncties (output). Honger dorst, lichaamstemperatuur, endocriene
functies etc.

Cerebrale cortex:
Cerebrum= hersenen
Cortex= schors – hersenschors. Buitenste laag van de hersenen.
Er zijn 4 kwabben:
1. Occipitaalkwab: gezichtsvermogen. Bevindt zich aan de achterkant van het brein boven het

,cerebellum.
2. Temoraalkwab: gehoor, visuele en taalfuncties. Licht onder aan de hersenen.
3. Parietaalkwab: sensorische functies, aandacht. Bevindt zich boven aan de hersenen.
4. Frontaalkwab: motoriek, executieve functies, aspecten van geheugen en emotie. Bevindt zich voor
aan de hersenen.

Limbisch systeem.
Dan gaan we over naar het limbisch systeem. Ligt subcorticaal d.w.z. onder de cortex. Het ligt
eigenlijk om de thalamus.
Bestaat uit:
-Gyrus cinguli (cingulate gyrus).
-Fornix.
-Hippocampus.
-Amygdala.
Het limbisch gedrag is vooral belangrijk voor emotioneel gedrag. Motivatie is ook belangrijk voor
emotie. Ook speelt het een grote rol in het geheugen.

Basale ganglia.
Liggen subcorticaal.
Bestaan uit: nucleus caudate, putamen, globus pallidus.
Belangrijk voor motoriek, ‘poort-functie’, ook voor hersenactiviteit in andere gebieden.
Zie tel voor ligging.

Het brein, andere onderverdelingen:
hersenhelften:
Hersenen bestaan uit twee min of meer symmetrische helften.
-Hemisferen worden ze genoemd.
-Veel informatie kruist, bv:
Rechterhelft stuurt beweging linker lichaamsdelen en vice versa.
Informatie uit het linker visuele veld wordt in de rechter hersenhelft verwerkt, en vice versa.
-Hemisferen verbonden via corpus callosum.=Dikke bundel zenuwbanen in het midden van het brein.

Grijze en witte stof:
-Grijze stof= cellichamen.
-Witte stof= zenuwuitlopers. Wit vanwege een ‘beschermlaagje’ dat de geleidingssnelheid bevordert:
myeline.

Ventrikels:
-Met vocht gevulde holtes. Het heet cerebrospinaal vocht. Engels: cerebrospinal fluid (CSF).

Deze structuren worden onder andere onder het sociale brein verstaan:

 Dorsolaterale prefrontale cortex
 Orbitofrontale cortex
 Insula
 Amygdala
 Hippocampus
 Thalamus
 Hypothalamus

,Hersenactiviteit:
Prikkeloverdracht heet het omdat het om een overdracht gaat van een elektrisch potentiaal.
-Neuronen maken geen direct contact.
-Signaalstoffen verspreiden zich door de ruimte tussen neuronen: de synaps.
-Presynaptische (zender) en postsynaptische (ontvanger) cel.

Prikkeloverdracht 1:
Het rustpotentiaal.
-De binnenkant van een neuron is in vergelijking met de ruimte erbuiten negatief geladen.
-Oorzaak is de concentratiegradiënt: meer positief geladen deeltjes buiten dan binnen het neuron. Er
zijn meer natrium Na+ ionen buiten dan binnen het neuron. Meer kalium ionen K+ binnen dan buiten
het neuron. Er zijn veel meer Na+ dan K+ deeltjes, dus netto meer positieve deeltjes buiten de cel.

Natrium-kalium pomp houdt rustpotentiaal in stand.
-In de celwand zitten kanalen die selectief deeltjes doorlaten.
-Natrium-Kalium pomp pompt steeds 3 Na+ deeltjes de cel uit en 2 K+ deeltjes de cel in.
-Nb. Kanalen waardoor Na+ de cel weer in kan, zijn gesloten.
Dit proces kost energie.

Prikkeloverdracht 2:
Het actiepotentiaal.
-Reden van het rustpotentiaal: snel kunnen reageren.
Omdat er meer Na+ ionen buiten dan binnen de cel zijn, willen Na+ ionen de cel in.
Dus als Na+ kanalen geopend worden, stromen Na+ deeltjes snel de cel in.
-Reactie is een elektrische stroom over het axon: het actiepotentiaal. Vuren= het genereren van een
actiepotentiaal.

