Insolventierecht bevat de volgende drie aspecten van recht
- Faillissement artikel 1 t/m 213 FW
- Surseance van betaling betekend uitstel van betaling artikel 214 t/m 283
FW
- Schuldsanering van natuurlijke personen artikel 284 t/m 362 FW
De relevante wetgeving voor het goederenrecht is boek 3 en 5.
Stel je gaat failliet en de bank heeft een hypotheekrecht op het pand. Wat kan de
bank dan als hypotheekhouder. Men gaat kijken of het hypotheekrecht op de
juiste manier gevestigd is, of dat er meerdere mensen zijn die dat recht hebben
of een sterker recht dan de bank. Dit valt allemaal onder het goederenrecht.
De invorderingswet is ook van toepassing. De fiscus is hierbij super preferent,
wat inhoudt dat de fiscus bevoorrecht is en dit komt door de invorderingswet.
Voorbeeld: 2 aandeelhouders met een bedrijf. De commerciële directeur gaat een
Maserati leasen. Vervolgens gaat hij dure schoenen kopen met de pas van de
zaak en overnachten in het asmtelhotel. Een andere collega gaat ook mee en
denkt wat hij kan dat kan ik ook en doet hetzelfde. Op een gegeven moment
neemt hij 30.000 euro op. De commerciële directeur krijgt hier lucht van en is
boos. De commerciële directeur stapt meteen over naar zijn advocaat. De
advocaat geeft aan dat dit onbehoorlijk bestuur is en dat het een onrechtmatige
daad is en stuurt een brief dat er betaald moet worden. Dit wordt niet gedaan en
de advocaat gaat meteen beslag laten leggen. De man is niet thuis, alleen de
vrouw is thuis wanneer de deurwaarder aanbelt. De deurwaarder verteld dat er
beslag gelegd is op het huis, de inventaris en de bankgelden. Bij het
beslagleggen worden er natuurlijk kosten gemaakt die voor de schuldenaar
komen.
Je mag weliswaar beslag leggen, maar dan moet je er ook over procederen. De
rechter die bepaald dan of die vordering er wel is of niet. Maar in de praktijk komt
het niet tot procederen. Het beslagleggen zorgt er meestal voor dat er tussen
juristen onderling een overeenkomst komt zoals een schikking of dergelijke.
Indien dit niet het geval is dan doet de rechter een uitspraak en komt er een
executie.
Faillissement is een algemeen beslag ten behoeve van alle schuldeisers.
Faillissement moet je zien als een storm die op het bedrijf gezet wordt waarbij
alles geconserveerd (conservatoire fase) wordt en wie de schuldeisers zijn, wat
de omvang is, wat de rangorde van de schuldeisers is etc.
Als je iets moet leveren dan ben je op dat moment gewoon schuldenaar. Jij moet
namelijk iets leveren.
Artikel 218 lid 6 FW: ondernemers gebruiken surseance van betaling heel vaak
om te voorkomen dat de schuldeiser faillissement succesvol kan krijgen. De
schudeiser kan dan dus geen faillissement afdwingen. De ondernemer moet dan
samen met de bewindvoerder het bedrijf overeind gaan houden.
Bij een faillissement wordt een ondernemer echter geheel buitenspel gezet. Hij
kan helemaal niks meer doen en is onbeschikkingsbevoegde.
, De schuldsanering is te danken aan de Europese Unie. Daarvoor was het systeem
3:276 dat de schuldeiser op alle goederen iets kan verhalen op de schuldenaar.
Artikel 447 van rechtsvorderingen.
Artikel 3 FW: er wordt alleen gesproken van een natuurlijk persoon. Die mensen
kunnen particulieren of ondernemers (eenmanszaak of maatschap) zijn.
Als de schuldenaar zich niet aan het saneringsplan houdt dan wordt die alsnog
failliet verklaard met alle gevolgen van dien.
Artikel 1: Een schuldeiser kan verzoeken voor een faillissement. Je moet wel
verkeren in de faillissementstoestand bij rechterlijk vonnis. Uitwerking van artikel
1 artikel 6 lid 3: de faillietverklaring wordt uitgesproken indien summierlijk
(beperkt) het bestaan van feiten.. Er moet dus beperkt aangetoond worden dan
iemand is opgehouden te betalen. En hiervoor hebben we jurisprudentie.
Jurisprudentie opgehouden te betalen: als er een schudeiser is met een opeisbare
vordering en een andere schuldeiser met een eventueel niet opeisbare vordering.
Opeisbaar: een vordering die bestaat nadat een afspraak is gemaakt.
Niet-opeisbaar: zolang de vordering nog openstaat.
Een faillissement begint met een verzoekschrift en je verschijnt voor de rechter.
Degene die niet verschijnt, hierbij wordt een faillissement bij verstek afgegeven
omdat ze niet opdagen.
Pluraliteit schuldeisers: meerdere schuldeisers. Een faillissement is immers ten
behoeve van meerdere schuldeisers.
Artikel 22 de echtgenoot: goederen die in de gemeenschap zitten worden
gebruikt op verhaal van de schulden van die echtgenoot. De andere echtgenoot
gaat niet failliet maar het vermogen is wel kwijt.
Artikel 3:80 lid 1 verkrijgen van goederen onder algemene titel. Bij
rechtsopvolging krijg je dan de plichten en de rechten.
Lid 3 betreft het verkrijgen van goederen onder bijzondere titel.
Artikel 3:236 het vuistpandrecht. Het betreffende goed breng je onder bij de
pandrechthouder.
Artikel 3:237 het bezitloos pandrecht. Je brengt het goed dan niet onder bij de
pandrechthouder. Voorwaarden Of een authentieke akte: notariële akte of een
akte die door een ambtenaar is vastgelegd. Of een onderhandse akte die
geregistreerd moet zijn: een niet door de notaris opgestelde akte, een tussen de
partijen opgemaakte stuk.
Er kan tijd zitten tussen de tekening van de akte en de registratie van de akte. In
de tussentijd kan de pandgever naar een ander stappen en nog een keer het
goed verpanden.
Zodra het gaat om heel veel geld gaat een maatschappij voor een notariële akte.
Door middel van het sluiten van een pandrecht sta je heel hoog gerangschikt. Als
je een pandrecht niet afsluit en als partijen onderlinge afspraken maakt, dan sta
je gelijk aan alle andere schuldeisers. Een zogeheten concurrente schuld (iets in
die richting). Met een pandrecht voorkom je dit.
Artikel 57 FW: pand en hypotheekhouders zijn separatisten. Zij hoeven zich niets
van het faillissement aan te trekken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DrRay. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.50. You're not tied to anything after your purchase.