100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting examencommissie 3ASO: gedragswetenschappen $8.57   Add to cart

Summary

Samenvatting examencommissie 3ASO: gedragswetenschappen

 35 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting gedragswetenschappen is gebaseerd op het vakfiche van 2020. Ik was de eerste keer geslaagd met 75%!

Preview 4 out of 42  pages

  • January 15, 2022
  • 42
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
1) INTERACTIE EN COMMUNICATIE


1) BEGRIPPEN EN CLASSIFACATIE
1.1) BEGRIPPEN

Communicatie = als we te maken hebben met de productie/uitwisseling/interpretatie van een boodschap
Interactie = proces van wisselwerking tussen personen die hun handelen op elkaar afstemmen/reageren

! Communicatie is altijd interactie  interactie is niet altijd communicatie !

1) AXIOMA’S VAN WATZLAWICK

AXIOMA 1 AXIOMA 2 AXIOMA 3 AXIOMA 4 AXIOMA 5

= de relatie met de
= iedere
= het is onmogelijk ander is afhankelijk = mensen = communicatie is
communicatie bezit
om niet te van hoe je de communiceren symmetrisch of
een inhouds- en
communiceren interactie gaat digitaal en analoog complementair
betrekkingsaspect
interpreteren


AXIOMA 1= het is onmogelijk om niet te communiceren

De ander vangt jouw signaal op en dit beïnvloed hem  onmogelijk om geen invloed op elkaar te hebben 
niet-gedrag bestaat niet, want gedrag heeft altijd invloed
Ieder gedrag = vorm van communicatie
 Handelingen in mimiek, houding, intonatie, volume…
Zelfs ook je kledingkeuze  er is een verschil wanneer je een maatpak draagt of een sportkleding

Er kan een STORING in de communicatie optreden als:
o Communicatie ontkend wordt (= niet antwoorden)
o Communicatie afgewezen wordt (= niets mee te maken willen hebben)
o Communicatie eenzijdig wordt beëindigd

AXIOMA 2 = iedere communicatie bezit een inhouds- en betrekkingsaspect

Inhoudsaspect = het feitelijke onderwerp dat besproken wordt
Betrekkingsaspect = je communiceert altijd iets over de relatie met de ander
 Interactie = relatie tussen de personen

Het gaat dus niet alleen om wat er wordt gezegd  relatie tussen personen is minstens zo belangrijk
Een goede relatie = veel in elkaar geïnvesteerd
 Meer betrokkenheid + wederzijds begrip  invloed op communicatie: mensen gaan elkaar meer beïnvloeden

Er kan een STORING in de communicatie optreden als:
o Je een slechte relatie met elkaar hebt
 Bemoeilijkt het praten over de inhoud
o Er is oneindigheid over de inhoud en dat wordt op de relatie overgedragen
o Men probeert de relatie uit communicatie te houden

,AXIOMA 3 = De relatie met de ander is afhankelijk van hoe je de interactie gaat interpreteren




 Wat je bedoelt kan iemand anders opvatten/horen + je kunt kiezen hoe je reageert op de ander
Bv. Afstand nemen, in gesprek blijven, negeren…

Er kan een STORING in de communicatie optreden als:
o Eigen gedrag gerechtvaardigd kan worden door het gedrag van de ander
(= ik deed dat omdat jij dat deed)
o Er selffulfilling prophecy optreed
 Men neemt houding aan waardoor reactie wordt uitgelokt + men ziet zich bevestigd in zijn mening en zal zijn
houding hierdoor niet veranderen

AXIOMA 4 = mensen communiceren digitaal en analoog

Analoge taal = lichaamstaal
Digitale taal = gesproken en geschreven taal

Analoge taal is niet afgesproken, maar het ondersteund de digitale taal = non-verbale communicatie
 Want het benadrukt wat we willen zeggen of wat we voelen
bv. Lachen, huilen, knipogen…

