Week 2
Kennisclip aantekeningen
Psychologie: de wetenschap die zich bezighoudt met menselijk gedrag. Fm’ers maken hier
gebruik van om ervoor te zorgen dat de omgeving optimaal aansluit bij de wensen en de
behoeftes van de gebruikers. Ook motiveer je hiermee mensen gewenst gedrag te vertonen.
Doelstelling 1: Je kunt in eigen woorden vertellen wat de toegevoegde waarde van
psychologische kennis voor FM kan zijn en hoe in de psychologie vanuit verschillende visies
onderzoek naar de mens wordt gedaan.
a) Waar de studie van de psychologie zich op richt.
b) Hoe psychologen informatie verzamelen
c) Verschillende psychologische perspectieven
d) Toepassings- en kennisgebieden in de psychologie die van belang zijn voor FM.
Wat is psychologie?
De wetenschap van gedrag (zichtbaar) en mentale processen (onzichtbaar).
Gedrag wordt gemeten tijdens psychologisch onderzoek. Dit wordt gedaan door middel van
de hypothese: het idee wat de onderzoeker heeft en wat door het onderzoek wel of niet
bevestigd wordt. Om te kijken of dat dit klopt moet eerst gekeken worden welke informatie
verzameld moet worden om het objectief te kunnen vaststellen. Dat wordt gedaan bij een
representatieve groep proefpersonen. Hierna worden de resultaten geanalyseerd en
eventueel ook gepubliceerd.
Het is belangrijk om kritisch te zijn!
Je moet onderscheid kunnen maken tussen werkelijke psychologische kennis (gebaseerd op
wetenschappelijk onderzoek) en pseudopsychologie.
Het moet methodologisch kloppend zijn, dus de juiste doelgroep en lang genoeg onderzoek.
Je moet ook alleen betrouwbare bronnen gebruiken.
Perspectieven:
1. Biologische perspectief: kennis vanuit de biologie en geneeskunde.
2. Cognitieve perspectief: mentale of geestelijke processen waarbij informatie een rol
speelt.
3. Behavioristische perspectief: gedrag wat je kunt waarnemen. Gaat altijd over
leerprocessen. Pavlov en Skinner
4. Het perspectief van de gehele persoon: heeft kritiek op de andere perspectieven,
omdat er maar een deel van de mens wordt belicht. Maslof.
Nature (genen) of nurture (opvoeding)
Psychologie met betrekking tot FM. Bij een toepassingsgebied wordt kennis verzameld om
direct op een bepaalde omgeving te kunnen toepassen. Interestanten zijn:
- Arbeids- en organisatiepsychologie
- Omgevingspsychologie
,Onderwerpen die relevant zijn:
- Waarneming
- Motivatie en stress
- Leerprocessen
Interview aantekeningen Gispen
Omgevingspsychologie gaat over de wederkerige relatie tussen wat een omgeving met
mensen doet en wat mensen met de omgeving doen.
Hoe kun je het stress leven van mensen verminderen? ‘Net als daglicht, is ‘groen’ daarvoor
heel belangrijk en bied keuze.
Er zijn onderzoeken die uitwijzen dat wanneer werkplekken of de akoestiek niet goed zijn, er
meer ziekteverzuim is. Dus als je werkplekken goed aansluiten op de mensen en hun
werkzaamheden, versterk je het gevoel en daardoor het welbevinden van je medewerkers.
Dan heb je ook minder ziekteverzuim.
Week 3
Aantekeningen hoofdstuk 3
Inleiding
Centrale vraag: Hoe weten we of de wereld die we in onze geest ‘zien’ overeenkomt met de
buitenwereld? Hoe weten we of we de wereld net zo zien als anderen?
Het begint bij je zintuigen. Dit is het terrein van de sensorische psychologie. Sensatie is onze
eerste gewaarwording van de stimulus (prikkel). Perceptie is een proces dat de inkomende
sensorische patronen bewerkt en er betekenis aan geeft. Perceptie creëert dus een
interpretatie van de sensatie.
§1 hoe verandert stimulatie in sensatie?
De hersenen nemen de wereld indirect waar, omdat de zintuigen alle stimuli omzetten in de
taal van het zenuwstelsel: neurale impulsen.
Drie kenmerken die alle zintuigen met elkaar gemeen hebben: transductie, sensorische
adaptie en drempels. Deze bepalen welke stimuli in sensaties worden omgezet, wat de
kwaliteit en het effect van die sensaties zal zijn en of ze tot ons bewustzijn zullen
doordringen.
Transductie: stimulatie in sensatie veranderen
Bij alle zintuigen is het de taak van de sensorische receptoren om de informatie van een
stimulus om te zetten in elektrochemische signalen.
Transductie begint op het moment dat een sensorisch neuron een fysische stimulus opvangt.
Als de stimulus het bijpassende zintuig bereikt, activeert het de neuronen in dat zintuig. Dit
zijn receptoren. Die zetten hun prikkeling vervolgens om in een zenuwimpuls. Dit verplaatst
zich dan naar de hersenen. Het enige wat door het zenuwstelsel verplaatst is informatie in
de vorm van een neurale impuls passend bij de stimulus.
Dus bij transductie wordt een stimulus omgezet in een vorm die de hersenen begrijpen.
Sensorische adaptie
Onze zintuigen zijn vooral gericht op verandering. Sensorisch adaptie: zintuigen worden
steeds minder gevoelig naarmate een stimulus langer aanhoudt. Elke verandering in de
signalen die je ontvangt zal daarentegen je aandacht trekken.
