100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting gedragswetenschappen 1.2 HBO-V $5.73   Add to cart

Summary

Samenvatting gedragswetenschappen 1.2 HBO-V

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

In dit document vind je een samenvatting van de tweede periode van gedragswetenschappen over de ontwikkelingspsychologie en onder andere de autismespectrumstoornis, ADHD en de verstandelijke beperking.

Preview 3 out of 21  pages

  • January 16, 2022
  • 21
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Gedragswetenschappen week 2.1
Hoorcollege
Ontwikkelingspsychologie: de psychologie van de ontwikkeling van de mens, van de geboorte tot aan
de ouderdom, maar met accent op de jaren tot de volwassenheid. De kinderpsychologie is onderdeel
geworden van de moderne ontwikkelingspsychologie.

Levensfasen
- Prenatale periode (conceptie tot geboorte
- De baby- peutertijd (tot 3 jaar)
- De kleutertijd (3 tot 6)
- Basisschooltijd (6 tot 12)
- Adolescentie (12 tot 20)
Geen aparte status/behandeling van een kind
- Oudheid tot middeleeuwen: kinderen zijn miniatuurvolwassenen
- Reformatie: kind is zondig en moeten geciviliseerd worden (zonden worden geërfd). Rekening
leren houden met elkaar (civiliseren)
- Verlichting: tabula rasa, het kind komt leeg ter wereld, veel nadruk op nurture.
20e eeuw komt er kinder- en jeugdpsychiatrie.
- Kind kan systematisch bestudeerd worden
- Kinderen zijn in ontwikkeling en afhandkelijk an omgeving
- Ontwikkeling kan verstoord raken
- Verschil tussen kinderen en volwassen in de psyche en bijvoorbeeld de communicatie
Cohort: groep die in dezelfde tijd is geboren. Je krijgt met dezelfde invloeden te maken.
Cohorteffect: normatieve invloeden (leeftijdsgebonden, op hetzelfde moment naar school bijv.)
Niet-normatieve invloeden: biologische invloeden voor een individu (echtscheiding). Verschil met je
cohort.
Het is relevant voor een verpleegkundige, omdat je te maken krijgt met verschillende
leeftijdscategorieën. Je krijgt mee inlevingsvermogen in de patiënt en je hebt meer oog voor een
afwijkende ontwikkeling, omdat je weet wat een normale ontwikkeling is.


Literatuur
Gedrag weerspiegelt denk- en kennisniveau, afhankelijk van de leeftijd.
Leren is een interactief proces: al doende (en door rijping) worden cognitieve schema’s gevormd.
De cognitieve schema’s worden geleidelijk aangeleerd.
Functie van intelligentie:
1. Organiseren van schema’s
2. Adaptatie / aanpassingen aan de omgeving, via:
• Assimilatie: waargenomen wordt met bestaand begrip geïnterpreteerd
(vliegtuig: ‘kijk, vogel’; bisschop: ‘kijk, de Sint’; luciferdoosje is
rammelaar)
• Accommodatie: het uitbreiden van schema’s (als kind op vliegveld is) Accommodatie is steeds
nodig, om schema’s verder te differentiëren. Dit in alle (levens)fasen!

1. Senso-motorische fase (0-2 jr.)
Denken ontstaat door doen (gebruik zintuigen, motoriek)
Reflex wordt reflectie
Zichzelf leren onderscheiden van voorwerpen en mensen.

Aanvankelijk alleen dát wat je kunt zien, bestaat. Als moeder gezicht bedekt, dan is ze weg…
Later ook mentale representaties: taal, fantasiespel, imitatie, objectpermanentie (!).

2. Pre-operationele fase (2-6 jr.)
Het vermogen tot mentale representatie breidt zich uit:
Rijke fantasie:
symbolische representatie (iets kan voor iets anders staan)
fantasie en werkelijkheid lopen door elkaar heen

,In toenemende mate anderen betrekken bij fantasie-spel, Egocentrisme neemt gedurende deze fase
geleidelijk af.
[heb jij een broertje? Ja! En heeft jouw broertje een broertje? Nee!]
Snelle taalontwikkeling

Verschijningsvorm domineert het denken (centratie), Conservatieproefje! Waarneming is statisch, niet
dynamisch, d.w.z. waarnemingsbeelden worden niet in samenhang geplaatst.
Ontwikkeling van de fijne motoriek, complexere handelingen mogelijk.
Nog niet in staat om abstract, logisch of systematisch te denken.

