Samenvatting voor deeltentamen II van sociale problemen. Dit document bevat hoofdstuk 8 t/m 12, hoofdstuk 2, de artikelen en toevoegingen vanuit de hoorcolleges.
Samenvatting Societal Problems as Public Bads (ENG) - inleiding in de sociologie (SOBA101A)
Sociale problemen volledige aantekeningen
Samenvatting van 'Societal problems as public bads' (Nan Dirk de Graaf)
All for this textbook (4)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Premaster Sociology: Contemporary Social Problems
Sociale Problemen
All documents for this subject (5)
1
review
By: annabelgr • 1 year ago
Seller
Follow
MG99
Reviews received
Content preview
Theorie sociale problemen – Deel II
SOCIETAL PROBLEMS AS PUBLIC BADS
Hoofdstuk 8
Tegenwoordig wordt de afwezigheid van (gender)discriminatie gezien als een public good.
Discriminatie is ongewenst voor een individu, maar ook voor de maatschappij als een geheel.
Een persoon die wordt gediscrimineerd, zal uiteraard worden gekwetst en beperkt in zijn
levenskansen, maar discriminatie schaadt ook de samenleving voor zover het de algemeen
aanvaarde maatschappelijke waarden van gelijkheid ondermijnt en resulteert in een
suboptimale toewijzing van menselijk kapitaal. Vrouwen die door discriminatie worden
belemmerd, worden immers ernstig beperkt in hun bijdrage aan de samenleving, wat veel
onvervuld potentieel met zich meebrengt. Het nastreven van gelijke kansen op de
arbeidsmarkt voor alle groepen – mannen en vrouwen, leden van verschillende rassen, leden
van verschillende religies – is een van de belangrijkste doelen in de strijd tegen discriminatie.
Alle maatschappijen hebben in de geschiedenis te maken gehad met een staat die op mannen
gericht is. Je zou verwachten dat toen de welvaart toenam tijdens de industriële revolutie er
ook meer kansen zouden zijn voor vrouwen, maar niks is minder waar. Vrouwen richten zich
toen juist op huishoudelijke taken en het opvoeden en onderwijzen van de kinderen. Na de
Eerst Wereldoorlog veranderde dit toen vrouwen meer buitenshuis gingen werken. Belangrijk
is ook dat er rond die tijd stemrecht kwam voor vrouwen. De vroege decennia van de 20ste
eeuw geven daarom ook wel de eerste golf van feminisme weer.
Vanuit hier kregen vrouwen ook meer rechten op de werkvloer en konden ze in verschillende
soorten beroepen werken. Dit kan gezien worden als een critical mass model: zodra een
bepaald aantal vrouwen zowel economisch als politiek actief was geworden, werd het
momentum zodanig dat vrouwen deze verworvenheden niet opnieuw zouden opgeven.
Om dit uit te leggen kijken we eerst naar het individuele level: Vrouwen begonnen
voornamelijk op de arbeidsmarkt te komen omdat er niet langer
een even sterke economische behoefte was aan gezinnen om een groot aantal kinderen te
krijgen. Bovendien betekende sterilisatie van voedsel ook dat vrouwen na de geboorte van een
kind niet langer gedwongen werden om gedurende langere tijd borstvoeding te geven. Als
resultaat kunnen we een U-vormig patroon van de arbeidsparticipatie van vrouwen in de
afgelopen twee eeuwen waarnemen- de arbeidsparticipatie van vrouwen was hoog vóór de
industriële revolutie, daalde tijdens de industriële revolutie en nam weer toe vanaf de
twintigste eeuw verder.
