100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting/hoorcolleges Romeins Recht $4.60   Add to cart

Class notes

Samenvatting/hoorcolleges Romeins Recht

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting/hoorcolleges Romeins recht

Preview 5 out of 37  pages

  • January 20, 2022
  • 37
  • 2020/2021
  • Class notes
  • Lokin, brandsma, jansen
  • All classes
avatar-seller
Romeins recht, hoorcolleges

Week 1A

Justinianus (527-565)
 Corpus Iuris Civilis
- Codificatie, het belangrijkste erfstuk van de Romeinen (op cultureel gebied).
- Ius (het (juristen)recht) & Leges (het keizerlijk recht, keizerlijke wetten van Augustus,
Justinianus etc)  moeilijk te kennen & soms tegenstrijdig  Justinianus wilde dit fixen
- Wat als conflict tussen het keizerlijke recht van een eerdere keizer versus een latere? 
Latere wet boven de eerdere wet (= lex posterior-regel)  Je wist nooit de uitkomst,
misschien was er wel een keizerlijk recht dat uw tegenstander in het gelijk zou stellen. Geen
rechtszekerheid voor de Romeinse burger.
 Eerste Codex Justinianus in 529, hij was pas 2 jaar keizer.
 ‘Lex posterior derogat legi priori’ = nieuw voor oud (qua wetten)

Leges
 Keizerlijke constituties:
- Edicta (wetten)
- Rescripta (terug- & -schrijven, briefjes die de keizer had geschreven op verzoeken, in dit
geval moet je het ongeveer zo doen, werd dan teruggeschreven door ambtenaar)
- Decreta
- Mandata
 Voorafgaande pogingen:
- Codex Theodosianus (438), constituties rond 300 na Chr.
- Codex Gregorianus, constituties tussen 196-297 na Chr.
- Codex Hermogenianus, constituties rond 291-295 na Chr.
 Theodosius II (402-450 na Chr.)
- Codex Theodosianus, je kon in deze tijd nog steeds worden geconfronteerd met keizerlijke
wetten waar je het bestaan niet van kende. Er bleef een rechtsonzekerheid bestaan. Deze
oude keizerlijke wetten vielen niet onder de Codex Theodosianus maar werden wel in
praktijk gebruikt.

Ius
 Ius publice respondendi = het recht om in het openbaar te antwoorden
- Augustus (27 v. Chr. – 14 na Chr.)
 Commentaren op Ius Civile
- Ad Sabinum, Masurius Sabinus
 Commentaren op de Edict Praetor (praetorische wetten)
- Ad Edictum
- Ius Gentium (het recht dat alle volkeren gemeen hadden), dit pasten de Romeinse
Praetoren ook toe. Wanneer bijv. iets werd gekocht van een Galliër, dan gold niet het
Romeins recht – want dat waren geen Romeinen – maar gold het Ius Gentium, voor iedereen
dus. Bijv. de vraag of je de zaak moet betalen als het afbrandt na aankoop etc.
 Praetoren waren politici met juridische functie maar: dit waren (in feite) geen juristen!
 Catalogus van juristengeschriften kwam tot stand. Bijv. de boeken van Masurius werden
becommentarieerd door allerlei juristen etc. Het Romeinse wettenrecht werd uitgelegd en
werd hierdoor een kant opgestuwd. Deze mening van de juristen die commentaar
uitbrachten kregen een steeds meer gezaghebbende en officiële status.
 Edict Perpetuum (135 na Chr.)
- Hadrianus (117-138 na Chr.)

, - Salvius Julianus
 Lex Citandi (de citeerwet) (426 na Chr.)
- Over welke juridische bronnen je mag raadplegen
- Papinianus, Ulpianus , Paulus, Gaius (van de Instituten rondom 160 na Chr.) en Modestinus
werden in de Citeerwet genoemd als de juristen waarin je mocht kijken. Als u niet een van
deze 5 juristen was, kon jouw recht dus niet gebruikt worden.
- Een strijdig geval  gekeken moest worden welke mening als het ware meer stemmen had.
Was het gelijkspel, dan moest de mening van Papinianus gevolgd worden, hij was het
allerslimste van de 5. Andere meningen van juristen hadden alleen gelding als dit werd
aangehaald door één van deze vijf.

- Digesten (533)
- Instituten van Justinianus (533)

Digesten  Lex
Instituten  Lex
 Schijnbare tegenstrijdigheden

Codex repititae praelectionis (534) & Novellen zijn latere pogingen van Justinianus
- In de Codex repititae prae. kwam de lex citandi niet meer voor, deze was overbodig door de
digesten.

Interpolaties = teksten van juristen zuiveren van allerlei reeds afgeschafte regels (digesten)
- In de digesten mocht men tevens geen afkortingen gebruiken en moesten cijfers etc. voluit worden
geschreven.

Basilica = zuiveringsoperatie van wetgeving, alle officiële teksten in het Latijn moesten worden
vertaald & officieel worden gemaakt in het Grieks.

