● Kennis
= dat wat geweten en toegepast wordt door de mens en maatschappij als geheel
→ gezond verstand en wetenschappelijke kennis:
verschillen in hoe kennis tot stand kwam
● Doel van het vak:
1. kennisclaims kritisch te leren beoordelen
2. tot stand komen van kennis leren evalueren
3. om interessante vragen te leren beantwoorden
● Methoden om kennis te vergaren
= manieren waarop een persoon dingen kan weten of antwoorden op vragen kan
ontdekken
→ wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk
● Vasthoudendheid / tenacity
= we accepteren info als waar omdat het altijd zo geweest is of omdat bijgeloof
de info ondersteunt
→ gebaseerd op gewoonte en bijgeloof
→ geloven iets omdat we het altijd geloofd hebben (clichés) of omdat bepaalde
overtuigingen worden voorgesteld als feiten
→ maar: info kan foutief zijn en corrigeren is moeilijk
● Intuïtie
= we accepteren info als waar omdat dit juist aanvoelt
→ gebaseerd op buikgevoel, voorgevoel en instinct
→ snelle manier om vragen te beantwoorden
→ vaak gebruikt als we over geen info beschikken
→ bv.: voor oplossen van ethische vraagstukken of morele dilemma’s
→ maar: geen enkele manier om accurate en foutieve info te onderscheiden
● Autoriteit
= we accepteren info als waar omdat info afkomstig is van een expert rond dat
onderwerp
→ gebaseerd op vertrouwen in autoriteit of een expert
→ expert breed begrip: prof, google, wikipedia, …
→ snel en makkelijk standpunt om kennis te vergaren
→ methode van geloof
1
, = blind vertrouwen in een autoriteitsfiguur waardoor we diens info accepteren
zonder twijfel of toetsing
→ maar: levert niet altijd accurate info op:
1. gebiaste experts
2. info op subjectieve info gereflecteerd
3. expertise gegeneraliseerd naar domeinen
4. expertise niet in vraag gesteld
5. expert is niet echt een expert
● Rationalisme
= antwoorden zoeken door logisch te redeneren vertrekkende vanuit een gekende
feiten of assumpties (premissen) en daaruit een logische conclusie te trekken
→ argument: premissen + logische conclusie
→ conclusie is correct indien premissen waar zijn en gehanteerde logica correct is
→ rationele methode start pas na de premissen
→ geen info verzameld, geen observaties, geen evidentie, …
→ vaak gebruikt om alternatieven logisch af te wegen zonder uit te proberen
→ maar: alles valt of staat bij juistheid premissen en logisch redeneren
→ mens is niet goed in logisch redeneren
● Empirie
= antwoorden zoeken door directe observatie of directe sensorische ervaring
→ kennis verwerven via zintuigen en door wereld rond ons te observeren
→ maar: onze waarneming en interpretatie zijn niet altijd correct:
1. sensorische ervaring kan ons misleiden (bv.: optische illusie)
2. invloed van voorkennis, verwachtingen en gevoelens op perceptie
3. misinterpretatie van sensorische ervaring
4. kost tijd door trial-and-error
5. kan gevaarlijk zijn (bv.: paddenstoel eetbaar of giftig?)
● Vasthoudendheid, intuïtie en autoriteit zijn niet-kritische technieken:
nuttig voor beantwoorden van vragen die geen belangrijke consequenties hebben
indien een fout antwoord
● Rationalisme en empirie zijn kritischere technieken:
stellen meer eisen aan info en antwoorden die ze produceren
→ cruciale componenten van wetenschappelijke methode
1.2 Wetenschappelijke methode
● Manier om kennis te vergaren waarbij specifieke vragen geformuleerd worden en
er vervolgens systematisch naar antwoorden gezocht wordt
● Doel: zo accuraat mogelijke antwoorden bekomen
● Stap 1:
observatie van gedrag of andere fenomenen
2
, → trekt je aandacht, roept vragen op
→ vaak informeel, natuurlijk, niet gepland en niet systematisch
→ direct of indirect
→ observaties vaak gegeneraliseerd
→ inductie = op basis van enkele observaties een algemene conclusie bereiken
● Stap 2:
hypotheses vormen
→ identificatie van variabelen die geassocieerd zijn met je observatie
→ observaties kunnen beïnvloed worden door verschillende variabelen die de
observatie (deels) kunnen verklaren
→ hypothese = mogelijke, voorlopige verklaring die getest en kritisch
geëvalueerd moet worden
→ bevat beschrijving of verklaring van relatie tussen variabelen
→ andere mogelijke verklaringen niet ontkend maar nog niet opgenomen
● Stap 3:
predicties vormen
→ toepassen van hypothese op specifieke, observeerbare situatie
→ 1 hypothese kan aanleiding geven tot verschillende predicties
→ predicties moeten toetsbaar zijn:
moet ondersteund of weerlegd kunnen worden
→ vorming predicties: deductie
= op basis van algemene stelling conclusies bereiken over specifieke
voorbeelden
→ logisch proces (rationele methode)
● Stap 4:
evalueren van predictie via systematische, geplande observatie (empirie)
→ onderzoek of dataverzameling
→ doel: faire en niet-gebiaste test van onderzoekshypothese door te observeren
of predictie correct is
→ los van subjectieve interpretatie en verwachtingen
● Stap 5:
via observaties hypothese ondersteunen, weerleggen of herspecifiëren
→ observaties vergelijken met predicties gebaseerd op hypothese
→ terug naar stap 2: hypothesevorming
● Circulair proces
= serie van stappen die steeds opnieuw doorlopen worden
● Empirisch:
zoeken antwoorden via gestructureerde systematische observaties
→ gestructureerd: duidelijke ondersteuning of weerlegging bieden
3
, → systematisch: uitgevoerd in set van condities zodat vraag accuraat
beantwoord wordt
● Openbaar:
observaties zijn beschikbaar voor evaluaties van anderen
→ replicatie: anderen moeten exact hetzelfde proces kunnen herhalen
→ verzekert verifieerbaarheid van observaties
→ via publicaties, presentaties, open data, …
→ peer review
→ vergt gedetailleerde beschrijving van methode
→ laat toe om observaties te repliceren en zo bevindingen te bevestigen of
weerleggen
● Objectief:
overtuigingen en biases van onderzoeker mogen geen invloed hebben op
resultaten van de studie
→ soms blinde procedures waarbij onderzoekers die observaties verzamelen blind
zijn voor details van de studie
● Pseudowetenschap
→ ontbreken van empirische evidentie
→ geen toetsbare en weerlegbare hypotheses
→ gebaseerd op subjectief bewijs (“handpicking” van succesverhalen)
→ stagneert, blijft onveranderd door jaren heen
→ niet gegrond in vorig onderzoek
→ bv.: astrologie
● Variabelen
= karakteristieken of condities die variëren binnen en/of tussen verschillende
personen
1.3 Empirische cyclus
● Kwantitatief onderzoek
= onderzoekt variabelen die typisch variëren in kwantiteit
→ data zijn meestal numerieke scores die samengevat, geanalyseerd en
geïnterpreteerd kunnen worden via standaard statistische procedures
→ bv.: grootte, omvang, hoeveelheid, …
● Kwalitatief onderzoek
→ data zijn meestal narratief van aard
→ bv.: verslagen, opnames, …
→ nauwgezette observaties, interviews, …
→ vaak gebruikt door antropologen
● Opdeling van onderzoek is artificieel:
kwantitatief en kwalitatief onderzoek gaan vaak samen en versterken elkaar
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ifcdm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.41. You're not tied to anything after your purchase.