In de macro-economie wordt gekeken naar de optelsom van economische waarden, zoals de totale
productie van een land of de totale werkgelegenheid. Een belangrijke macro-economische waarde is
het bruto binnenlands product (bbp): de waarde van alle in een land geproduceerde goederen en
diensten in een jaar. Het is een indicator voor wat een land voortbrengt. Om het bbp te bereken, zijn
er 2 methoden: de objectieve methode en de subjectieve methode.
Bij de objectieve methode kijk je naar de totale waarde die in een land door de productie wordt
toegevoegd: het verschil van de opbrengst van het uiteindelijke product en de kosten van de
ingekochte goederen en diensten. Daarbij worden alle ambtenarensalarissen gebruikt als waarde
voor de teogevoegde waarde van de overheid.
Bij de subjectieve methode tel je alle primaire inkomens bij elkaar op. Dit geeft het netto
binnenlands inkomen (nbi). Het idee hierachter is dat de netto toegevoegde waarde in zijn geheel
uitbetaald wordt aan diegenen die de productiefactoren leveren. De productiefactoren worden
ingedeeld op basis van inkomensstromen: kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap.
Productie voegt niet alleen waarde toe, maar veroorzaakt ook waardevermindering. Bij de bruto
toegevoegde waarde wordt geen rekening gehouden met afschrijvingen. De netto toegevoegde
waarde doet dat wel: netto toegevoegde waarde = bruto toegevoegde waarde – afschrijvingen.
Opgeteld geld dat hetzelfde: netto binnenlands product (nbp) = bruto binnenlands product –
afschrijvingen.
Het nbp is gelijk aan de optelsom van alle netto toegevoegde waarden. De netto toegevoegde
waarde wordt in zijn geheel gebruikt voor de beloning van productiefactoren. En de optelsom van
deze primaire beloningen is gelijk aan het nbi. Daarom geldt: nbi = nbp. Als rekening gehouden wordt
met de herkomst van productiefactoren, ontstaat het nationaal inkomen: de optelsom van alle
primire inkomens die door de ingezetenen van een land gedurende een jaar wordt verdiend.
De samenhang van alle economische activiteiten vat je samen in de economische kringloop. Deze
kringloop geeft een overzicht van een economie als geheel. Daarin verkopen bedrijven producten
aan gezinnen, aan de overheid en aan het buitenland. Consumenten kopen consumptiegoederen (C),
de overheid koopt overheidsgoederen (O) en het buitenland koopt onze exportgoederen (E).
Bedrijven lenen geld bij financiële instellingen om hun netto-investeringen (I) te financieren. Het
totaal aan geld dat naar de brdrijven stroomt, is dan C + I + O + E. de bedrijven keren de totale netto
toegevoegde waarde (Y) uit aan gezinnen als beloning van de productiefactoren en betalen de
import (M). het totaal aan geld dat vanaf de bedrijven naar andere partijen stroomt, is dan gelijk aan
Y + M. De ingaande geldstromen in de kringloop moeten gelijk zijn aan de uitgaande geldstromen. Er
geldt dus:
Y=C+I+O+E–M
De gezinnen stellen de productiefactoren ter beschikking aan bedrijven en ontvangen als beloning
een inkomen (Y). Zij geven dat aan 3 dingen uit: consumptiegoederen (C), belasting (B) en spaargeld
(S). Hieruit volgt de volgende vergelijking:
Y=C+B+S
, De overheid onvangt belastinggeld (B) en koopt goederen bij de bedrijve, de overheidsbestedingen
(O). het verschil tussen deze inkomsten en uitgaven is het saldo van de overheidssector:
Saldo overheidssector = B – O
Financiële instellingen ontvangen spaargeld van gezinnen (S) en ze lenen geld uit aan bedrijven (I).
het verschil tussen de besparingen en de investeringen is het particulier spaarsaldo:
Particulier spaarsaldo = S – I
Het saldo van de particuliere sector en de overheidssector samen is het nationaal spaarsaldo:
Nationaal spaarsaldo = (S – I) + (B – O)
En dit is gelijk aan het uitvoersaldo:
(S – I) + (B – O) = (E – M)
Bij de financiële instellingen wordt evenveel overschot opgenmen als dat door de gezinnen is
ingebracht. hieruit volgt:
S = I + (O – B) + ( E – M)
Het systematische overzicht van de financiële stromen uit de economishce kringloop vormen de
nationale rekeningen. Voor nederland worden de nationale rekeningen opgesteld door het CBS.
Voor de Europese Unie wordt dat gedaan door de Eurostat.
De handel tussen landen heeft ook een eigen overzicht: de betalingsbalans. Voor een land geeft de
betalingsbalans een overzicht van alle transacties tussen het land en het buitenland. De
batalingsbalans bestaat uit 2 rekeningen: de kapitaalrekening en de lopende rekening. Het saldo op
de lopende rekening is gelijk aan het saldo (E – M) in de economische kringloop. De lopende rekening
is onderverdeeld in 4 deelrekeningen: goederenrekening, dienstenrekening, primaire-
inkomensrekening en inkomensoverdachtenrekening.
De batalingsbalans is in evenwicht als het saldo ervan nul is. Bij een negatief saldo betaalt het land
meer aan het buitenland dan dat het van eht buitenland ontvangt. Als het buitenland een andere
valute heeft dan het binnenlandse valuta heeft het negatieve saldo een afname van de buitenlandse
valutareserve tot gevolg.
Begrippen
Betalingsbalans Overzicht van alle transacties van een land met het buitenland
Bruto binnenlands inkomen (BBI) Netto binnenlands inkomen plus afschrijvingen
Bruto binnenlands product (BBP) Opbrengstwaarde van alle geproduceerde goederen en
diensten min de waarde van de daarvoor gebruikte
grondstoffen en ingekochte diensten
Bruto inversteringen Netto-investeringen plus afschrijvingen
Buitenlandse valutareserve Voorraad buitenlands geld
Economische kringloop Schematische weergave van geld- en goederenstromen
binnen de economie
Export Aan het buitenland verkochte goederen en diensten
Import Van het buitenland gekochte goederen en diensten
Kapitaalrekening Deelrekeing van de batalingsbalans waarop
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottekraaijveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.