Wetgeving van Justinianus bestaat uit vier onderdelen:
1. Codex Justinianus
De codex bevatte de keizerlijke verordeningen (constituties). Het codificerende
element was derhalve gelegen in de exclusiviteit die de keizer aan de verzameling
verleende.
Lex posterior-regel hier van toepassing: jongere wetten gaan voor oudere wetten.
2. Digesten of Pandekten
Hierin waren de juristengeschriften, ius, opgenomen.
De digesten waren geen verzameling constituties, maar één constitutie. Ze hadden
exclusieve werking.
Inlijving van het ius in de leges heeft belangrijke gevolgen gehad:
Optelregel van lex citandi afgeschaft. Tegengestelde meningen werden geacht
niet voor te komen, want keizer kon zichzelf niet tegenspreken.
Krachtens lex posterior verkreeg Digesten voorrang boven constituties. Hierdoor
voorkomen dat de digesten in onbruik raakte en opzijgezette regels weer
ingevoerd zouden worden. Dit door middel van tekstwijzigingen (interpolaties)
Door uitvaardiging van de Digesten als één keizerlijke constitutie, vond de lex
posterior regel geen toepassing binnen de Digesten. Om tekstbederf te
voorkomen:
1. Siglenverbod: verbood om in de tekst afkortingen te gebruiken en om een
getal in cijfers te schrijven.
2. Commentarii: verboden van het bijschrijven van verklarende aantekeningen.
3. Instituten of elementen
De instituten zijn een leerboek waarin de grondbeginselen van het Romeinse recht
overzichtelijk uiteen werden gezet.
Veroudering van Codex 529 zorgde voor herziene versie: Codes repetitae
praelectionis.
Vanuit streng formeel oogpunt herziene versie niet nodig, want d.m.v. lex posterior
had Digesten al voorrang.
4. Novellen
Nieuwe keizerlijke constituties.
Omstreeks 900: Basilica (officiële Griekse tekst)
Uittreksel in 1350: Hexabiblos
Procesrecht
Het procesrecht wordt ook wel het recht der acties of het actiënrecht genoemd. Iemand
voert een proces om een executoriale titel te verkrijgen (afdwingbaar ‘iets’).
Het Romeinse recht heeft slechts één executoriale titel gekend, namelijk het veroordelende
of condemnatoire vonnis.
,Samenvatting Romeins Recht
Drie vormen van proces
Het geding door middel van de wettelijke actie: legis actio-proces. Opgedeeld in twee fases:
Ius iure: Ten overstaan van de praetor enkele formele spreuken opnoemen.
Indien formaliteiten goed volbracht waren, bezegelde de praetor het geding en
brak fase twee aan.
In iudicio: ten overstaan van de rechter (een gewone Romeinse burger, iudex
privatus)
Voorheen was de tenuitvoerlegging door middel van persoonlijke executie. Schuldenaar
werd dan slaaf van schuldeiser.
Proces per formulam
Het nieuwe formulaproces rustte op de wet, maar gaf slechts algemene voorwaarden
waaraan de vorm van proces moest voldoen.
De akte waarin de geschilpunten stonden die door de partijen werden vastgesteld: formula.
Zij sloten een procesovereenkomst.
Als de gedaagde niet meewerkte, dan was hij indefensus, hetgeen in geval van persoonlijke
actie betekende dat tegen hem de regels van executie in werking werden gesteld. De
gedaagde werd dan uit zijn vermogen gezet.
Werkte hij niet mee in geval van persoonlijke actie, dan eiser in bezit van vermogen
gedaagde.
Fasen:
1. Ius iure:
Dagvaarding
Partijen naar praetor, bijgestaan door beroepsjuristen, op marktplaats. Twee
mogelijkheden:
- Actie niet gelegitimeerd actie ontzeggen.
- Geding voortijdig worden beëindigd door confessur pro iudicato habetur: iemand
die een betekenis in recht heeft afgelegd, wordt vervolgens behandeld alsof de
rechter een veroordelend vonnis tegen hem heeft gewezen.
Vaste bestanddelen formula:
- Intentio: Onafhankelijke zin waarin de eiser zijn eis stelde
- Demonstratio: Kleine uiteenzetting met wat er aan de hand was
- Condemnatio: Hoofdzin bevatte opdracht om te veroordelen tot een geldsom
- Of
- Absolutio: Hoofdzin bevatte opdracht om vrij te spreken
Daarnaast konden de volgende clausules opgenomen worden in de formula:
Afgifte- of restitutieclausule: rechter kon d.m.v. de restitutieclausule
bewerkstelligen dat de eiser zijn zaak terugkreeg. Weigerde de gedaagde
verplichting tot betalen geldsom (in enkele gevallen waardebepaling overgelaten
aan eiser).
