Samenvatting met alle domeinen, duidelijk begrippen en ondersteunende tekeningen. Bevat alle informatie die nodig is om een goed examen te maken, heb zelf een 8,6 gehaald op het CE door deze samenvattingen.
Aardrijkskunde examen
Domein A → Vaardigheden
Domein B → Wereld
Domein C → Aarde
Domein D → Zuid-Amerika
Domein E → Leefomgeving
Inhoud
Globalisering H2 Wereldsystemen .......................................................................................................... 2
Globalisering H3 Welvaart....................................................................................................................... 7
Globalisering H4 VS ................................................................................................................................. 9
Systeem Aarde H1 Actieve aarde .......................................................................................................... 14
Systeem aarde H2 Afbraak en vorming van landschappen ................................................................... 19
Systeem aarde H3 Landschappen en hun gebruikers ........................................................................... 24
Systeem aarde H4 Gebieden ................................................................................................................. 27
Wonen in Nederland H1 De zee ............................................................................................................ 36
Wonen in Nederlands H2 De rivieren.................................................................................................... 41
Wonen in Nederland H3 Stedelijke Gebieden....................................................................................... 47
Wonen in Nederland H4 De Randstad .................................................................................................. 52
1
,Aardrijkskunde Examen
Globalisering H2 Wereldsystemen
2.1 De eerste contouren van het wereldsysteem (tot 1970)
De wereld als systeem
► Het wereldsysteem omvat:
‒ Elementen; Alle landen, ingedeeld in 3 groepen: centrumlanden, semiperiferie, periferie.
‒ Relaties; Economische, politieke en culturele relaties.
Economische activiteiten Soort relaties
● Centrumlanden: ‒ Hoog bbp/inwoner ‒ Intensieve handels- en
kernregio ‒ Voorname rol van kapitaalstromen
wetenschappelijke kennis ‒ Veel politieke macht
‒ Toepassen geavanceerde
technologie
‒ Hoge arbeidsproductiviteit
‒ Gediversifieerde economie
‒ Hoofdkantoren MNO’s
● Semiperiferie: ‒ Lager bbp/hoofd ‒ Exportgericht
‒ Hoge industrialisatiegraad ‒ Sterk op centrumlanden
‒ Arbeidsintensieve industrie gericht
● Periferie: sterk ‒ Laag bbp/hoofd ‒ Afhankelijk van centrum
afgestemd op centrum ‒ Veel primaire producten ‒ Export land- en
en semiperiferie. ‒ Fragmentarische mijnbouwproducten en
modernisering laagwaardige industriële
goederen
Start van de globalisering (kolonialisme)
► West-Europa was de kernregio van het handelskapitalisme (eerste fase van de globalisering)
● De basis van de mondiale centrum-periferie verhoudingen is gelegd in de koloniale periode
● De industrialisatie van de kernregio zorgde voor:
‒ Meer politieke- en economische macht in het wereldsysteem.
‒ Vorming van exploitatiekoloniën voor levering grond- en hulpstoffen. De aanleg van
spoorwegen en infrastructuur was belangrijk.
Imperialisme
► In de tweede helft van de 19e eeuw ontstond het imperialisme.
● Nog niet door Europa onderworpen gebieden werden om strategische of economische
redenen volledig en (willekeurig) opgedeeld.
● Groot-Brittannië werd toen de hegemoniale staat
Europeanisering
► Tot aan de dekolonisatie was er vooral sprake van europeanisering.
● Europese talen en de Europese religie verspreidden zich over vestigingskoloniën.
Dekolonisatie
► De dekolonisatie in Latijns-Amerika vond vooral plaats in de 19e eeuw.
Pas na de Tweede Wereldoorlog volgden Aziatische en Afrikaanse staten.
● De multinationale ondernemingen hielden de internationale arbeidsverdeling in stand. Men
spreekt over neokolonialisme (gedekoloniseerde landen zijn afhankelijk van de kernlanden)
● De V.S. nam de hegemoniale positie van Groot-Brittannië over.
2
,Aardrijkskunde Examen
Economische stempel
► Rond 1970 kende de wereld vooral een tweedeling:
Centrum: hoogst ontwikkelde landen
(West-Europa/Noord-Amerika/Japan/Zuid-Korea/Singapore/Taiwan/Hong Kong)
Periferie: straatarme rest van de wereld
● Centrum-periferieverhouding; het centrum ontwikkelde zich ten koste van de periferie door
verandering in de internationale arbeidsverdeling. Periferie verarmde door:
1. Ruilvoetverslechtering (Verslechtering van de verhouding tussen de waarde van de
export en import.)
