Transactiekosten: kosten die gepaard gaan met ruil van goederen en diensten.
Economie ingewikkelder-> noodzaak ruil-> arbeidsdeling neemt toe-> specialiseren ->
transactiekosten verminderen.
Functies geld:
- Ruilmiddel: mogelijkheid om door gebruik van geld de ruil van goederen in twee
delen te splitsen -> klant en leverancier kunnen verschillende partijen zijn.
Goederenruileconomie: goederen tegen elkaar geruild.
Geldeconomie: goederen tegenover geld-> tijdsverschil verkoop en aankoop mogelijk
Liquide middelen: algemeen aanvaard ruilmiddel waarmee betalingen kunnen
worden verricht.
- Rekeneenheid: mogelijkheid die geld biedt als waardemaatstaf van goederen en
diensten -> transparanter
- Oppotmiddel: mogelijkheid die geld biedt om vermogen aan te houden
De kosten van omwisselen verschillende valuta’s is weggevallen -> versterkt
concurrentiepositie-> geen valutarisico-> transactiekosten en informatiekosten gedaald
Functies geld verdwijnen bij hoge inflatie (= voortdurende stijging prijzen goederen en
diensten). -> oorzaak is streven van sociaaleconomische groeperingen naar hun
deelbelangen -> welvaart daalt -> inflatie wordt zelfversterkend proces -> onzekerheid ->
planning onmogelijk
Intrinsieke waarde: marktwaarde van het materiaal waarvan het geld is gemaakt.
Proces ontstaan bankbiljetten
1. Kassier neemt goud in bewaring in ruil voor promessen
2. Bankier leent promessen uit aan debiteuren
3. Centrale bank geeft promessen uit als bankbiljetten in omloop
Geldscheppingswinst: winst die centrale bank maakt op uitgifte van bankbiljetten -> ontstaat
doordat productiekosten van bankbiljet lager zijn dan waarde in economische verkeer.
De centrale bank werkt samen met de algemene banken.
Chartaal geld: munten en bankbiljetten
Giraal geld: direct opeisbare vordering van het publiek op een monetaire financiële instelling
waarmee betalingen kunnen worden verricht.
Primaire liquiditeiten (gelijk betalen met geld)
Bankrekening: direct opeisbaar te goed bij de bank.
Toelichting bankbalans:
1. Vermogende particulier houdt bankbiljetten aan
2. Vermogend particulier leent bankbiljetten uit
3. Bank leent geld in de vorm van Tegoeden in rekening-courant
, 4. Bank verricht betaling voor cliënten zonder tussenkomst van bankbiljetten of
munten.
Debiteur: leent het geld
Crediteur: leent het geld uit
Wederzijdse schuldaanvaarding: kredietverlening, waarbij een monetaire financiële instelling
een direct opeisbare schuld accepteert en de klant een schuld op termijn.
Geldschepping: door activiteiten van banken de geldhoeveelheid in handen van publiek
toeneemt.
Meer tegoeden -> minder kasgeld om tegoeden te dekken
Substitutie: het omzetten van girale tegoeden in bankbiljetten en omgekeerd -> hoeveelheid
geld blijft gelijk
Europese centrale bank (ECB) meet hoeveelheid geld in eurozone door balansen van de
monetaire financiële instelling te analyseren.
Primaire liquiditeiten bestaan uit:
- Munten die overheid in omloop brengt
- Bankbiljetten die centrale bank in omloop brengt
- Girale geld dat banken in omloop brengen
Primaire liquiditeitenmassa is het geld in handen van het publiek. -> ECB berekent dit door
hoeveelheid primaire liquiditeiten te verminderen met geld dat in kassen van
geldscheppende instellingen bevindt. -> maatschappelijke of totale geldhoeveelheid/ M1.
Betaalinstrument: bepaalpas/ creditcard -> geen geld -> middel om betaling te regelen
Secundaire liquiditeitenmassa: vorderingen van publiek op de monetaire financiële
instellingen die op korte termijn, massaal en zonder koersverlies kunnen worden omgezet in
geld. -> Belegging korter dan 2 jaar
Transformatie: omzetting primaire liquiditeiten in secundaire liquiditeiten.
M3= M1 + secundaire liquiditeitenmassa
Overmatige groei van binnenlandse liquiditeitenmassa (M3) als oorzaak van inflatie
Aan creditzijde staan de posten die geldscheppende instellingen als schuld aanvaarden en
een liquide karakter dragen.
Aan debetzijde ziet men de posten die als dekking dienen voor het geschapen geld.
Berekenen primaire liquiditeitenmassa:
Bankbiljetten in omloop
Crediteuren in rekening- courant
Munten
= primaire liquiditeiten
- kasmiddelen van de bank
= primaire liquiditeitenmassa (M1)
Tertiaire liquiditeiten: voor volledigheid vermelden we dat het publiek (= consumenten en
bedrijven) overtollige liquide middelen ook voor langere tijd kan beleggen in
waardepapieren.
Brutogeldscheppend bedrijf: de totale kredietverlening aan de private sector en de overheid.
Netto geldscheppend bedrijf: bruto geldscheppend bedrijf- lange aangetrokken middelen.
Financiële instellingen behoren tot het financiële systeem (= de manier waarop geldstromen
in een economie worden georganiseerd) van een economie.
Functies financiële systeem:
1. Geldschepping (alleen door monetaire financiële instellingen)
2. Doorsluizen van spaargeld naar kredietverlening
3. Voorzien in een efficiënt betalingsverkeer
4. Overige diensten (verzekeringen, bemiddeling bij handel in effecten etc)
Rentemarge: verschil tussen rente die bank ontvangt op uitzettingen (debetrente) en de
rente die een bank betaalt op aangetrokken middelen (creditrente). -> nog wel kosten
Rentebedrijf: totale rentemarge die financiële instellingen verdienen met kredietverlening.
Provisiebedrijf: ontvangen provisie
Soorten financiële instellingen:
- Geldscheppende instellingen: mogen primaire liquiditeiten scheppen door de uitgifte
van bankbiljetten en munten en door de wederzijdse schuldaanvaarding.
- Niet-geldscheppende instellingen: mogen alleen maar krediet verlenen uit het aan
hen toevertrouwde spaargeld. -> Geven alleen geld door
Liquiditeit: de mate waarin de (kortlopende) verplichtingen van banken gedekt zijn met
liquide middelen
Liquiditeitsdekking: aanwezige liquiditeit als percentage van de vereiste liquiditeit in
bepaalde periode -> hoger dan 100%
De aanwezige liquiditeit bestaat uit liquide bezittingen en de geldontvangsten van een bank
in bepaalde periode.
Vereiste liquiditeit bestaat uit de verwachte betalingsverplichtingen van een bank in
bepaalde periode.
Geldscheppend vermogen bank hangt af van verschil tussen aanwezige en vereiste
liquiditeit.
Solvabiliteit: mate waarin een bank met het aansprakelijk vermogen garant kan staan voor
verliezen op debiteuren. -> eigen vermogen en achtergestelde vreemd vermogen.
Rentabiliteit: de verhouding tussen de winst en het eigen vermogen.
Toevertrouwde middelen: schulden van banken aan het publiek, zoals girale tegoeden,
spaartegoeden en termijndeposito’s.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller oerlemanssanna. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.88. You're not tied to anything after your purchase.