Stap 1: verandering rustpotentiaal.
Stimulatie van het neuron (door signaalstoffen) verandert het rustpotentiaal.
Binnen-buiten verschil kan groter worden. (Hyperpolarisatie). Het neuron vuurt niet.
Binnen-buiten verschil kan kleiner worden. (Depolarisatie). Het neuron kan wél vuren.
Stap 2: depolarisatie.
Openen voltage-afhankelijke natrium kanalen.
-Als voldoende depolarisatie optreedt, gaan natrium kanalen open. Omdat het openen afhankelijk is
van de sterkte van het binnen-buiten verschil (gemeten in Volt), spreken we van voltage-afhankelijke
kanalen.
-Na+ ionen stromen de cel in.
-In de cel ontstaat een positief potentiaal, dat zich over het axon verspreidt: het actiepotentiaal.
Stap 3: repolarisatie.
-Op het hoogepunt van het actiepotentiaal sluiten de natrium kanalen abrupt.
-Om weer de originele toestand te bereiken, stromen kalium ionen de cel uit.
Binnenkant van de cel moet weer negatiever worden.
Kalium is positief geladen, dus uitstroom van kalium maakt negatiever.
K+ wil de cel uit, omdat er meer K+ binnen dan buiten de cel is.
Herstellen van het potentiaal heet repolarisatie.
Actiepotentiaal= Na+ buiten de cel meer dan K+ binnen de cel. Na+ poortjes gaan open dus Na+
stroomt naar binnen, dus positiever binnen de cel. Op de piek gaan K+ poortjes open. K+ stroomt de
cel uit, waardoor er weer een balans komt.

, Stap 4: Herstel concentratiegradiënt.
Na actiepotentiaal is de concentratiegradiënt veranderd. Meer Na+ binnen de cel. Minder K+ binnen
de cel.
Concentratiegradiënt wordt hersteld door de natrium-kalium pomp. Pompt Na+ weer naar buiten en
K+ naar binnen.

Verspreiding van het actiepotentiaal over het axon.
Het proces van depolarisatie en repolarisatie herhaalt zich op elk punt van het axon. Als Na+ ionen op
een bepaald punt P1 de cel instromen, wordt dat punt positiever dan het aangrenzende punt P2. Een
paar Na+ ionen stromen naar P2. Daardoor verandert het potentiaal op P2 en gaan daar de
natriumkanalen open. Ondertussen gaan op P1 de natriumkanalen dicht en de kaliumkanalen open.

Rol van Myeline.
Stukjes myeline dekken het axon af.
Daardoor herhaalt het proces van depolarisatie en repolarisatie zich niet op élk punt, maar alleen op
de onbedekte punten. Onbedekte punten heten knopen van Ranvier. Daardoor verspreidt het
actiepotentiaal zich sneller.




Prikkeloverdracht 3:
De synaps.
Als het actiepotentiaal bij de terminals aankomt worden daar signaalstoffen afgescheiden.
Signaalstoffen heten neurotransmitters. Belangrijke neurotransmitters zijn Glutamaat (voor
depolarisatie), GABA (voor hyperpolarisatie), Acetylcholine en mono-aminen: dopamine, serotonine,
adrenaline en noradrenaline. Mono-aminen worden veel gebruikt in de hersengebieden van het
sociale brein, daarom zo belangrijk.
Neurotransmitters verspreiden zich door de ruimte tussen neuronen en hechten zich aan de
receptoren van post synaptische neuronen.

Neurotransmissie:
Door processen die vervolgens plaatsvinden in het postsynaptisch neuron verandert het
rustpotentiaal en kan een actiepotentiaal ontstaan.
Ionotropische effecten: hechting aan de receptor opent ion-kanaal, daardoor verandert het
rustpotentiaal direct.
Metabotropische effecten: hechting aan de receptor zet een serie metabole processen in gang die
uiteindelijk het rustpotentiaal veranderen.
Neurotransmitters worden aangemaakt in het cellichaam en vervoerd naar de terminals om te
worden afgescheiden. (Zie tel voor overzicht).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ElineBroek. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.97
  • (0)
Add to cart
Added