Week 1 Plaats en structuur van de Awb in het bestuursrecht
Werkgroepopdrachten
Vraag 1
Voor het toepassingsbereik van de Algemene wet bestuursrecht is het besluitbegrip
van artikel 1:3, eerste lid, Awb belangrijker dan het begrip bestuursorgaan van artikel
1:1, eerste lid, Awb. Is deze stelling juist?
Is een mening.
Besluitbegrip belangrijker bij specifiek b-organen is openbaar gezag nodig (mogelijkheid
om besluiten te nemen). Bij b-orgaan gaat de besluitvraag vooraf aan de
bestuursorgaanvraag.
Bestuursorgaanbegrip Zonder bestuursorgaan, geen besluit. Zonder besluit zijn hoofdstuk
3 en 4 in beginsel niet van toepassing. Daarnaast is op andere handelen dan besluiten de
Awb van toepassing, zie hoofdstuk 2 en schakelbepaling.
Vraag 2
In de gemeente Wijchen zijn, zoals in iedere gemeente, bepalingen in de Algemene
Plaatselijke Verordening (APV) opgenomen inzake de verkoop van waren met wagens,
mobiele kramen, tafels e.d. Daartoe hanteert de APV het instrument van de
standplaatsvergunning. De relevante bepalingen van de APV luiden als volgt:
Paragraaf 5.2.3 Standplaatsen
Artikel 5.2.3.1 Begripsomschrijving
1. In deze paragraaf wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op
of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht
gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het
anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van
fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
2. Deze paragraaf is niet van toepassing op het innemen van een standplaats op de
gemeentelijke weekmarkt, als bedoeld in de Marktverordening.
Artikel 5.2.3.2 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en
wethouders een standplaats in te nemen of te hebben.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 *) kan de vergunning worden geweigerd:
a. indien voor het aanbod van de betreffende goederen reeds een of meer andere
stand-plaatsvergunningen zijn verleend en het verlenen van de aangevraagde
vergunning een over-concentratie van het aanbod van deze goederen zou opleveren;
b. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet
voldoet aan eisen van redelijke welstand;
c. vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan;
Artikel 5.2.3.3 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder
vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 1.8 Algemene weigeringsgronden
Een krachtens deze verordening benodigde vergunning of ontheffing kan door het
daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu.
A Geef aan welke hoofdstukken en/of delen daarvan van de Algemene wet
,bestuursrecht van toepassing zijn op de verlening en eventuele weigering van de
standplaatsvergunning.
Er is sprake van een beschikking. Daarop zijn hoofdstuk 2, 3 en hoofdstuk 4.1 van
toepassing.
B Staan er in de gemeentelijke APV, naast de bepalingen van de Awb, ook relevante
bepalingen inzake het verlenen van de standplaatsvergunning?
Op de Wijchense Kasteellaan is een standplaatsvergunning verleend voor het
periodiek met een kraam verkopen van fruit e.d. Overbuurman Jansen stelt van deze
kraam overlast te ondervinden; bovendien vindt hij dat de kraam het monumentale
aanzien van de Kasteellaan schaadt. Hij dient tegen de verlening een bezwaarschrift in
bij burgemeester en wethouders, dat ongegrond wordt verklaard.
C Tegen deze ongegrondverklaring gaat Jansen in beroep bij de rechtbank
Gelderland, op grond van artikel 8:1 Awb, dat zegt dat "een belanghebbende kan tegen
een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter". Wat wordt in artikel 8:1 Awb
bedoeld met de begrippen: besluit, belanghebbende en beroep?
D Geef aan welke hoofdstukken en/of delen van de Algemene wet bestuursrecht van
toepassing zijn op de indiening van het bezwaarschrift alsmede het instellen van
beroep bij de rechtbank Gelderland.
Vraag 3
A Op welke bestuurshandelingen is het verbod van vooringenomenheid van artikel
2:4, eerste lid Awb van toepassing?
Artikel 2:4 Awb is opgenomen in Hoofdstuk 2 en dit hoofdstuk is op alle bestuurshandelingen
van toepassing.
B Is het gebod van een goede belangenafweging (artikel 3:4, eerste lid Awb) ook van
toepassing, indien de gemeente Nijmegen de St. Annastraat openbreekt om een
nieuwe riolering aan te brengen?
Er is sprake van feitelijk handelen. Hoofdstuk 3 is in beginsel niet van toepassing, maar er
geldt een uitzondering o.g.v. art. 3:1 lid 2 Awb. Afd. 3.2 t/m 3.4 zijn van toepassing voor
zover de aard van de handelingen zich daartegen niet verzet. Art. 3:4 lid 1 Awb is
opgenomen in afd. 3.2 Awb, dus van toepassing.