Een andere factor die een grote rol speelde was de Tweede Wereldoorlog. Er was een tekort
aan mannelijke werkers, omdat zij in het leger zaten. Dit terwijl er juist meer werk lag om
machines, tanks e.d. te maken. Er gingen dus veel meer vrouwen werken in deze tijd. De
situatie veranderde aan het eind van de Tweede Wereld oorlog. Er lag minder werk klaar en
mannen kwamen terug. Vrouwen konden dus weer terug naar hun families. Hoewel de directe
effecten van de Tweede Wereldoorlog op de werkgelegenheid van vrouwen misschien van
korte duur waren, heeft het er wel voor gezorgd dat er een duidelijk keerpunt was in de
arbeidsparticipatie van vrouwen.
Rond de jaren ’60 was er een tweede golf van feminisme. Dit waren voornamelijk vrouwen
met een hoge opleiding die meer vrijheid wilden als het gaat om seksualiteit, het huwelijk en
familie. Denk bijvoorbeeld aan het recht op abortus. Tijdens deze golf werd er vooral gezocht
naar gelijke rechten tussen mannen en vrouwen.
In de jaren ’80 verdween de invloed van deze tweede golf. Er kwam post-feminism: het
standpunt dat feminisme niet langer nodig is. Hierbij wordt voornamelijk het argument
,aangehaald dat het ontmantelen van genderrollen negatief is voor de maatschappij. Hierop
volgde een derde golf van feminisme. Dit gebeurde na de jaren ’90. Een bepalend element van
deze derde golf is dat deze zich richt op het verbreden van de feministische agenda buiten
hoogopgeleide blanke vrouwen. In het bijzonder proberen feministen van de derde golf
vrouwen met verschillende seksuele, etnische en klassenachtergronden in de beweging op te
nemen. Bovendien besteden ze ruimschoots aandacht aan kwesties van intersectionaliteit – dat
wil zeggen, hoe vrouw zijn samenvalt met andere kenmerken (zoals iemands seksualiteit,
etniciteit en klasse) om verschillende soorten achterstand te veroorzaken.
Waar het effect van sociale klasse in de laatste jaren een minder grote bron van ongelijkheid
is geworden, wordt er beargumenteerd dat dit voor gender niet geldt. De aandacht voor
ongelijkheid op basis van gender is in de laatste jaren toegenomen. De GII (Gender Inequality
Index) laat zien hoeveel meer een land ontwikkeld zou kunnen zijn als vrouwen dezelfde
rechten hadden. De hoogste scores hierop zijn een contrast van de GDI (Gender Development
Index). De landen met de hoogste ranking in de GDI zijn vaak communistisch of socialistisch
geweest. Geen van deze landen keert terug in de top 10 van de GII, hierin domineren West-
Europese landen.
Discrimination hypothesis: vrouwen en mannen worden verschillend behandeld in de
samenleving, wat leidt tot slechtere resultaten voor vrouwen, zelfs als ze dezelfde talenten en
kwalificaties hebben als mannen.
Human capitol theory: inkomsten zijn, althans gedeeltelijk, afhankelijk van de
productiecapaciteit van individuen. Drie belangrijke variabelen bij het bepalen van deze
capaciteit zijn werkervaring, opleidingsniveau en aantal gewerkte uren. Men kan een
eenvoudig model opstellen waarin wordt aangenomen dat het inkomen een functie is van deze
drie variabelen. Elke variabele levert een bepaalde bijdrage aan het inkomen en deze bijdrage
wordt aangeduid met b. Deze relaties worden samengevat in de volgende vergelijking:
Geschat loon = b0 + b1 * werkervaring + b2 * opleiding + b3 * werkuren
In deze vergelijking geeft de parameter b0 het basisinkomen aan, onafhankelijk van werk
ervaring, opleiding en werkuren. Vervolgens geeft de parameter b1 de extra verdiensten aan
die elke extra eenheid werkervaring genereert. De parameters b2
en b3 duiden op hun beurt het stijgende loon voor elke extra opleidingseenheid en elk extra
uur werk. Door de verdiensten van mannen en vrouwen afzonderlijk te schatten, kan worden
getoetst of er sprake is van discriminatie. Als er geen discriminatie is, zouden het
basisinkomensniveau, evenals de geschatte effecten van ervaring, opleiding en werkuren - als
al het andere gelijk is - hetzelfde moeten zijn voor mannen en vrouwen.