,Week 1B

‘Je kon als burger alleen naar de rechter als voor jouw zaak een rechterlijke oplossing was, je moest
toegang krijgen.’ Is er een actie? Dan kan ik naar de rechter (concreet)

Executoriale titel
= om uiteindelijk te krijgen wat je wilt.
 Wanneer je een executoriale titel in bezit hebt, kan je aanspraak maken op medewerking van
de overheid.
 Burgemeester kan op grond van bescherming van de openbare orde beslissen een vonnis
niet ten uitvoer te zullen leggen, omdat bijv. de gemoedstoestand niet goed is (Krakers met
koelkasten op agenten in Amsterdam).
 Bij grote uitzondering werkte de overheid mee aan een tenuitvoerlegging zonder
executoriale titel = parate executie. In het RR ging de praetor meteen over op parate
executie wanneer de gedaagde niet verscheen.

- ‘Elke schuld kan door een derde worden voldaan.’ Soms moest iemand worden losgekocht bij de
Romeinen. Wanneer meerdere schuldeisers  mochten de schuldeisers in beginsel de schuldenaren
in gevangenschap te nemen en in stukken snijden. Dit kon niet langer, de oplossing = dat de schuld
van de schuldeisers slechts op het vermogen van de schuldenaar kon worden toegepast.

- Alle processen waren geldelijk  in het RR werd men altijd veroordeeld tot het betalen van een
geldsom. Men kreeg de waarde terug van de zaak, die werd vastgesteld door een schatting.

3 procesvormen
 Legio actio-proces
- Gaius schrijft erover, maar was in zijn tijd ook al 500 jaar geleden.
- Verdeeld in twee fases, in iure en in iudicio
 Proces per formulam (belangrijkste)
- Rechter was geen magistraat
- Het vonnis werd geveld door een Romeins burger
- Verdeeld in 2 fases:
 fase 1 = in iure = ten overstaan van een magistraat
 fase 2 = in iudicio = ten overstaan van de rechter
- In de vorm van ‘het uitspreken van plechtige, juiste formules’ (bij fase 1)
 Het gebruik van een verkeerd woord kon je de winst van het proces kosten, terwijl je voor
de rest gewoon gelijk had. (Bijv. casus over boom i.p.v. wijnstok zeggen, wat leidt tot verlies
van het proces. Hierdoor ging het over naar dat inhoud belangrijker werd.) Wederom, bij
fase 1 was dit zo.
 Cognitio extraordinaria (zoals we hem nog steeds kennen)

- Praetor heeft geen taak om recht te spreken maar om mensen toestemming tot procesvorming te
geven. Praetor kon burger aanwijzen die recht zal spreken (vaak Patriciërs).
- Tentamen: altijd 1 adagium vragen ‘wat de juridische betekenis is’ van 1 van die adagia!!

Formulaproces (= proces ‘per formulam’):
 In iure  praetor (alles wat juridisch was)
 In iudicio (het oordeel, het vonnis)  iudex privatus (= gewone Romeinse burger) (alles wat
feitelijk was)
 Het ‘ius’ = de plaats waar recht plaatsvond

,Manus iniectio = personele executie (handoplegging), vervolgens was men geen persoon meer maar
een object, een slaaf.

