Dit is een zeer uitgebreide samenvatting van de powerpoint slides, mijn vele notities en de relevante delen van het boek 'PSYCHOLOGIE van Marc Brysaert. Ik studeerde dit document voor mijn examen zeer grondig en had 19/20.
Gedrag verklaren aan de hand van behaviorisme vs cognitieve psychologie
Behaviorisme: Gedragsveranderingen worden verklaard aan de hand van veranderingen in
de omgeving.
Gesofisticeerd behaviorisme: Sommige gedragsveranderingen zijn observeerbaar voor
derden, terwijl andere enkel observeerbaar zijn voor het subject zelf (privaat).
Behavioristen zeggen niet dat mentale processen niet bestaan, ze hebben gewoon geen oog
voor mediërende processen. Ze willen pragmatisch zijn, human engineering.
Cognitieve psychologie: Interne (cognitieve) processen kunnen een heuristische en
predictieve waarde hebben. Cognitieve psychologen verklaren de relatie tussen gedrag en
omgeving via het inroepen van interne processen, dewelke geïmplementeerd zijn in de
hersenen.
Onderzoeksmethoden in de psychologie
Literatuurstudie: Kijken wat reeds over de problematiek bekend is. Zodat de
onderzoeksvragen nauwkeuriger geformuleerd kunnen worden en mogelijke valkuilen
vermeden kunnen worden.
Naturalistische observatie: Systematische observatie van ‘natuurlijk’ gedrag in ‘natuurlijke’
context. Er is geen random toewijzing en geen interventies van onderzoeker. Reactieve
gedragingen / sociale wenselijkheid kunnen een probleem vormen.
Vragenlijst: Bevraging van mensen die ervaring hebben met dit onderwerp, gewoonlijk in
afwezigheid van de onderzoeker.
Opiniepeiling: Inventaris van opinies bij een representatieve steekproef van de bevolking, op
basis waarvan men conclusies trekt over de hele populatie.
Interview: Informatie verzamelen door het mondeling stellen van vragen en de antwoorden
te registreren. Gestructureerd (vaste lijst van vragen) vs ongestructureerd (niet vooraf
vastgelegde vragen).
Gestandaardiseerde tests: Geijkte meetprocedures van een vaardigheid of eigenschap. Er is
een beschikbaarheid van ‘normscores’, bijvoorbeeld: IQ test, hoe angstig ben ik?
,Gevalstudie: Gedetailleerd onderzoek over 1 persoon, er wordt gezocht naar
veralgemeenbare principes.
Correlatieonderzoek: Wat is de samenhang tussen verschillende variabelen? Een variabele is
een gemeten kenmerk dat kan veranderen. Een correlatiecoëfficient (-1, r, 1) drukt de mate
en richting van het verband tussen 2 variabelen uit. Correlaties geven verbanden en GEEN
oorzaken! Soms beroep doen op een derde variabele.
Positieve correlatie; hoe hoger variabele 1, hoe hoger variabele 2
Negatieve correlatie; hoe hoger variabele 1, hoe lager variabele 2
Nulcorrelatie; waarde van de ene variabele zegt niets over de andere
Experimenteel onderzoek: Onderzoekers grijpen actief in; zij manipuleren één of meerde
variabelen en kijken of dit een effect heeft op een andere variabele. Een experiment kan
causale relaties aantonen. Het toetsen van hypotheses die worden afgeleid uit een theorie.
OV AV
Controle conditie Controle conditie
Experimentele conditie Experimentele conditie
MANIPULATIE VERSCHIL?
Controlevariabelen: Aspecten die men constant wilt houden.
Operationaliseren van variabelen: AV en OV omzetten in concrete en meetbare handelingen.
Interne validiteit: Correcte causale relatie tussen OV en AV? Geen verschillen in
controlevariabelen? Vertekeningen of sociale wenselijkheid?
Externe validiteit: Zijn de onderzoeksresultaten veralgemeenbaar?
,LES 2 : WAARNEMING
Van gewaarwording naar waarneming
Gewaarwording: Opname van stimulatie uit de omgeving, vertaling van deze stimulatie in
elektrochemische neuronale signalen naar de hersenen en het omzetten van deze signalen
in klanken, geuren, beelden, …
Waarneming: Organiseren, begrijpen, interpreteren van de gewaarwordingen.
Waarneming is veel meer dan enkel registreren van gewaarwordingen!