Glass ceiling: vrouwen zijn in staat om omhoog te klimmen in de hiërarchische bureaucratie,
maar blijven vaak in hun posities, terwijl mannelijke collega’s wel hogerop komen.
Vrouwen belanden niet in topposities door verschillende vormen van discriminatie:
- Old boys network: mannen die naar dezelfde school of universiteit gingen, huren elkaar bij
voorkeur in, ten koste van vrouwen en andere buitenstaanders.
- Vrouwen kunnen worden gediscrimineerd als onbedoeld gevolg van de manier waarop werk
is georganiseerd. Voor de meeste prestigieuze banen is bijvoorbeeld een voltijdbaan vereist,
terwijl vrouwen vaak een voorkeur hebben voor deeltijdse werkregelingen, vooral wanneer ze
kinderen hebben en de voorzieningen voor kinderopvang zwak zijn.
Statistical discrimination: Werkgevers kunnen groepen discrimineren waarvan de leden
gemiddeld minder geschikt zijn voor de baan in kwestie. Dit mechanisme kan bijvoorbeeld
ook gelden voor bepaalde etnische groepen. Cruciaal in dit verband is dat werkgevers slechts
beperkte informatie hebben over de geschiktheid van elke individuele sollicitant en dus in
, onzekerheid een beslissing moeten nemen. Om deze reden kan de werkgever aanvullende
informatie overwegen die hem kan helpen bij het selecteren van de meest geschikte kandidaat.
Er zijn nog twee theorieën die de verschillen tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt
uitleggen:
- Socialization theory: vanaf een jonge leeftijd maken kinderen kennis met genderrollen.
Vrouwen zijn meer verantwoordelijk voor emotionele support, terwijl van mannen vaak
leiding wordt verwacht. Onder invloed hiervan focussen vrouwen zich meer op socialisatie en
voelen ze een sterkere verantwoordelijkheid om hun werk op te geven voor hun kind(eren).
- Innate preferences: de selectiedruk van de opvoeding van kinderen, de jacht en de
intraseksuele concurrentie hebben mogelijk een stempel gedrukt op de evolutie van de
voorkeuren van mannen en vrouwen, waardoor mannen relatief sterker zijn toegewijd aan
betaald werk buitenshuis.
Participatie van Nederlandse vrouwen op de arbeidsmarkt aan de hand van de Coleman boat:
STEM Fields: science, technology, engineering and mathematics.
Male dominance: wanneer- bij een heteroseksuele relatie- de hulpmiddelen van de man
belangrijker zijn dan die van de vrouw. In dit geval is de man niet alleen verantwoordelijk
voor zijn toekomst, maar is zijn vrouw ook afhankelijk van zijn hulpbronnen.
Educational hypergamy: mannen hebben meer onderwijs gehad dan hun vrouwen.
Educational homogamy: mannen en vrouwen hebben hetzelfde onderwijs.
Educational hypogamy: vrouwen hebben meer onderwijs dan hun mannen.
De laatste twee zijn de laatste jaren toegenomen. Hier door wordt er afstand genomen van het
traditionele Male breadwinner model.
Exchange theory of marriage: gaat ervan uit dat mannen over het algemeen een comparatief
voordeel hebben in marktwerk, terwijl vrouwen relatief beter zijn in huishoudelijk werk, wat
impliceert dat de voordelen van het huwelijk het grootst zijn wanneer een man met een hoog
inkomen trouwt met een vrouw met een laag inkomen.
Becker beargumenteert dat vrouwen minder kinderen hebben, naarmate ze meer inzetten op
hun carrière. Motherhood wage penalty: uitstellen van het moederschap heeft voordelen op
de arbeidsmarkt.
Toevoegingen uit hoorcollege genderongelijkheid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MG99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.47. You're not tied to anything after your purchase.