Hoofdstuk 1:
-Regels zijn pas rechtsregels als zij als zodanig worden erkend en door rechters en andere
autoriteiten worden toegepast en afgedwongen.
-Men noemt deze regels juridisch relevant en rechtens afdwingbaar.
Alle andere regels zijn regels zijn regels van moraal en fatsoen.
-Het Nederlands recht wordt in twee gebieden onderverdeeld.
-Het publiekrecht: hiertoe wordt het staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht en het
belastingrecht gerekend. Het publiekrecht regelt de verhouding tussen overheid en burger en
de organisaties van verschillende overheidsorganen.
-Het privaatrecht: hiertoe rekent men het burgerlijk recht: het personen- en familierecht, het
vermogensrecht en het ondernemingsrecht. Het privaatrecht geeft de reels die de onderlinge
verhouding van mensen betreffen.
-Het BW valt onder privaatrecht.
-Dwingend recht: men mag niet van de rechtsregels afwijken.
-De regels van publiekrecht zijn altijd dwingend.
-Aanvullend recht/ regelend recht: dit is alleen van toepassing als de partijen zelf geen regeling
hebben getroffen.
-Materieel recht: beschrijft de inhoud van de rechtsregels.
-Formeel recht: procesrecht; geeft aan hoe de regels van materieel recht gehandhaafd moeten
worden.
-Objectief recht: het geheel van geldende rechtsregels.
-Subjectief recht: bevoegdheid die een rechtssubject aan het objectieve recht ontleent.
-Rechtssubject: bevat de substantie van elke rechtsbetrekking, de inhoud van een recht.
,-Rechtsbronnen:
1. De wet:
Rechtsregels in de wetten kunnen op twee manieren worden onderscheiden:
- Naar de inhoud: regels die voor iedereen in Nederland geleden zijn regels van materieel
recht. Ze hebben als kenmerk dat ze eenieder verbindende voorschriften bevatten.
- Naar de wijze van totstandkoming: we kennen ook nog de wetten in de formele zin/
formele wetten. Een wet is alleen een wet in formele zin als hij tot stand gekomen is
door samenwerking van regering en Staten- Generaal.
Verordeningen: voorschriften van ministers, provincies en gemeenten.
Er is een rangorde binnen de diverse wettelijke regelingen:
Hogere regelingen gaan boven lagere regelingen.
Bovenaan staat de wet in formele zin. Dan de AMvB, dan de ministeriele
verordening, de provinciale verordening en dan de gemeentelijke verordening.
Jongere regelingen gaan voor oudere regelingen.
Regelingen die voor een bijzonder geval gegeven zijn. Gaan vóór de algemene
bepalingen.
2. Internationale regelingen: er ontstaat gebondenheid aan internationale verdragen nadat
goedkeuring is verleend door de Staten- Generaal.
IPR= internationaal privaatrecht: dit bevat regels voor het oplossen van conflicten die kunnen
ontstaat tussen de rechtstelsels van de verschillende landen.
3. Jurisprudentie: dit is het geheel van rechterlijke uitspraken.
4. Gewoonterecht: door mensen ontwikkelde gedragspatronen waar iedereen aan gehouden
wordt.
5. Ongeschreven recht: de wetten, internationale regelingen en jurisprudentie behoren tot
gewoonte recht. Het gewoonterecht is ongeschreven.
Bv. Redelijkheid en billijkheid, en algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze dienen
als corrigerende factor voor optreden van de overheid tegenover de burger.
, -Burgerlijk wetboek:
Boek 1: personen- en familierecht;
Boek 2: rechtspersonen;
Boek 3: vermogensrecht in het algemeen;
Boek 4: erfrecht;
Boek 5: zakelijke rechten;
Boek 6: algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht;
Boek 7: bijzondere overeenkomsten;
Boek 8: verkeersmiddelen en vervoer;
Boek 10: internationaal privaatrecht.
-Noteer een artikel als: Art 3:10 BW, Art 6:79 lid 3 BW
-Boek 1 en 2 behandelen de rechtssubjecten: natuurlijke personen (de mens) en rechtspersonen
(instellingen)
-Publiekrechtelijke rechtspersonen: de Staat de Nederlanden, gemeenten,
provincies en waterschappen
-Kerkgenootschappen rechtspersoon.
Rechtsbevoegd: drager zijn van rechten en plichten, een vermogen hebben, rechten uitoefenen.
Handelingsbekwaam: het kunnen verrichten van onaantastbare rechtshandelingen.
-Boek 3 tot en met 8 gaat over het vermogensrecht.
Vermogen: het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten of de bezittingen ven schulden
van een bepaalde persoon.
Boek 3 spreekt slechts over goederen: als de goederen stoffelijk zijn dan spreekt de wet van zaken,
een huis, een auto, een boek. Als de goederen niet stoffelijk zijn spreekt de wet van
vermogensrechten, het recht op een huis of een auto of op de koopsom.
Registergoederen: goederen die in het openbaar geregistreerd moeten worden.
-Schakelbepalingen: verklaren een aantal rechtsregels van het BW ook buiten het vermogensrecht
van toepassing.
Hoofdstuk 2:
-De term goederen is het overkoepelende begrip voor zowel zaken als vermogensrechten.
Rechtsverhoudingen die betrekking hebben op goederen zijn geregeld in boek 3 BW.
Rechtsverhoudingen die betrekking hebben op zaken zijn geregeld in boek 5 BW. (eigendomsrecht, je
bent bijvoorbeeld eigenaar van een huis)
-Zaken zijn stoffelijke voorwerpen, ze zijn onroerend of roerend.
Onroerend: de grond en al hetgeen erop gebouwd of erin geplant is.
Roerend: elke zaak die niet onroerend is. Een zaak bestaat uit verschillende onderdelen. Denk aan
een auto ( hoofdzaak), deze heeft een motor, een stuur etc. ( zaaksonderdelen).
Alle zaaksonderdelen samen vormen de zaak.
-Eenheidsbeginsel: het beginsel dat een zaak goederenrechtelijk een geheel vormt met haar
bestandsdelen.
-Natrekking: het verschijnsel dat een zaak die en bestanddeel gaat vormen van een andere zaak
juridisch het lot van die andere zaak gaat volgen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lenamertens09. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.