1. Het signaal dat in de hersenen aankomt is onvolledig. (Blinde vlek, oogbewegingen,
oogknipperingen, enkel fovea levert gedetailleerde informatie)
2. De beelden op onze retina zijn plat, 2D.
We vormen ons beeld van de wereld naar onze overtuigingen! In
overeenstemming met onze leergeschiedenis!
3. Het binnenkomende signaal verandert voortdurend:
Perceptuele constantie: de perceptie van voorwerpen is constant ondanks het
wisselende retinale beeld.
Proximale (= dichtbij) stimulus: Geheel van fysische energie dat onze receptoren
prikkelt.
Distale (= ver weg) stimulus: Het voorwerp in de buitenwereld dat fysische energie
produceert.
Automatische aanpassingen zorgen ervoor dat de perceptuele ervaring meer
verbonden is met de distale dan met de proximale stimulus.
Waarneming is een ACTIEF proces; onze hersenen vullen ontbrekende informatie constant
aan.
Predictive processing: Basisproces van de hersenen = verwachtingen maken!
Ons overtuigingennetwerk zorgt voor verwachtingen die leiden tot (verkeerde) perceptie.
Prediction error: Verwachtingen snel aanpassen aan inkomende info. Energie sparen, niet
updaten als het moeilijk te integreren is of geen direct nut heeft.
Bias in perceptie, interpretatiebias
Waarneming als een HEURISTISCH INTERPRETATIEPROCES
Het visuele systeem vormt de proximale stimulus om tot de distale stimulus op basis van een
aantal heuristieken of aannames die vaak juist zijn (of nuttig zijn): MAAR NIET ALTIJD!
Wat we waarnemen is een berekening of inschatting van hoe de distale stimulus er
waarschijnlijk uitziet.
Visuele illusie = verkeerde perceptie
Aannames: de meeste stimuli zijn 3D, zonlicht komt altijd van boven
, We passen onze perceptie aan aan bepaalde aannames waar we ons niet noodzakelijk
bewust van zijn. Ook gedrag wordt bepaald door automatisch redeneren;
consumptiegedrag, gezondheid, trainen, politieke voorkeur,…
Confirmatiebias: Gedrag gaan stellen dat ons helpt om onze overtuigingen te confirmeren.
Predictive processing: Automatische voorspellingen van eigen gedrag en uitkomsten ervan
zorgen voor gedrag. Bias uit acties halen: werk evidence-based!
Bottom-up processen
= de informatiestroom van de receptoren aan de basis naar de hogere hersengebieden.
3 stadia van visuele verwerking (Marr, 1982)
1. Primaire schets: randen detecteren in het beeld.
2. Perceptuele organisatie: randen uit de primaire schets gestructureerd tot grotere
gehelen.
Perceptuele groepering: gelijkheid, nabijheid, geslotenheid, goede voortzetting, top
down (vroegere ervaring)
Figuur-achtergrondscheiding: grootte, omsingeling, textuur, vertrouwdheid
3. Patroon-en objectherkenning: kijkergerichte representatie naar voorwerpgerichte
representatie door koppelen aan voorstelling in geheugen.
Template matching: vergelijken geïsoleerde figuur met templates. Maar grote
variatie uiterlijk voorwerp en soms slechts deel van voorwerp zichtbaar.
Kenmerkenherkenning: herkenning karakteristieke kenmerken. (predictive
processing)
Geons: 36 basisvormen om voorwerpen sneller te kunnen herkennen.
Top-down processen
= signalen die vertrekken vanuit de hogere hersengebieden en de dataverwerking in de
lagere stadia beïnvloeden.
Perceptie actief sturen op basis van onze kennis over de wereld.
Evidentie voor TD-invloeden:
1. Belang van context voor interpretatie van stimuluspatroon.
2. Omkeerbare figuren: 1 gewaarwording, 2 percepties
3. Woord-superioriteitseffect
Voortdurend in interactie!
Predictive processing vooral TD invloeden.
Waarneming van diepte en beweging
DIEPTE:
Binoculaire diepteaanwijzingen:
Binoculaire dispariteit: Elk oog krijgt een net iets anders beeld binnen. De hersenen
verschuiven de twee beelden tot een enkel 3D beeld.
Mate van convergentie van de ogen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kjentagroen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.29. You're not tied to anything after your purchase.