100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting: Capital investment policy in het nederlands $7.56
Add to cart

Summary

Samenvatting: Capital investment policy in het nederlands

2 reviews
 385 views  20 purchases
  • Course
  • Institution

Capital investment policy van Florian Hoffman gebaseerd op de boeken Berk & DeMarzo, Corporate Finance, (4th Edition)1 en Brealey, Myers & Allen, Principles of Corporate Finance, (13th Edition)

Preview 4 out of 77  pages

  • January 16, 2022
  • 77
  • 2021/2022
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: sofievandeneede • 1 year ago

review-writer-avatar

By: mariedbs • 11 months ago

avatar-seller
Capital investment policy
WEEK 1
- Wat is Capital investment policy?
 Elk investeringsbeleid moet twee componenten omvatten: één of meer criteria aan de hand waarvan de
relatieve economische kenmerken van beleggingsalternatieven kunnen worden gemeten en
beslissingsregels voor de selectie van aanvaardbare beleggingen
 Om een beleggingsbeleid uit te stippelen, moet u criteria vaststellen om de beleggingsalternatieven
te vergelijken en aan de hand van deze criteria regels opstellen om de beleggingen te selecteren uit
die welke beschikbaar zijn
 Een consistent en adequaat investeringsbeleid heeft een dubbele functie
 Op korte termijn moet het aangeven welke investeringen moeten worde gekozen om de financiële
doelstellingen van de onderneming te bereiken
 Op de lange termijn moet het dienen als basis voor het identificeren of ontwikkelen van
investeringsalternatieven die waarschijnlijk aansluiten bij het gekozen beleid
 Een investeringsbeleid is relevant om die investeringen te kiezen die de financiële doelstellingen van de
onderneming dienen
- Het financiële doel van de onderneming
 Waar komen de bedrijfsdoelstellingen vandaan?
 Het doel van de onderneming wordt bepaald door de eigenaars van deze onderneming/
aandeelhouders
 Bij aandeelhouders wordt er een management aangesteld dat handelt in naam van de
aandeelhouders
 2 grote problemen bij een management
 Probleem 1: Definitie van doelstellingen  Wat als aandeelhouder het onderling niet eens zijn?
Hoe kan het management dan naar die doelstellingen toewerken?
 Wat als aandeelhouders verschillende planen hebben over het geld van de onderneming?
 Wanneer aandeelhouders verschillende perspectieven hebben over het bedrijf, wat is dan
het echte perspectief van het bedrijf?
 Probleem 2: Uitvoering van de doelstellingen van de aandeelhouders  scheiding van eigendom
en controle kan leiden tot agency conflicten
 Aandeelhouders kunnen het uiteindelijk wel eens zijn over de doelen van het bedrijf, maar
hoe kunnen ze zeker zijn dat de managers deze doelen gaan waarmaken of ze zelfs maar
proberen waar te maken?  Agency Problem
 Probleem 2 kan nooit voorvallen als probleem 1 er is
 Het is niet mogelijk om aan Agency Problem te hebben wanneer de aandeelhouders het
zelf niet eens kunnen geraken over de doelstellingen van het bedrijf, want als dat het geval
is kan het management deze ook niet volgen
 Deze twee problemen staan namelijk met elkaar verbonden
 Het financiële doel van de onderneming
 Alle aandeelhouders, ongeacht hun individuele voorkeuren, kunnen ze allemaal akkoord gaan om
één bepaalt doel aan de manager op te leggen
 Maximaliseer de huidige marktwaarde van de investeringen van de aandeelhouders in deze
onderneming
 Want door de huidige marktwaarde te maximaliseren geeft dat iedereen de beste
mogelijkheid om zo veel mogelijk te investeren in het persoonlijke doel van iedere
aandeelhouder




1

, VOORBEELD slide 15-18
 Overweeg twee investeerder met twee totaal verschillende voorkeuren
 Beide hebben €100 000 ter beschikking
 A wil sparen voor de toekomst en G wil het onmiddellijk spenderen
n
 Interest i = 10%  A heeft na 1jaar €110 000, want C n=C∗(1+ i)
 Financiële markten laten A en G consumpties over te dragen in de tijd
 Veronderstel dat beide binnen één jaar €110 000 tot hun beschikking hebben
 A zou gelukkig zijn en G zou vandaag €100 000 kunnen lenen en uitgeven





 A spaart al zijn geld en zal door de interest op het einde van het jaar €110 000
hebben
 G moet €100 000 lenen om het nu al te consumeren, maar hierdoor moet het
interest betalen en zal het dus maar €100 000 in plaats van €110 000 kunnen
consumeren
 Deze lijn toont de mogelijkheid tot consumptie die je hebt bij €100 000 en een
interest van 10%
 Er zijn ook andere mogelijkheden om te consumeren dan in het begin of op het einde,
onderstaande grafiek toont een andere mogelijkheid




 Stel A en G hebben een vriend die een nieuw bedrijf gaat oprichten en hen vraagt om
vandaag nog €100 000 te investeren en in ruil daarvoor krijgen ze volgend jaar een bedrag
van €121 000
 A is hier blij mee, want die wou het geld sowieso pas volgend jaar consumeren en krijgt
nu op het einde van het jaar zelfs €121 000 i.p.v. €110 000
 G is hier blij mee, want hij kan nu vandaag al €110 000 lenen in plaats van €100 000,
omdat hij zich nu een grotere interest kan permitteren
 Het succes van het bedrijf van hun vriend is in het belang van A en G, ondanks hun
verschillende consumptievoorkeuren. Voor beide zijn er namelijk meer
consumptiemogelijkheden en ze zijn dus beide beter af in deze situatie