2. Vernietiging van de traditionele ambachten
3. Slecht bestuur
● Landen met een planeconomie vielen buiten de tweedeling. Veel van deze landen scoorden
economisch slecht en stapten aan het einde van de Koude Oorlog (1989) over op een
markteconomie.
Global shift
► De ontwikkeling van het wereldsysteem zorgde voor een global shift.
2.2 Verschuiving in het wereldsysteem
Verandering van het wereldsysteem
► Europa, Japan en de V.S. (grootste economie na WO2) vormen nu de triade.
● Bij de uitschuiving van laagwaardige industrie naar Newly Industrializing Countries (Taiwan,
Singapore, Hongkong en Zuid-Korea) speelden lage loonkosten een grote rol. De
internationale arbeidsverdeling veranderde hierdoor.
● De semiperiferie werd groter. Landen als Indonesië, China (in Pacific Rim), India, Vietnam,
Laos, Brazilië en Mexico kwamen erbij. Zo stijgt door de industrialisatie de welvaart in veel
ontwikkelingslanden en schuiven steeds meer landen vanuit de periferie door naar de
semiperiferie.
● Enkele semiperifere Midden- en Oost-Europese landen zoals Tsjechië en Hongarije waren al
geïndustrialiseerd voordat ze na de Koude Oorlog een markteconomie kregen. Deze landen
heten ook wel transitielanden.
● Zelfs in Sub-Sahara-Afrika industrialiseren zich enkele landen.
Opkomende grootmachten?
► Sommige semiperifere landen, bijvoorbeeld Brazilië, India of China → BRIC(S)-landen, zijn
opkomende grootmachten.
Mondiale handelsstromen
► De wereld kent meerdere machtscentra (multipolaire wereld) met veel buitenlandse
(handels)relaties.
● De toenemende betekenis van opkomende landen aan het grotere aandeel in de
wereldhandel.
● De V.S., Europa, China en Japan en India, Rusland, Canada en Australië hebben een groot
aandeel in de goederenhandel.
3
, Aardrijkskunde Examen
● Vooral de interne handel van Europa en (Zuid) Oost-Azië is groot. Afrika is sterk van de
buitenlandse handel met centrumlanden afhankelijk.
● Bij een langdurig handelstekort kan een tekort aan deviezen (buitenlands geld) ontstaan.
Kapitaalstromen
► MNO’s zorgen voor veel buitenlandse directe investeringen in de semiperiferie. De
productiecapaciteit neemt dan meestal toe.
Geld dat direct van multinationale ondernemingen komt met hoofdkantoren in kernlanden.
● De buitenlandse investeringen, waaronder fusies en overnames, in de minder ontwikkelde
landen stijgen sterk.
● Onderlinge buitenlandse investeringen tussen de kernlanden zijn groot. De Zuid-
Zuidinvesteringen namen echter recent toe.
● China, India en de VAR investeren veel in Afrikaanse landen.
Productieketen
► De vele schakels in de productieketen zijn sterk verspreid over de wereld.
● Hoofdkantoren van MNO’s liggen vaak in global city’s van centrumlanden.
● (Semi)perifere landen hebben lage arbeidskosten en belastingen. Zij leveren vaak
grondstoffen, halffabricaten en laagwaardige industrieproducten.
● De zakelijke dienstverlening is geconcentreerd in centrumlanden. Callcenters of facturering
komen meer in de semiperiferie voor (outsourcing).
Vervlechting
► De dynamiek in het wereldsysteem is erg groot. Gebeurtenissen in een land kunnen
wereldwijd grote economische gevolgen hebben.
● Sterke conjunctuurschommelingen, vooral vanuit centrumlanden of een grote economie als
die van China, merk je wereldwijd.
Schommelingen in de totale productie van een land.
● Een crisis in de financiële wereld breidt zich snel wereldwijd uit.
● De enorme geografische verschillen in het vestigingsklimaat, zorgt dat multinationals
verschillende vestigingsplaatsen gaan kiezen. Hierdoor verschuiven handelspatronen in de
wereld.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EefjeSchellings. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.96. You're not tied to anything after your purchase.