Er kan een STORING in de communicatie optreden als:
 Er geen samenhang te vinden is tussen de gesprekpartners
 De analoge communicatie verkeerd wordt geïnterpreteerd
Bv. Wanneer iemand op verkeerd moment lacht
 Analoge en digitale taal elkaar tegenspreken
Bv. Iemand met armen over elkaar zegt dat die openstaat

AXIOMA 5 = communicatie is symmetrisch of complementair

Wie is de leider en wie is de volger?
 Afhankelijk of de relatie gebaseerd is op gelijkheid of verschil

 Probeert verschillen in communicatie weg te nemen
 Om overeenstemming te bereiken
 Er wordt nadruk gelegd op de verschillen
 Zodat men elkaar kan aanvullen of tot inzichten kan komen of leren kan komen
 Deze beide nodig om communicatie succesvol te laten zijn

Er kan een STORING in de communicatie optreden als:
 De gesprekspartners enkel overeenkomsten zoeken
 De gesprekspartners te veel op hun standpunten blijven staan en geen overeenkomsten zoeken
 Er wordt gebruik gemaakt van macht waardoor afhankelijkheid of onzelfstandigheid ontstaat

,1.2) INDELING IN INTERACTIEVORMEN OP BASIS VAN DE BETROKKEN PARTIJEN

INTRAPERSOONLIJKE INTERPERSOONLIJKE INTRAGROEPS- INTERGROEPS-
INTERACTIE INTERACTIE INTERACTIE INTERACTIE

= interactie van een = interactie tussen 2 = interactie tussen de = interactie tussen groepen
persoon met zichzelf personen leden van een groep


MENVORM:
Intragroepsinteractie = altijd ook interpersoonlijk interactie
 Leden van de groep interageren met elkaar.
Intergroepsinteractie = ook interpersoonlijke interactie
 Leden van groepen interageren met elkaar + vertegenwoordigen de groep waar ze lid van zijn

2) INTRAPERSOONLIJKE INTERACTIE
2.1) INTRAPERSOONLIJKE CONFLICTEN

Intrapersoonlijk conflict = een conflict dat zich voordoet binnenin een persoon doordat die tegenstrijdige
emoties, gedachten, wensen, waarden… heeft.

1) MOTIVATIONELE CONFLICTEN:
Motivatie = het antwoord op de vraag waarom we doen wat we doen + beschrijft verlangens en noden die ons
gedrag richten op een bepaald doel

TOENADERINGS- TOENADERINGS- VERMIJDINGS- DUBBEL TOENADERINGS-
TOENADERINGSCONFLICT VERMIJDINGSCONFLICT VERMIJDINGSCONFLICT VERMIJDINGSCONFLICT

Je wil 2 dingen graag, Het doel heeft zowel De keuze tussen twee Je hebt 2 aantrekkelijke
maar kan ze niet allebei negatieve als positieve negatieve zaken. doelen maar als je de ene
hebben. gevolgen. kiest kan je de anderen
niet hebben.

bv. TV kopen maar ook bv. Opgeruimde kamer bv. Nu studeren of nu bv. Ofwel naar concert
geld willen hebben. maar moet daarvoor werken. gaan ofwel een
moeite doen. daguitstap.



2) VERMIJDINGSGEDRAG:
= gedrag dat gemotiveerd wordt door iets dat we willen vermijden
Het kan actief of passief zijn:
1) ACTIEF = actie ondernemen om te voorkomen dat je een onvoldoende haalt
bv. Je gaat extra werken, bijles volgen…
2) PASSIEF = je gaat ervan uit dat je sowieso een onvoldoende haalt, hoe hard je ook werkt
 Je kiest om er gewoon niet aan te werken en voorkomt dat de inspanning niets oplevert

3) TOENADERINGSGEDRAG (nastreven/behouden):
= gedrag dat gemotiveerd is door iets wat je graag wilt nastreven of behouden
 We studeren hard omdat het fijn is om een goed examen af te leggen
 We eten een taartje omdat we dat zo lekker vinden
 We gaan geregeld sporten omdat we onze slanke lijn willen behouden