2

,  Stel dat G niet makkelijk zou kunnen lenen tegen het toekomstige rendement
 Gezien haar voorkeuren zou zijn nu zo veel mogelijk willen consumeren en dus
streven naar hogere dividenden/ lagere investeren/ … vandaag
 A zou de tegenovergestelde richting opgaan en proberen zoveel mogelijk te
investeren om de middelen die ze morgen wil consumeren te maximaliseren
 Stel dat beiden aandeelhouders zouden zijn van hetzelfde bedrijf, dan zouden de algemene
doelstellingen onmogelijk te bepalen zijn
 Het is van essentieel belang dat de financiële markten goed functioneren en concurrerend zijn, en
dat alle aandeelhouder gelijke toegang hebben
 Maximaliseren van de aandeelhouderswaarde ≠ maximaliseren van de winsten
 Het verhogen van de huidige winst door te bezuinigen op langetermijninvesteringen
(personeelsopleidingen, onderhoud, …) kan de waarde op lange termijn schaden
 Geen dividenden uitkeren en extra geld herinvesteren in een volwassen bedrijf kan de
toekomstige winst verhogen, maar niet de aandeelhouderswaarde
 De winst en de waarde van de aandeelhouders zijn niet hetzelfde, want het kan
bijvoorbeeld zijn dat de aandeelhouder liever dividenden hebben van bedrijf 1 om dan in
bedrijf 2 te gaan investeren en een hoger bedrag te krijgen. Maar als men zou kijken naar
de winst van het bedrijf zouden ze die dividenden niet uitkeren om dan een lange termijn
investering te doen en hier in de toekomst meer waarde uit te halen
 Er bestaat altijd een bepaalt minimumrendement, ook wel hurdle rate kapitaalkost genoemd,
waarbij de aandeelhouders indifferent zijn tussen het uitkeren van dividenden en het
herinvesteren in het bedrijf zodat het bedrijf een groter rendement zal realiseren
 Dit percentage is een opportuniteitskost, omdat hij afhangt van de externe opties van de
aandeelhouders
 De juiste opportuniteitskost hangt af van het risico van de voorgestelde investering
 Vanaf het moment dat investeerders in bedrijf 1 investeren, verliezen ze de kans om het ergens
anders te investeren. Dus om ergens te investeren moet de rate of return van bedrijf 1
minstens evenveel zijn als de rate of return die ze ergens anders op de markt zouden kunnen
krijgen
 Het maximaliseren van de aandeelhouderswaarde is een (financiële) doelstelling waarover alle
aandeelhouders het eens kunnen zijn. Dit maakt het mogelijk om het beheer van de onderneming
aan een ingehuurde manager over te laten
 Maar: de privébelangen van de managers zijn misschien niet afgestemd op de
doelstellingen van de aandeelhouders, hierdoor kan er een Agency Problem ontstaan
 Agentschapskosten ontstaan wanneer managers niet proberen de bedrijfswaarde te
maximaliseren, of wanneer aandeelhouders kosten moeten maken om de acties van
managers te controleren en in te tomen
 Besluit van het financiële doel van de onderneming
 Aandeelhouders met heterogene voorkeuren kunnen het eens worden over het
maximaliseren van de bedrijfswaarde als de doelstellingen voor het bedrijf dat zij bezitten
 Het financiële doel van de onderneming is het maximaliseren van
(aandeelhouders)waarde, een kapitaalinvesteringsbeleid is een strategie voor
waardecreatie

3

,  Agentschapskosten kunnen ontstaan omdat de uitvoering van het beleid wordt
gedelegeerd aan een manager, die uiteenlopende doelstellingen kan hebben




- Investeringsbeslissingen en contante waarde
 Investeringsbeslissingen
 De investeringsbeslissingen van de ondernemingen creëren waarde voor de aandeelhouders
 Doel: meest waardevolle project uitkiezen
 VOORBEELD: slide 28
 Beslissingsregels
 Present Value Rule: investeer als PV(Benefits) = C 1/(1+r) > PV (Costs) = -C0
 Kijken hoeveel deze investering op dit moment waart is, als je weet hoeveel die
gaat waart zijn in de toekomst t.o.v. de kost die je in het begin hebt
 Net Present Value Rule: investeer als NPV = C0 + C1/(1+r) > 0
 De opbrengsten moeten groter zijn dan de kosten
 Rate of Return Rule: investeer als Rate of Return = Profit / Investment > r
 r the discount rate (interest) and 1 / (1+r) the discount factor
 Het percentage van de winst/ kot moet groter zijn dan de interest
 Een project is alleen de moeite als het rendement ervan hoger is dan het rendement dat we
zouden krijgen op een andere even riskante investering (hurdle rate, cost of capital)
 PV met meerdere cash flows
t
 De PV van een cashflow Ct, t periodes van nu: PV =C t /( 1+ r)
C1 C2 Cn
 De PV van een stroom van cash flows C1, C2, …, Cn: PV = 1
+ 2
+ …+
( 1+ r ) ( 1+r ) (1+r )n
 Perpetuïteit
 Een perpetuïteit is een financieel instrument dat €C per periode uitbetaalt voor altijd, te
beginnen vanaf t1
 Als de rentevoet constant is en de 1 ste betaling uit de perpetuïteit in t1 valt, dan is de PV
C
van de perpetuïteit: PV =
r
C
 Groeiende perpetuïteit betaalt C (1+g)t −1  P V =
r−g
 Annuïteiten: een vast bedrag dat periodiek wordt betaald/ ontvangen over een bepaalde periode
C 1
 PV = (1− )
r (1+ r)T
C ( 1+ g )T
 Groeiende annuïteit: PV = (1− )
r (1+ r)
T

 Kiezen tussen verschillende projecten
 VOORBEELD slide 37




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Liesl2312. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.56. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.56  20x  sold
  • (2)
Add to cart
Added