Samenvatting Effectonderzoek in de gedragswetenschappen, methodologische moeilijkheden en mogelijkheden
429 views 5 purchases
Course
Methoden en technieken
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Book
Effectonderzoek in de gedragswetenschappen.
Samenvatting van het boek 'Effectonderzoek in de gedragswetenschappen, methodologische moeilijkheden en mogelijkheden'van Daphne van Loon. Het is een uitgebreide samenvatting met uitleg van alle belangrijke termen van de verplichte tentamenstof voor het tentamen Methoden en technieken; Grondslagen ...
Effectonderzoek in de gedragswetenschappen H2-6
Methodologische moeilijkheden en mogelijkheden
Hoofdstuk 2 – Empirische methodologie
2.1 Schets van de historie van de methodologie
Basis van methodologie (omschreven als de leer van de kennisontwikkeling) is
gelegd door Aristoteles. Hij komt tot de methodologie door zijn formele logica (de
leer van de redenering en het bewijs) verder uit te werken.
Methodologie is voor het eerst echt aanwezig in de 17 e eeuw. Descartes stelt zich
de vraag ‘Hoe kan een mens uit een veelheid van (wetenschappelijke)
opvattingen en theorieën de juiste kiezen?’
In de 18e eeuw wordt methodologie omschreven als het synoniem voor logica en
dialectiek (systematische manier van denken die gebruik maakt van een
bepaalde gedachte en het tegenovergestelde daarvan om te komen tot een
standpunt), het werd onderdeel van de methodenreflectie.
Eind 18e eeuw omschrijft Kant een transcendentale methodenleer = een geheel
van bepalingen van de formele voorwaarden voor een systeem van de zuivere
rede.
In de 19e eeuw werd methodologie weer gezien als logica (zoals in de 18 e eeuw)
en kennisontwikkeling.
Pas halverwege de 20e eeuw ontwikkelde de methodologie zich tot zelfstandig
specialisme. De Nederlander Heymans (1941) schrijft het eerste boek dat het
expliciet over methodologie heeft. Lakatos (1970) stelt dat een theorie een
structuur moet zijn die richting geeft aan het onderzoek.
De Groot (1961) stelt dat er geen duidelijke grens is tussen (on)wetenschappelijk
deken, maar dat er regels zijn die een onderzoeker in acht moet nemen om
adequaat te kunnen redeneren. Hij is groot voorstander van onderzoek
gebaseerd op het kwantificeren van kwalitatieve gegevens en op het
vormen+toetsen van theorieën/hypothesen.
Langeveld is juist een aanhanger van een meer fenomenologische benadering:
de waargenomen verschijnselen moeten zo nauwkeurig en grondig mogelijk
worden beschreven, waarbij geen theorie/hypothese over de oorzaken van de
verschijnselen worden geformuleerd.
De psycholoog wordt gezien als een onmenselijke meetfanaat (De Groot), de
pedagoog als een onwetenschappelijke idealist (Langeveld).
De Groot zijn empirische methodologie wordt bekritiseerd door pedagogen en
de empirisch georiënteerde psychologen, omdat ze de kennisleer
(=epistemologie) missen: een methodologie opbouwen zonder
kennistheoretische vooronderstellingen kan echt niet. De Groot stelt dat het
Forum de plaats van de kennisleer kan vervangen.
2.2 Wat is methodologie?
Methodologie betekent de leer van de weg waarlangs men tot kennis komt/de
studie van de af te leggen weg.
Methodologie is de studie van de wetenschappelijke methoden en technieken,
,die in de wetenschap voorgeschreven worden en die gebruikt moeten worden om
kennis te verwerken en om de wetenschap vooruit te helpen: het gaat om
disciplinespecifieke methoden en technieken.
De algemene methoden, technieken en principes die voor alle wetenschappen
gelden worden bestudeerd in de wetenschapsfilosofie.
Volgens De Groot gaat methodologie over de normen (die betrekking hebben op
de methoden en technieken van onderzoek) en de daaruit voortvloeiende
richtlijnen voor het wetenschappelijk denken en handelen. Hij noemt dit de
normatieve methodologie.