,Drempels: de grenzen van sensatie
- Absolute drempel: de minimumhoeveelheid fysische energie die nodig is om tot een
sensorische ervaring te leiden. Oftewel het laagste niveau waarop een individu
bepaalde stimuli nog kan waarnemen. Een zwakke stimulus wordt niet ineens
waarneembaar als de intensiteit toeneemt. De grens tussen waarnemen en niet
waarnemen is niet scherp. Oftewel de absolute drempel is niet absoluut.
- Verschildrempel
(Juist waarneembare verschil JWV): Het kleinst mogelijke verschil waarbij de stimulus nog de
helft van het aantal pogingen wordt opgemerkt, oftewel nog merkbaar is.
Het blijkt dat het JWV groot is als de intensiteit van de stimulus groot is, en klein als de
intensiteit klein is (Wet van Weber).
Signaaldetectietheorie
Volgens deze theorie is sensatie afhankelijk van de kenmerken van de stimulus, de
achtergrondstimulus en de detector. Het werkt op dezelfde manier als de verschildrempel.
Met deze theorie kun je ook begrijpen waarom drempelwaarden voor dezelfde persoon
verschillen, waardoor je de ene keer wel iets opmerkt en de andere keer niet.
Hoe je een geluid beoordeeld, hangt af van factoren zoals helderheid en je verwachting. Je
beslissing wordt ook beïnvloedt door geluiden op de achtergrond.
§3: wat is de relatie tussen perceptie en sensatie?
Perceptie geeft betekenis aan sensatie. Door perceptie ontstaat een interpretatie van de
externe wereld, geen letterlijke kopie.
Het systeem van perceptuele verwerking
Hoe wordt een gewaarwording tot een uitgebreide en betekenisvolle perceptie
omgevormd? De visuele banen die helpen objecten te identificeren en in de ruimte te
plaatsen:
1. Wat-route: via deze route komen we te weten wat het is. Hier wordt wat men ziet
herkend en worden vervolgens associaties gemaakt.
2. Waar-route: hier worden ruimtelijke aspecten van de waarneming verwerkt
waardoor we bijv. de positie van een voorwerp precies kunnen inschatten. Via deze
route weten we waar zich een voorwerp bevindt.
Soms concentreren we op de voorwerpen die we zien en aan de hand van die objecten
stellen we context vast. Op andere momenten interpreteren we de omgeving eerst globaler
en gebruiken we dan die context om de objecten te identificeren.
Hoe verder de informatie via de wat- en waar-routes de hersenen ingaat, hoe
gespecialiseerder de verwerking wordt.
, Top-downverwerking: onze doelen, vroegere ervaringen, kennis, verwachtingen,
herinneringen, motivaties of culturele achtergrond spelen een rol bij de perceptie van
objecten of ervaringen. Telkens wanneer je primair afhankelijk bent van een beeld of idee in
je geest om een stimulus te interpreteren maak gebruik van top-downverwerking.
Verwachtingen en vorige ervaringen.
Bottom-upverwerking: de kenmerken van de stimulus hebben een sterke invloed op onze
waarnemingen. Hij is vooral afhankelijk van de kenmerkdetectoren van de hersenen om
stimulus kenmerken op te merken. Je gebruikt deze verwerking als je iets opmerkt. Je
gebruikt het voor beslissingen en je gedrag
Perceptuele constantie: het vermogen om een voorwerp vanuit verschillende hoeken en
vanaf verschillende afstanden in dezelfde vorm waar te nemen.
Perceptuele blindheid: soms merk je gebeurtenissen niet op, terwijl ze vlak voor onze neus
plaatsvinden. Dit is met name als gebeurtenis onverwachts plaatsvinden en we er onze
aandacht niet op hebben gericht.
Veranderingsblindheid: het ontgaat je dat iets nu anders is dan even geleden.
Perceptuele problemen ontstaan niet alleen door onduidelijke stimuli. Soms is het de
interpretatie van een beeld onze perceptie inaccuraat maakt. Dat laatste gebeurt vaak bij
stimuluspatronen die illusies worden genoemd.
Als je hersenen je aantoonbaar voor de gek houden door een stimuluspatroon te
interpreteren op een manier die aantoonbaar fout is, ervaar je een illusie.
Een tweede illusie ontstaat als er iets misgaat op het niveau van perceptie. Om dat te
bestuderen maakt men gebruik van ambigue figuren: stimuluspatronen die op twee of meer
verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd.
Het wisselen van interpretaties heeft te maken met dat de perceptuele verwerking
afwisselend door de linker- en de rechterhersenhelft wordt gestuurd.
Bij illusies is op primair niveau van de perceptie interpretatie werkzaam zijn.
Theoretische verklaring voor perceptie
Bij de Gestalttheorie wordt de nadruk gelegd op de wijze waarop we binnenkomende stimuli
tot betekenisvolle perceptuele patronen organiseren. Dit is het gevolg van de wijze waarop
onze hersenen van nature zijn georganiseerd. (Het aangeborene)
Bij concluderen door leren ligt de nadruk op aangeleerde invloeden op de perceptie, met
inbegrip van de invloed van verwachtingen, context en cultuur. (Het aangeleerde)
Figuur: een patroon waar alle aandacht naartoe gaat (gestaltpsychologie).
Grond: al het andere (gestaltpsychologie).
Onze hersenen lijken een afkeer te hebben van lege plekken. Subjectieve contouren:
grenzen die niet in de stimulus voorkomen, alleen in de subjectieve ervaring van de
waarnemer. Je hersenen doen dan aan sluiting: De neiging om lege plekken in figuren in te
vullen zodat incomplete figuren als geheel worden waargenomen.
Gestaltwetten: verklaren hoe we de verschillende aanwezige onderdelen van een stimulus
ordenen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Merel04. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.