Samenvatting HBO BMR jaar 1 Inleiding Recht Hoofdlijnen Nederlands Recht alle begrippen
2 views 0 purchase
Course
Inleiding Recht
Institution
Hogeschool Windesheim (HW)
Book
Hoofdlijnen Nederlands recht
Voor het tentamen van het vak Inleiding Recht met de leerstof H1 t/m H5 & H7 t/m H9. Dit is een document die alle begrippen met omschrijvingen van het boek Hoofdlijnen Nederlands Recht bevat.
Hogeschool Windesheim BMR jaar 1
BS M1 Inleiding Recht Tentamen
Boek: Hoofdlijnen Nederlands Recht
Alle begrippen H1 t/m H5 & H7 t/m H9 (Begrip –> Omschrijving) :
H1 Terreinverkenning
Aanvullend recht –> Recht waarvan de burgers mogen afwijken. Regels van aanvullend recht gelden
alleen wanneer partijen over de betreffende inhoud niet hebben afgesproken.
A-contrarioredenering –> Redenering waarbij de rechter ervan uitgaat dat een bepaalde rechtsregel
niet van toepassing is, omdat die regel uitsluitend is geschreven voor de gevallen die uitdrukkelijk in
die regel worden genoemd.
Bestuursrecht –> Recht dat betrekking heeft op de mogelijkheden van de overheid/wetgever het
maatschappelijk leven te regelen, bijv. op het terrein van het onderwijs.
Burgerlijk recht –> Ook wel genoemd civiel recht of privaatrecht. Het burgerlijk recht valt uiteen in
twee rechtsgebieden: het personen- familierecht en het vermogensrecht. Het vermogensrecht omvat
alle regelingen met betrekking tot de op geld waardeerbare handelingen tussen particulieren
(inclusief de overheid als particulier).
Dwingend recht –> Recht waarvan de burgers niet mogen afwijken. Doen zij dit toch dan zijn gewoon
de wettelijke regels van toepassing.
Formeel recht –> Procesrecht. Het formele recht heeft betrekking op het recht van procederen. Het
gaat daarbij om vragen als: bij welke rechter moet ik zijn, hoe moet er worden geprocedeerd, welke
termijnen moeten in acht worden genomen?
Gewoonterecht –> Ongeschreven recht dat geldt omdat er door een groep inwoners van een
bepaalde regio van het land steeds naar wordt gehandeld, terwijl deze groep het als een rechtsplicht
ziet deze gewoonteregel(s) op te volgen.
Interpretatiemethode –> Hulpmiddel dat ten dienste staat aan de rechter teneinde een vaag woord
of vage zinsnede nader uit te leggen. Voorbeelden zijn de grammaticale, de wethistorische, de
anticiperende, de rechtsvergelijkende, de systematische en de teleologische interpretatiemethode.
Interpretatie naar redelijkheid en billijkheid –> De interpretatiemethode waarbij de rechter
onduidelijke bewoordingen uitlegt met een beroep op de redelijkheid en billijkheid.
Jurisprudentie –> Rechtspraak; beslissingen afkomstig van een rechter of rechtscollege.
Materieel recht –> Recht dat betrekking heeft op wat men mag en niet mag, welke rechten en welke
verplichtingen men heeft.
Monopoliepositie –> Heeft betrekking op de staat die op het terrein van het strafrecht via het OM
het alleenrecht heeft, sancties als gevangenisstraf en boete op te leggen.
Objectief recht –> Positief recht. Het recht dat uit de geldende rechtsbronnen wet, verdrag,
jurisprudentie en gewoonte voortvloeit.
Ondernemingsrecht –> Recht dat betrekking heeft op alle regels die verband houden met het
uitoefenen van een bedrijf en activiteiten in club- en teamverband.
,Organieke wet –> Wet die in opdracht van de Grondwet is uitgevaardigd.
Privaatrecht –> Zie ook Burgerlijk recht. Recht dat geldt tussen burgers onderling.
Procederen –> Naar de rechter stappen om je gelijk op te eisen.
Publiekrecht –> Recht dat betrekking heeft op de regels die van kracht zijn tussen de overheid als
zodanig (en dus niet als particulier) en de burger.
Redenering naar analogie –> Redenering waarbij de rechter zich op het standpunt stelt dat een
bepaalde, niet wettelijk geregelde kwestie zoveel lijkt op een kwestie waarin de wet wel voorziet, dat
die laatste regel ook van toepassing wordt verklaard op de niet-geregelde kwestie.
Staatsrecht –> Recht dat de wijze regelt waarop het Nederlandse staatsbestel vorm wordt gegeven
en de invloed die de burgers daarop kunnen uitoefenen.
Strafrecht –> Recht waarbij de staat door middel van het Openbaar Ministerie actief optreedt
teneinde normen via sancties af te dwingen van de burgers.
Subjectief recht –> Recht dat individuen in concreto bezitten omdat het objectieve recht dit met
zoveel woorden verklaart.