De Groot vergelijkt methodologie met een schaakspel: De normen van logica +
methodologie zijn de spelregels (wat mag wel/niet). De daarop aansluitende
methoden en technieken vormen de aanbevolen speelmethoden (wat te doen in
een bepaalde situatie/hoe beginnen).
Impliciete normen in de wetenschap zijn normen en bijbehorende methoden,
die binnen de groep wetenschappers als vanzelfsprekend worden ervaren (bv.
niet vervalsen (vals spelen), objectiviteit).
Kenmerkend voor wetenschapsbeoefening is het systematisch streven naar
waarheid en zekerheid: bestaande verschijnselen systematisch
ordenen/beschrijven om nieuwe verschijnselen te kunnen voorspellen om via de
voorspellingen grip te krijgen op de verschijnselen en deze te kunnen
beïnvloeden.
Doel van de wetenschap is het verwerven van openbare, expliciete en
overdraagbare kennis van de werkelijkheid: deze ‘waarheden’ worden vastgelegd
in beweringen. Waarheid is nooit vrij van interpretatie, daarom streeft de
onderzoeker heel erg naar zekerheid en neemt niet snel aan dát iets waar is.
Empirische wetenschappers stoppen niet bij het feitelijk beschrijven, het ordenen
of het registreren van verschijnselen. Ze willen de verschijnselen
verklaren/begrijpen en een algemene samenhang ontdekken. Het uiteindelijke
doel is om algemene samenhangen in logisch samenhangende systemen onder
te brengen en te ordenen. Deze systemen (die hele gebieden van verschijnselen
bestrijken) zijn theorieën.
2.2.1 Verklaren en begrijpen
Erklären en Verstehen is het eerst geïntroduceerd door Droysen (1868).
Verklaren is het opstellen van algemene wetmatigheden/correlaties: de
verschijnselen worden toegeschreven aan een wetmatigheid/regelmaat (=
nomothetische methode).
Begrijpen is het interpreteren van verschijnselen in hun unieke context (=
idiografische methode).
In de natuurwetenschappen overheerst het verklaren, in de
geesteswetenschappen het begrijpen.
2.2.2 Hermeneutiek en fenomenologie
Twee belangrijke aspecten binnen verstehen:
hermeneutiek: de leer van de interpretatie, deze wordt bedreigd door het
subjectieve in het interpretatieproces. Al deze interpretaties moeten
, getoetst worden aan criteria om op die manier de subjectiviteit te
verkleinen.
Hermeneutische cirkel van het Verstehen, van Jaspers:
Empirie Vermoedens Verwachtingen gebaseerd op de vermoedens
Nieuwe, meer omvattende interpretaties + evaluaties Meer omvattende
interpretaties + evaluaties enz.
Fenomenologie: Methode die uitgaat van de directe ervaring van het
verschijnsel zelf: Het verschijnsel wordt zo grondig en nauwkeurig mogelijk
beschreven, waarbij geen theorie of hypothese over de oorzaken van het
verschijnsel worden geformuleerd.
,2.3 De empirische methodologie volgens A.D. de Groot
Opvatting van wetenschap van A.D. de Groot wijkt af op een aantal punten van
de gangbare opvatting:
1. Empirische wetenschap is een proces waarbij onze kennis steeds
toeneemt, maar waarbij zelden onaanvechtbare definitieve resultaten
worden gevonden (‘de waarheid’ bestaat niet).
2. Wetenschap is een systeem van activiteiten: het wordt in gang gehouden
door de wetenschapper en wetenschap is dus niet zozeer een systeem van
begrippen/uitspraken.
De empirische cyclus van De Groot is gericht op theoretisch onderzoek, hierin
staat het volgende centraal: falsificatie is de basis van wetenschappelijkheid en
de functie van het forum in (de ontwikkeling van) de wetenschap.
De regulatieve cyclus van Van Strien is gericht op praktisch onderzoek.
2.3.1 De empirische cyclus van het verwerven van (wetenschappelijke)
kennis
Fase 1: Observatie: Verzamelen en groeperen van empirisch feitenmateriaal;
vorming van hypothese(n).
Fase 2: Inductie: Formulering van hypothese(n).
Fase 3: Deductie: Afleiden van speciale consequenties uit de hypothese(n) in de
vorm van toetsbare voorspellingen.