C Vóór de derde tranche Awb (1998) was de eis van een deugdelijke motivering
geregeld in hoofdstuk 4 Awb (artikel 4:16 - 4:20 Awb). Bij de derde tranche is de
regeling in hoofdstuk 4 komen te vervallen en is de eis van een deugdelijke motivering
overgebracht naar hoofdstuk 3 Awb, nl. naar de artikelen 3:46 - 3:50 Awb. Wat is het
gevolg van deze verplaatsing geweest?
Hoofdstuk 4.1 Awb is enkel van toepassing op beschikkingen. Nu naar hoofdstuk 3 afd. 3.7
Awb dus is het van toepassing op beschikkingen, concretiserende besluiten en beleidsregels
en in beginsel op avv’s. Maar afd. 3.7 is uitgezonderd in art. 3:1 lid 1 sub b Awb. Het gevolg
van de verplaatsing is dus dat de bepalingen nu ook van toepassing zijn op concretiserende
besluiten.
Zelfstudievragen
Geef aan, wat de onderlinge verhouding is tussen hoofdstuk 6 Awb (Algemene
bepalingen over bezwaar en beroep), hoofdstuk 7 Awb (bijzondere bepalingen over
bezwaar en administratief beroep) en hoofdstuk 8 Awb (beroep bij de rechtbank).
De Algemene wet bestuursrecht heeft een `gelaagde structuur'. Dat betekent dat in sommige
hoofdstukken algemene bepalingen zijn opgenomen, en in daaropvolgende hoofdstukken
,meer bijzondere bepalingen. Met de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Awb is dat
ook het geval. Hoofdstuk 6 bevat algemene bepalingen voor (i) bezwaar, (ii) administratief
beroep, d.i. beroep bij een ander bestuursorgaan en (iii) het beroep bij de rechtbank.
Zie voor de begrippen ‘bezwaar’ en ‘beroep’ in de aanhef van dit hoofdstuk artikel 1:5
Awb. Hoofdstuk 7 regelt meer in het bijzonder het bezwaar en het administratief beroep,
terwijl hoofdstuk 8 bijzondere bepalingen bevat inzake het beroep bij de rechtbank. Enkele
voorbeelden:
- de termijn voor bezwaar, administratief beroep en beroep bij de rechtbank (zes weken;
artikel 6:7 Awb) en de niet schorsende werking van deze rechtsmiddelen (artikel 6:16
Awb) vindt men in hoofdstuk 6 Awb;
- de verplichting om belanghebbenden te horen bij een bezwaar is geregeld in hoofdstuk
7 Awb, nl. in artikel 7:2 Awb;
- de uitspraken die de rechtbank kan geven zijn geregeld in hoofdstuk 8 Awb, te weten in
de artikelen 8:70 e.v. Awb.
Week 2 Bestuursorganen
Werkgroepopdrachten
Standaardgevallen
Vraag 1
De term ‘bestuursorgaan’ is een van de belangrijkste kernbegrippen uit het
bestuursrecht. Dit begrip heeft in het kader van de Algemene wet bestuursrecht een
specifieke betekenis. Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, sub a van deze wet dient
allereerst als bestuursorgaan te worden aangemerkt: “een orgaan van een
rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld”.
Leg uit, aan de hand van de elementen van dit artikelonderdeel, waarom de
onderstaande personen of instanties een a-orgaan zijn:
- de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
De Staat is een publiekrechtelijk rechtspersoon art. 2:1 lid 1 BW. De ministers zijn een
orgaan van de Staat art. 44 lid 1 Gw, waardoor het de minister van OCW een a-orgaan is.
Daarom hoef je niet meer te kijken of het een b-orgaan is.
- het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen;
De gemeente is een publiekrechtelijk rechtspersoon o.g.v. art. 2:1 lid 1 BW. Daarnaast is het
college van B&W een orgaan van de gemeente o.g.v. art. 6 Gemw. Daarom is het college
van B&W van de gemeente Nijmegen een a-orgaan.
- de op grond van artikel 82, eerste lid Provinciewet ingestelde commissie voor de
bezwaarschriften van de provincie Gelderland;
De provincie is een publiekrechtelijke rechtspersoon o.g.v. art. 2:1 lid 1 BW. De ingestelde
commissie voor bezwaarschriften is een orgaan van de provincie o.g.v. art. 82 lid 1 Provw.
De commissie kan echter zelf geen besluiten nemen, maar een bevoegdheid hebben is geen
eis. Daarom is het een a-orgaan.
- een door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen ambtenaar
van de Inspectie SZW die op grond van artikel 28 Arbeidsomstandighedenwet
bevoegd is werkzaamheden stil te leggen.