Verdrag –> Overeenkomst tussen twee of meer staten. Een verdrag kan zijn bilateraal (tussen twee
staten) of multilateraal (tussen meer dan twee staten).
Wet in formele zin –> leder besluit dat tot stand is gekomen op grond van samenwerking tussen
regering en Staten-Generaal.
Wet in materiële zin –> leder besluit dat gericht is tot een onbepaald aantal en dus niet bij name
genoemde personen. Dit besluit moet natuurlijk afkomstig zijn van een daartoe bevoegd
overheidsorgaan.
H2 Verbintenissenrecht - de overeenkomst
Aanbod en aanvaarding –> Handelingen verricht door ten minste twee personen die tezamen leiden
tot het ontstaan van een overeenkomst.
Aanvullende schadevergoeding –> Eis waarbij uitsluitend of naast nakoming, ontbinding of
vervangende schadevergoeding, vertragingsschade of gevolgschade wordt gevorderd als resultaat
van wanprestatie door de schuldenaar.
Aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid –> Rechtsfiguur die ertoe kan leiden dat tussen
partijen iets van kracht is, hoewel dit niet met zoveel woorden was afgesproken.
Beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid –> Rechtsfiguur die ertoe kan leiden dat een
onderdeel van een overeenkomst voor niet-geschreven wordt gehouden en dus ook niet van
toepassing is op de juridische relatie tussen de betrokken partijen. In plaats van beperkende werking
wordt ook wel gesproken over de derogerende werking.
Blote rechtsfeiten –> Feit waaruit rechtsgevolgen voortkomen zonder dat de betrokkene in staat is
daarop wezenlijke invloed uit te oefenen. Voorbeelden: geboorte, overlijden, bereiken van het 18de
en 65ste levensjaar.
, Duurovereenkomst –> Overeenkomst die op continuïteit gericht is en die moet worden opgezegd, wil
zij ten einde komen.
Eenzijdige overeenkomst –> Overeenkomst waaruit slechts één verbintenis voortvloeit en waarbij
dus de ene partij een recht krijgt en de andere partij een plicht heeft.
Exoneratiebeding –> Beding waarbij een van de contracterende partijen haar aansprakelijkheid voor
mogelijke schade van de wederpartij heeft uitgesloten.
Feitelijke handeling –> Handeling waarbij een bepaald rechtsgevolg intreedt, geheel los van de vraag
of dit rechtsgevolg ook gewild is. Prototype is de onrechtmatige daad.
Garantieverplichting –> Clausule waarbij een van de contracterende partijen ermee instemt zij
bepaalde schadeposten zal vergoeden als deze zich zullen voordoen, hoewel zij zonder deze clausule
daartoe niet gehouden zou zijn.
Genuszaak –> Soort zaak die niet geïndividualiseerd is.
Handelingsonbekwaamheid –> Onmogelijkheid om onaantastbare rechtshandelingen te verrichten.
Handelingsonbekwaam zijn minderjarigen en onder curatele gestelden.
Ingebrekestelling –> Schriftelijke sommatie aan de schuldenaar om alsnog binnen een redelijke
termijn aan zijn contractuele verplichting te voldoen.
Nakoming –> Eis waarbij wordt gevorderd dat de wederpartij zal handelen zoals zij contractueel heeft
toegezegd.
Nietige rechtshandeling –> Rechtshandeling die van de aanvang af nooit geacht wordt te hebben
bestaan.
Obligatoire overeenkomst –> Afspraak tussen twee of meer personen waaruit een of meer
verbintenissen (rechten en plichten) voortkomen.
Omzettingsmededeling –> Bericht aan de schuldenaar waarbij wordt medegedeeld dat wordt
afgezien van nakoming en dat vervangende schadevergoeding zal worden gevorderd.
Onherroepelijk aanbod –> Bod dat niet meer kan worden ingetrokken omdat uitdrukkelijk een
termijn is gesteld waarbinnen het aanbod aanvaard kan worden.
Ontbinding –> Vordering als gevolg van wanprestatie van de kant van de schuldenaar. Resultaat van
ontbinding is dat beide partijen bevrijd worden van de verplichtingen, voortkomend uit de gesloten
overeenkomst. Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht.
Opschortingsrecht –> Recht om niet te voldoen aan de eigen uit overeenkomst voortkomende
verplichting totdat de wederpartij nakomt. Het opschortingsrecht valt uiteen in de exceptio non
adimpleti contractus, de onzekerheidsexceptie en het retentierecht.
Opzeggen –> Aan de wederpartij te kennen geven dat de overeenkomst ten einde zal komen.
Overmacht –> Situatie waarbij de schuldenaar niet kan worden veroordeeld tot schadevergoeding
doordat zich feiten hebben voorgedaan waardoor hij niet kon nakomen. Bewezen moet worden dat
de schuldenaar geen verwijt treft en dat de wet, een overeenkomst of de verkeersopvattingen niet
meebrengen dat de gevolgen, die feiten, voor rekening van de debiteur zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EJ129. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.