3. Concreet-operationele fase (6-12 jr.)
Logisch redeneren/denken mogelijk, alleen mbt concrete, tastbare dingen.
VB: Regel luidt: Als het regent wordt alles wat buiten staat nat. Het regent, de auto staat buiten.
Conclusie: de auto wordt nat.

Waarneming wordt in samenhang gezien:
Reversibiliteit, terugredeneren wordt mogelijk (“Giet water maar weer terug, dan zie het nog steeds
dezelfde hoeveelheid is”)
Conservatiebegrip: hoeveelheid blijft gelijk, ook als de vorm verandert.
Een probleem van twee kanten kunnen bekijken.
Taalfunctie raakt verder ontwikkeld, symbolen (ook rekenkundige) worden begrepen.

4. Formeel-operationele fase (12 jr. en ouder)
Hypothetisch denken mogelijk (denken in termen van veronderstellingen) als dit…dan dat. Basis van
wetenschappelijk denken.
Meerdere oplossingen kunnen inventariseren én toetsen.
Logisch denken ook als voorgestelde regel onlogisch is. Als met een veer tegen een glas geslagen
wordt, dan breekt het glas. Iemand slaat een veer tegen een glas, dan…..?
Behalve logisch denken, ook de mogelijkheid tot abstract denken (iets kunnen voorstellen bij ‘de
hemel’ of de zin van het leven)
Relativering van bestaande realiteit als slechts één mogelijke (vgl. verzet adolescenten tegen
bestaande orde)

 Elke fase heeft eigen typerende kenmerken
 Fasen kunnen niet worden overgeslagen
 Leeftijdsgrenzen per fase kunnen variëren
 Verloop van proces/fasen is universeel (Piaget)

Ontwikkelingspsychologie is de wetenschap naar patronen van groei, verandering en stabilitiet vanaf
geboorte naar oudere, vooral gericht tot de adolescentie. Psychologen beschouwen ontwikkeling als
continu proces. Hoe verhoudt nieuw gedrag zich tot eerder gedrag.

Drie centrale thema’s/benaderingen
- Fysieke ontwikkeling (invloed op gedrag) ondervoeding -> groeitempo
- Cognietieve ontwikkeling: hoe gedrag wordt beïnvloed door groei van intellectuele vermogens.
Ze houden zich bezig met ontwikkelingen in leren, geheugen, probleemoplossing en
intelligentie.
- Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling: kijkt naar interacties en sociale relaties en hoe die
groeien, veranderen en stabiel blijven. Persoonlijkheidsontwikkeling, stabiliteit en
veranderingen die per persoon verschillen. Beiden houden ze zich bezig met de sociaal-
emotionele ontwikkeling.
Er worden naar verschillende leeftijdscategorieën gekeken,
- Prenatale periode (conceptie tot geboote)
- Baby en peutertijd (0-3)
- Kleutertijd (3-6)
- Schooltijd (6-12)
- Adolescentie (12-20)
Bij jongere kinderen bepalen vooral de genen de ontwikkeling, daarna gaan omgevingsfactoren een
groter rol spelen. Er ontstaat meer variatie en individuele ontwikkeling.

