Algemene Economie leerjaar 1 HBO totale samenvatting
HC1
Marktvormen
Marktvormen zijn van elkaar te onderscheiden door het aantal aanbieders en de mate van
productdifferentiatie (homogeen of hetrogeen). Zie tabel 4.7 op blz. 119 MESO
Volledig vrije mededinging (veel aanbieders, homogeen)
Suikerbieten, graan en de markt voor dollars.
Omvang van de markt is zeer groot vergeleken met de afzet van elke individuele aanbieder.
De prijs komt tot stand door vraag en aanbod op veiligen of openbare markten, individuele
aanbieders kunnen hier geen invloed op uitoefenen.
Aanbieders zijn prijsnemers en hoeveelheidsaanpassers (buffers)
P = MO (opbrengst constant) = GO
Op basis van de marktprijs bepaalt ondernemer hoeveel hij aanbied (of buffer).
Maximale winst bij MO=MK, in 4.4 bij 10 eenheden. Dit is een kleine hoeveelheid vergeleken met de
omvang van de markt (3000). Hieruit blijkt dat de individuele aanbieder geen invloed heeft op prijs.
GTK berekenen door prijs te vermenigvuldigen met de afzet.
Meer aanbieders? 4.4A aanbodscurve schuift naar rechts waardoor de evenwichtsprijs daalt. Proces
toetreders gaat door totdat de prijs gelijk is aan GTK, dan is er geen winst meer te behalen.
Optium
bij P = GK, geen winst. Productiefactoren met maximale efficiëntie maar geen geld voor technische
ontwikkelingen.
Weinig behoefte aan technische ontwikkelingen of reclame door gebrek aan winst en omdat er niet
geconcurreerd kan worden op productkenmerken.
Doorzichtige markt groot omdat overheid technische ontwikkelingen en verkoopbevorderingen
regelt, waardoor informatie over deze aspecten van ondernemen openbaar is.
Geen toetredingsbarrières omdat er geen hoge vaste kosten zijn.
Winstpremies: winstmogelijkheden die voorvloeien uit individuele verschillen tussen
ondernemingen.
Op agrarische markten veel aanbieders weinig afnemers.
,Monopolistische concurrentie (veel aanbieders, heterogeen)
Kleding, meubelindustrie, horeca, advertentiebureaus, fastfood, supermarkt.
Veel aanbieders. Geringe onderlinge verschillen tussen producten (heterogeen).
Prijzen kunnen zelf bepaald worden maar door concurrentie is de controle gering.
Voor elk product is er een vraagcurve. Dalend verloop bij prijsstijging omdat de producten
substitueerbaar zijn vanwege het feit dat er weinig verschil zit in de producten.
Bij een dalende GO, daalt MO sneller.
Weinig toetredingsbelemmeringen door de kleinschaligheid van de individuele aanbieders.
Geen optium, dus meer productiefactoren dan eigenlijk nodig is. Reclame en investeringen in
technische ontwikkelingen spelen een grote rol. Hierdoor ontstaan ondernemerspremies (winst door
deze differentiatie).
Ondoorzichtige markt.
Oligopolie (veel of weinig aanbieders, heterogeen of homogeen)
Autofabrikanten, consumentenelektra, railbouw
Homogeen – bezine
Weinig aanbieders: nauw oligopolie
Meer maar nog steeds weinig aanbieders: breed oligopolie
Concurrentievoordelen door productieprocessen geheim te houden
Technische ontwikkelingen spelen een grote rol
Schaalvoordelen zorgen voor hoge toetredingsbarrières weinig aanbieders en constant
Kan zowel weinig afnemers (railbouw, NS) als veel afnemers (autofabrikanten) hebben
Heterogene oligopolie overheerst
Prijzenoorlog is typisch voor deze marktvorm productdifferentiatie ipv prijsconcurrentie
Kartels worden aantrekkelijk
Monopolie (een aanbieder, homogeen)
Aardgasmarkt, NS
Een aanbieder
Theoretisch gezien geen substituten, in de praktijk op langere termijn bijv elektriciteit ipv aardgas
Overheid wil soms MO=MK aan afzet
Als mensen tot de verleiding komen toe te treden kunnen monopolisten limietprijs hanteren
Soorten monopolies
Wettelijke: overheid heeft productie overgelaten aan één bedrijf (NS)
Technische: door patent
Natuurlijke: ‘oneindige’ schaalvoordelen waardoor toetredingsbarrières te groot zijn
, Figuur 3.4 fysieke productie en arbeid
Toe- en afnemende meeropbrengsten = mensen lopen elkaar in de weg naarmate er meer
werknemers en machines zijn aangenomen. In de eerste instantie gaat het wel goed.
Tabel 3.2
Marginale productie =de extra productie die erbij komt per extra aangenomen werknemer
Marginale kosten = totale variabele kosten / marginale productie / aantal werknemers
Marginale kosten = 10. / 1
Figuur 3.5
Verloop GVK en MK verklaring:
Bij Q > 250 stuks kost een product extra produceren meer variabele kosten dan de voorafgaande
eenheden. Vanaf dit punt zal GVK dus ook langzaam weer gaan stijgen.
Figuur 3.6
Marginaal = een extra
P3 = marginale opbrengst (MO) = Maximale winst
Er is maximale winst bij P3 = MO = MK waarbij P3 > GTK. Zolang de verkoopprijs boven GTK ligt, maak
je winst. Als er een extra product wordt geproduceerd levert dat verlies per product op. Marginale
winst arceren: MO onder MK.
HC 2
Domeinschema van Abell
Huidige markt en mogelijke marktkansen
1. Klantgroepen: Wie zijn de klanten? Wie kunnen nog worden bediend? WIE
2. Klantbehoeften: In welke behoeften worden de klanten voorzien? Welke behoeften nog
niet? HOE
3. Technologieën: Op welke manier word er ingespeeld op behoeften? Wat zijn nog
mogelijkheden? WAT (producten, diensten, software)
7-S model
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DrRay. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.