4) NEGATIEVE GEVOLGEN VAN MOTIVATIONELE CONFLICTEN
o Stress: de twijfel, onzekerheid en schipperen zetten de persoon onder druk  leidt tot stress
o Frustratie: wanneer we op de een of andere manier gedwarsboomd worden en hierdoor de doelen niet
kunnen bereiken  leidt tot frustratie

, o COGNITIEVE DISSONANTIE = het onaangename gevoel dat ontstaat wanneer we merken dat ons gedrag niet
in overeenstemming is met onze overtuigingen

Het belang van cognitieve dissonantie:
Belangrijke rol bij het vellen van oordelen, het nemen van beslissingen en vormen van waardenoordelen
 door je bewust te zijn van cognitieve dissonantie + bewust een manier te zoeken om die op te heffen
 kom je tot betere resultaten
bv. Als je gelooft dat regelmatig bewegen belangrijk is voor je gezondheid en je stelt vast dat je amper
beweegt  ervaar je cognitieve dissonantie
Je kan dat gevoel opheffen door jezelf wijs te maken dat het belang van bewegen zwaar overdreven
wordt, dat je vanaf volgende week meer tijd zal hebben om te bewegen.

Je kan cognitieve dissonantie wegwerken door:
1) je overtuiging, opvatting of opinie te veranderen = AFFECTIEF
2) je gedrag te veranderen = COGNITIEF
3) de perceptie van het gedrag te veranderen = CONATIEF

5) DE CAUSALE ATTRIBUTIETHEORIE

INTERNE ATTRIBUTIE EXTERNE ATTRIBUTIE
= oorzaak ligt bij de persoon zelf = de oorzaak ligt buiten de persoon
STABIELE ATTRIBUTIE INSTABIELE ATTRIBUTIE
= de oorzaak kan niet veranderen = de oorzaak kan wel veranderen
 Volgende keer zal resultaat hetzelfde zijn  Volgende keer zal resultaat anders zijn
CONTROLEERBARE ATTRIBUTIE ONCONTROLEERBARE ATTRIBUTIE
= je oefent zelf invloed uit op de oorzaak = je kan geen invloed uitoefenen op oorzaak
SPECIEFIEKE ATTRIBUTIE GLOBALE ATTRIBUTIE
= oorzaak heeft betrekking op beperkte set taken = oorzaak heeft betrekking op alle taken

ATTRIBUTIEFOUTEN:

1) FUNDAMENTELE ATTRIBUTIEFOUT:
= naargelang persoon/situatie de successen/falen toeschrijven aan verschillende mogelijke oorzaken:
 Eigen succes → we overschatten het belang van de eigen eigenschappen
 Eigen falen → we overschatten het belang van de situatie
 Succes van anderen → we overschatten het belang van de situatie
 Falen van andere → we overschatten het belang van de persoonlijke eigenschappen

2) ZELFHANDICAPING:
= zelf externe omstandigheden creëren die achteraf gebruikt kunnen worden om het falen te verklaren
 strategie om mogelijk falen op te vangen

3) SELF-SERVING BIAS:
= wordt gerealiseerd door succes toe te schrijven aan interne factoren en falen aan externe
 Het omgekeerde van de fundamentele attributiefout

4) DEFENSIEVE ATTRIBUTIE:
= om ons te beschermen tegen de onaangename gevoelens die voortvloeien uit:
dit zou mij ook kunnen overkomen  we leggen de verantwoordelijkheid volledig bij de mensen die direct
betrokken zijn bij de situatie en niet bij de situatie.

5) STEREOTYPERING:
= kenmerk van een persoon wordt toegeschreven aan een hele groep
 Kan zowel positief of negatief zijn

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariegoesaert. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$8.57  1x  sold
  • (0)
  Add to cart