Fase 4: Toetsing: Toetsing van de hypothese(n) aan het al dan niet uitkomen van
de voorspellingen in nieuw empirisch materiaal.
Fase 5: Evaluatie: Evaluatie van de uitkomsten van de toetsing als feedback
naar de hypothesen, theorieën en vervolgonderzoek.
1. Observatie: In deze staat het op zoek gaan naar logische regels en
methodologische voorschriften (normatief doel) en het beschrijven van
processen in iedere fase centraal (descriptief doel).
Aan de hand van observaties en waarnemingen worden vermoedens
beschreven over een bepaald probleem. Er is in deze fase vrijheid van
ontwerp en vrijheid van begripsvorming (al zijn hiervoor wel bepaalde
eisen).
Ook de vorming van hypothese(n) begint in deze fase, aangezien een
onderzoeker nooit start met het verzamelen van materiaal zonder enig
gezichtspunt. Hypothese(n) ontstaan vanuit een theorie/raamwerk van
theorieën.
Theorie volgens De Groot: Een systeem van logische, samenhangende en
niet strijdige, beweringen, opvattingen en begrippen over een bepaald
werkelijkheidsgebied, die zo zijn geformuleerd dat het mogelijk is om er
toetsbare hypothese(n) uit af te leiden.
De Groot maakt onderscheidt tussen hypothese, interpretatie en
verklaring: De verklaring of interpretatie heeft betrekking op een
gesloten verzameling, een hypothese is een open, veronderstelde, meer
algemene wetmatigheid.
2. Inductie: In deze fase worden feiten en ideeën door middel van inductie
gevat in een theorie/hypothese. Op basis van inductie moet duidelijk
, worden waar het onderzoek zich op richt, welke eigenschappen van belang
zijn en welke relaties of hypothesen tussen eigenschappen worden
verondersteld.
Eisen waaraan de formulering van theorieën en hypothesen moeten
voldoen:
Logische consistentie
Economisch principe: zo eenvoudig mogelijk geformuleerd.
Toetsbaarheid
Omlijnde empirische referenties
Deze 4 eisen kunnen worden samengebracht tot de eis van
toetsbaarheid, dit is de minimumeis (=expliciteringseis).
3. Deductie: In deze fase worden er vanuit de hypothese toetsbare
voorspellingen uit de hypothese afgeleid: Je gaat met deductie van het
algemene naar het bijzondere. Je maakt begrippen meetbaar en
operationeel.
Je bent in deze fase dus bezig met explicitering van de theorie of
hypothese: De algemene theorie werk je uit tot een vertakt systeem, dit
vertakte systeem heet nomologisch netwerk, hierin staan 3 typen
uitdrukkingen centraal, waarbij de volgende relatie centraal staat:
Theoretische begrippen onderling: uitspraken over de relatie tussen
kernbegrippen.
Waarneembare variabelen onderling: uitspraken over
onderzoeken/resultaten.
Theoretische begrippen en waarneembare variabelen: De
empirische specificaties.
Methodologische eis: En voorspelling moet strikt verifieerbaar zijn:
voordat aan het onderzoek wordt begonnen moeten er duidelijke
verificatienormen en verifieerbaarheidscondities worden vastgesteld.
4. Toetsing: Binnen het doen van onderzoek moet de onderzoeker keuzes
maken: Welk deel van de theorie ga ik onderzoeken? Welke doelgroep? Wat
voor toetsingsprocedure? Hoe ga ik mijn resultaten verwerken (=logische
confirmatieprocedure)?
Methodologische operationalisering van het onderzoek wordt vastgesteld
in het onderzoeksplan, deze moet bevatten:
Korte expositie van de theorie en een formulier van de hypothese (of
onderzoeksvraag)
Precieze weergave van de deducties.
Beschrijving meetinstrumenten + operationele definities van de
variabelen.
Duidelijke omschrijving doelgroep waarop de hypothese betrekking
heeft.
Precieze omschrijving van de wijze van steekproeftrekking.
Vastlegging van de confirmatiecriteria, statistische toetsen,
significantieniveau etc.
Vervolgens worden de hypothese getoetst aan de hand van nieuw
verzameld materiaal: hiermee wordt onderzocht of de voorspelling uitkomt
en of de hypothese klopt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Riekje92. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.