Rechtsbijstand
 In iure (belast door praetor):
- In het edict van de praetor stonden de gevallen waarin de praetor toestemming zou geven
om naar een rechter te verwijzen (soort AMvB). Eigenlijk een soort opsomming van acties die
de praetor bevoegd was te wijzen.
- Dagvaarding ‘Si in ius vocat ito’ = Als iemand wordt gedagvaard moet diegene meegaan
naar de rechter en het proces tot een begin komen. Als iemand niet mee wilde komen had
de rechter allerlei rechtsmiddelen die hij kon inroepen. Een voorbeeld hiervan is de ‘infensus’
verklaren, dit betekent dat diegene ‘onverdedigd’ verklaard is. Wanneer dit een persoonlijke
actie betreft  missio in bona (executie)  de eiser krijgt dat het volledige vermogen
toegewezen van de schuldenaar, het maakte niet uit om wat voor bedrag o.i.d. het ging. Bij
een zakelijke actie ging het anders. Deze gaat er niet om dat je het tegen een persoon kan
inroepen, maar dat je de zaak die op dat moment van wie dan ook in bezit is, kan opeisen.
Als diegene niet wilde meewerken, werd de eiser sowieso in het gelijk gesteld en kreeg hij de
zaak naar hem toegewezen.
- Indefendus (zie hierboven)
- Persoonlijke actie versus zakelijke actie (zie hierboven)
- ‘Confessus pro iudicato habetur’  Ook kon de schuldenaar een bekentenis afleggen, dit
werd gelijkgesteld aan een veroordeling.
- ‘Omnia iudicia pecuniaria sunt’  rechters kunnen alleen maar geld toewijzen als vordering
aan een eiser.
- Restitutieclausule = rechter kan aangeven/verzoeken de zaak te geven aan de eiser omdat
de rechter in het nadeel gaat spreken van de schuldenaar. Als diegene dat niet doet, moet de
rechter de zaak op waarde schatten (dit kan een hele hoge waarde worden). Ook kon deze
schatting over worden gelaten aan de schuldeiser, dit kon natuurlijk nog een veel hogere
waarde worden. Deze clausule kan gezien worden als in het moderne recht een dwangsom.
Meestal werd dus meegegaan in dit verzoek van de rechter, anders groter nadeel.
- Stipulatio = Mondelinge overeenkomst. Dit kon rechtens afdwingbaar worden door een
plechtige belofte. De puntjes moesten worden ingevuld, bijv. een bedrag bij sluiten van de
overeenkomst, nakoming in strijd met R&B. Dit is echter een eenzijdige overeenkomst. Je
kan alleen gehouden worden aan hetgeen wat je beloofd hebt.
 Exceptio doli = verweer op de onbehoorlijkheid
- Clausula bonae fidei (goede trouw), actio empti = rechter moet bepalen of er sprake is van
goede trouw?
- actio utilis (fictie) = dat bepaalde activiteiten hebben plaatsgevonden terwijl dat helemaal
niet zo was, wordt toegevoegd aan een bestaande actio. Bijv. acsi heres esset = dat je alleen
mocht erven van een Romein als je zelf Romein was. Uiteindelijk mocht iemand dus doen
alsof hij Romein was, zodat hij kon erven. Anders was het erg onpraktisch.
 In iudicio:
- In deze fase kreeg je uiteindelijk gelijk of niet.

, Week 1 werkgroep theorie

Vermogen
 bestaat uit 3 ingrediënten:
 Absolute rechten (goederenrechtelijke & zakelijke rechten)
 Relatieve rechten (persoonlijke rechten)
 Schulden (is ook het opbouwen van vermogen)

Servus caput non habet
= ‘een slaaf heeft geen hoofd’
 een slaaf is dus geen drager van rechten en plichten & heeft dus ook geen vermogen
 Je kon pandrecht/vruchtgebruik etc vestigen op een slaaf, het was meer een soort voorwerp.

Vermogensrecht
 Aan de ene kant het absolute recht met goederenrecht & zakenrecht
 Aan de andere kant het relatieve recht en de schulden, gelegen in het verbintenissenrecht
 Structuur:
- Voor de Romeinen  persoonlijke acties, zakelijke acties (rechtsvorderingen)
- Modern = ubi ius, ibi actio (= daar waar een recht is, is een rechtsvordering)
- Voor een Romein = ubi actio, ibi ius (= daar waar een actie is, is een recht)

Verschillen tussen persoonlijke & zakelijke rechten
 Zakelijke rechten hebben zaaksgevolg, ‘droit de suite’
 Zakelijke rechten geven preferentie, ‘droit de préférence’
 Zakelijke rechten zijn beperkt in aantal en in vorm bepaald

Zaaksgevolg (puntje 1 hierboven)
 A verkoopt zijn paard E aan B. A zal het paard volgende week leveren. De dag erna meldt zich
C, die de dubbele prijs biedt. A accepteert het en levert direct. Wat is rechtens?
 Hoewel verplicht om aan de eerste te leveren, is dit een verplichting die de zaak niet
volgt. C heeft de eigendom verkregen, B moet het doen met wat in het modern een
wanprestatie is.
 Romeins recht kent geen derdenbescherming
 Een zakelijk recht (bijv. pandrecht vestigen op een paard) volgt de zaak, andersom als
hierboven waar het een persoonlijk recht betreft

Voorrang, preferentie (puntje 2 hierboven)
 D heeft een schuld aan E van 500 sestertiën. D heeft tot zekerheid van die schuld een gouden
sieraad bezwaard met een zekerheidsrecht t.b.v. E. D gaat failliet. E stelt twee acties in, 1
persoonlijke en 1 zakelijke.
 Bij een persoonlijk recht sta je met lege handen wanneer hij failliet gaat, dan moet je
achterin de rij staan met alle andere schuldeisers. Bij een zakelijk recht heb je geen last van
faillissement, de zaak kan niet failliet gaan, E mag de zaak (de sieraad) gewoon opeisen.

Verschil zakelijk en persoonlijk recht
A. Ahenobarbus heeft een recht van overpad op het erf van zijn buurman Tatius (= zakelijk recht).
B. Ahenobarbus spreekt met zijn buurman Tatius af dat hij door Tatius’ tuin mag gaan (= persoonlijk
recht).

I Ahenobarbus overlijdt, zijn zoon Nero is enig erfgenaam.
II Ahenobarbus draagt zijn erf over aan Julius.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ganzeboomd. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.60. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.60
  • (0)
  Add to cart