De Staat is een publiekrechtelijk rechtspersoon o.g.v. art. 2:1 lid 1 BW. De ambtenaar is in
beginsel geen bestuursorgaan, maar hij krijgt in art. 28 lid 1 Arbowet en Aanwijzingsregeling
expliciete bevoegdheidstoedeling (art. 10:14 Awb), waardoor de Inspecteur wordt erkend als
a-orgaan van de Staat.
Restcategorie
Vraag 2
Autoriteit Consument en Markt waarvan in artikel 2 lid 1 Instellingswet Autoriteit
Consument en Markt is bepaald: “Er is een Autoriteit Consument en Markt”. De
werkzaamheden van de ACM hebben tot doel het bevorderen van goed functionerende
, markten, van ordelijke en transparante marktprocessen en van een zorgvuldige
behandeling van consumenten. Daaronder wordt verstaan het bewaken, bevorderen
en beschermen van een effectieve mededinging en gelijke concurrentievoorwaarden
op markten en het wegnemen van belemmeringen. De ACM kan in geval van
overtreding van een wettelijk voorschrift met het toezicht op de naleving waarvan zij is
belast, aan de overtreder een bindende aanwijzing opleggen (art. 12j Instellingswet) of
kan aan de overtreder een bestuurlijke boete opleggen (art. 12m Instellingswet).
A Is de Autoriteit Consument en Markt een a-orgaan of een b-orgaan in de zin van
artikel 1:1, eerste lid Awb? Waarom is het van belang om dit te weten?
Er is geen aparte rechtspersoon ingesteld. In dat geval geldt de Staat als restcategorie. De
Staat is een publiekrechtelijk rechtspersoon o.g.v. art. 2:1 lid 1 BW. Het is een a-orgaan
krachtens art. 2 lid 1 Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.
NB. Het is geen b-orgaan, omdat het bestaan nooit in de wet wordt erkend.
Bijzondere wet gevallen
Artikel 4z van de Wegenverkeerswet 1994 bepaalt dat het Centraal Bureau Rijvaardig-
heidsbewijzen, in het maatschappelijk verkeer aangeduid als CBR, bestaat. Het CBR
bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Rijswijk. Het kent een directie en een
raad van toezicht ingevolge artikel 4ac Wegenverkeerswet 1994. Het CBR is onder
meer belast met de beoordeling van de rijvaardigheid in brede zin. Op grond van
artikel 4ae, tweede lid Wegenverkeerswet komen alle bevoegdheden van het CBR die
niet bij of krachtens deze wet aan de raad van toezicht zijn opgedragen, toe aan de
directie.
C Is de directie van het CBR een a-orgaan of een b-orgaan in de zin van artikel 1:1,
eerste lid Awb?
Het CBR is een publiekrechtelijk rechtspersoon o.g.v. art. 2:1 lid 2 jo. 4z lid 1 WVW. De
directie is een a-orgaan van het CBR o.g.v. art. 4ac WVW.
Wettelijk voorschrift b-orgaan
De Stichting Mondriaanfonds is krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid (niet
opgenomen in uw wettenbundel) opgericht door de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap. Volgens artikel 11 van die wet is het bestuur van de Stichting belast met
het verlenen van subsidies ter bevordering van de Nederlandse filmproductie en
cultuur. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verstrekt de Stichting
daarvoor een budget. De Minister kan aan de Stichting algemene, maar geen
individuele aanwijzingen geven.
E Is het bestuur van de Stichting een a-orgaan of een b-orgaan in de zin van artikel
1:1, eerste lid Awb?
A-orgaan? Nee, want de Stichting is een privaatrechtelijk rechtspersoon art. 2:3 BW en dat
kan nooit een a-orgaan zijn.
B-orgaan? Er is sprake van een persoon of college, omdat het bestuur van de stichting een
privaatrechtelijk rechtspersoon is art. 2:3 BW. Volgens art. 11 van de Wet op het specifiek
cultuurbeleid is het bestuur met enig openbaar gezag bekleed, namelijk het verstrekken van
subsidies. Er is dus sprake van een b-orgaan.
Jurisprudentie
Lees de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake
de ‘Stichting Silicose Oud-mijnwerkers’ (1995).
G - Waarom kon er twijfel over bestaan dat het bestuur van de Stichting Silicose Oud-
mijnwerkers een bestuursorgaan was in de zin van artikel 1:1, eerste lid Awb?
Stichting Silicose had geen wettelijke bevoegdheid om besluiten te nemen o.g.v. een
wettelijk voorschrift. Daarom bestond er twijfel over de vraag of het bestuur van de Stichting
een b-orgaan kon zijn.
- Waarom meende de Afdeling bestuursrechtspraak dat het bestuur van de Stichting
als een bestuursorgaan moest worden aangemerkt?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bojansen2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.68. You're not tied to anything after your purchase.