, Cohort: groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren. Heeft betrekking op
invloeden van historische gebeurtenissen. Normatieve gebeurtenissen zijn gebeurtenissen binnen een
groep die zich op dezelfde manier voltrekken. Ze zijn biologisch, sociaal of cultureel gebonden.
Normatieve invloeden (afkomst, sociale klasse, lidmaatschap subcultuur) leiden tot conformiteit, omdat
afwijkend gedrag gevreesd wordt.
Niet normatieve gebeurtenissen hebben ook invloed op ontwikkeling. Ze vinden plaats bij specifiek
persoon op een tijdstip dat zulke gebeurtenissen bij anderen niet voorkomen. ‘

Tot 1600 werden kinderen gezien als miniatuurvolwassenen. Charles Darwin zorgde voor
systematisch karkater van observatie van kinderen. Begin 20 e eeuw ontstond de
ontwikkelingspsychologie. Het is belangrijk voor een verpleegkundige om zich goed te kunnen inleven
in de patiënt met bepaalde leeftijd. Ook kan ze pas verstoorde ontwikkelingen aangaan als ze weet
wat normale ontwikkelingen zijn.

Cognitief ontwikkelingsmodel van Piaget
Gedrag in leeftijdsfase is weerspiegeling van denk- en kennisniveau. Denkwijzen tussen oudere en
jongere kinderen verschilt fundamenteel. Intelligentie is levensfunctie waardoor je je kan aanpassen
aan de omgeving. Denken begint met doen. Een schema is flexibel actie- of gedachte patroon dat
bedoeld is om vat te krijgen op een situatie. Kennis berust op handelingen. Intelligentie is het
organiseren van schema’s in samenhangende, complexere systemen/kennisgebieden (door rijping en
ervaringen). Tweede functie intelligentie is adaptatie/aanpassen omgeving door assimilatie en
accommodatie. Assimilatie: nieuwe ervaringen worden geïnterpreteerd op basis van bestaande
schema’s. Accommodatie: nieuwe ervaringen veranderen de schema’s. Adaptatie zorgt voor nieuw
evenwicht. Cognitieve verklaringsmodellen worden gebruikt om inzicht te krijgen in ideeën over morele
waarden, emoties, vriendschappen etc.
Kinderen construeren werkelijkheid door interactie met de omgeving.

Stadia cognitieve ontwikkeling
1. Sensomotorisch stadium (0-2)
Van reflex naar reflectie. Denken ontstaat door doen. Baby’s herhalen handelingen en gaan ze later
combineren. Sensomotorisch is door zintuigelijke indrukkingen en motorische handelingen effect op
omgeving ontdekken en experimenteren. Met 1,5 tot 2 jaar komen mentale representaties (voorstelling
maken). Zie je terug in volgende onderdelen.
- Taalverwerving: eerste woordjes komen, vaak voor object of handeling.
- Fantasiespel: ‘doen-alsof’ object/gebaar/geluid kan functie krijgen van ander object/handeling
- Indirecte imitatie: geheugen gebruiken door op later moment te imiteren
- Objectpermanentie: object wordt tastbaar, bestaat buiten hemzelf en houdt niet zomaar op te
bestaan ook al is het niet te zien.
2. Pre operationeel stadium (2-6)
Representatie wordt uitgebreid en verfijnd. Peuters creëren eigen fantasiewereld. Kleuters delen deze
met ander kinderen (afnemend egocentrisme). Niet meer denken vanuit eigen perspectief. Centratie is
vooral letten op toestand en niet het proces (statisch aspect en niet dynamisch met veranderingen).
Vanaf 5/6 jaar meer oplossen problemen. Conservatie is inzicht in hoeveelheid van stof.
3. Concreet operationeel stadium (6-12)
Informatie heeft betrekking op realistische, concreet voorstelbare situaties. Formeel operationeel
neemt abstractie toe. Probleemoplossend vermogen neemt toe. Uitgevoerde handeling kan in
gedachten teruggedraaid worden naar oorspronkelijk situatie (reversibiliteit). Bij organisatie worden
meerdere aspecten van probleem meegenomen naar de conclusie. Een probleem van twee kanten
bekijken is compensatie. Identificatie als het kind in ziet dat hij/zij er niets bij of af heeft gedaan.
4. Formeel operationeel stadium (12+)
Niet alleen denken in omgeving en realiteit, maar ook abstract. Logisch redeneren ontstaat. Bij
hypothetisch-deductief redeneren wordden mogelijke oplossingen geïnventariseerd en systematisch
getoetst.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariekehaan. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.73. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77973 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.73
  • (0)
  Add to cart