Exceptio: verweer van de gedaagde door met een nieuw feit te komen wat de eis
ontkracht.
o Exceptio doli: verweermiddel van bedrog/ onbehoorlijkheid.
,Samenvatting Romeins Recht
Clausula bonae fidei: rechter was verplicht zijn beslissing te toetsen aan de regels
van redelijkheid en billijkheid.
Standaard opgenomen in formula’s betreffende wederkerige overeenkomsten.
Fictie: De rechter werd dan opgedragen te oordelen alsof een niet werkelijk
geschiedde feit geacht werd wel tot de werkelijkheid te behoren.
o Actio utilis: actie waarin fictie voorkwam.
Acsi heres esset: alsof een der partijen erfgenaam was van X.
Acsi anno/bienna paddedisset: fictie dat iemand door verkrijgende
verjaring eigenaar is geworden van de zaak.
Nasciturus pro iam nato habetur: degene die nog geboren moet
worden, wordt als reeds geboren aangemerkt (1:2 BW)
Partijen eens over hetgeen wat in formula stond procesovereenkomst.
Litis contestio: tijdstip dat overeengekomene plechtig werd vastgesteld door praetor.
De door de partijen in het geding gebrachte rechtsbetrekkingen gingen teniet en daarvoor
kwam een andere rechtsbetrekking in de plaats die afhankelijk was van de veroordeling.
Belangrijkste rechtsgevolg hiervan ne bis in idem: niet tweemaal over hetzelfde.
Want zodra litis contestio was bereikt: vervielen rechtsbetrekkingen.
Indien iemand stierf voor litis contestio, dan was zijn erfgenaam niet
aansprakelijk en kwam de actie ten einde.
Stief hij na de litis contestatio: geheel nieuwe rechtsverhouding ontstaan, waarbij
rol door erfgenaam werd doorgezet & aanspreekbaar.
Vordering van eiser onderworpen aan verjarings- of vervaltermijn eiser diende
zorg te dragen dat lites contestatio plaats had gevonden voor verstrijken van die
termijn. Dan kwam immers nieuw recht, die niet gebonden was.
2. In iuducio
Actie uit het vonnis
Missio in bona: veroordeelde schuldenaar uit gehele vermogen ontzet en de baten
over schuldeisers verdeeld. Ook in geval van indefensio.
Later ontstond mogelijkheid om beslag te leggen op bepaalde goederen.
Verdwijnen formulaproces had grote juridische consequenties:
Afgrenzingen tussen acties vervaagden
Gesloten stelsel maakte plaats voor open stelsel.
Verbintenissenrecht
In oudheid alleen verkrijging door roof of schenking, want verbintenissen waren niet
afdwingbaar. In Romeinse tijd anders, want men ging persoonlijk instaan voor nakoming (tot
de Lex Poetalia kon men als slaaf verkocht worden). Men stond later met gehele vermogen
in voor nakoming (missio in bona).
Partijen van verbintenis ook wel ‘subjecten van de verbintenis’.
Een dergelijk vorderingsrecht kon niet in goederenrechtelijke zin overgedragen worden door
cessie. Wilde men toch de schuldeiser vervangen, dan was schuldvernieuwing vereist
(novatie/novatio). Driepartijenovereenkomst en schuldenaar moest daarvoor
, Samenvatting Romeins Recht
toestemming geven. Ook alle accessoire nevenrechten werden tenietgedaan; deze moesten
opnieuw bedongen worden. Er ontstond immers een nieuwe verbintenis.
Praetor kon op grond van diens imperium ingrijpen. (HUIDIG: 6:2 lid 2 BW)
Natuurlijke verbintenis
Deze is niet afdwingbaar (wel vorderingsrecht, maar geen rechtsvordering). Schuldenaar
heeft dus een schuld, maar is niet aansprakelijk voor voldoening daarvan. Er is dus een
vordering zonder actie en een schuld zonder aansprakelijkheid. Belangrijke voorbeelden:
- Verbintenissen waarbij actie verjaard is (bevrijdende verjaring)
- Spel
- Weddenschap
- Dringende morele verplichtingen
Komt schuldenaar na: voldoet schuld en geen sprake van onverschuldigde betaling (maar
verschuldigde)
Ook geen schenking, want die is wel onverschuldigd.
Naar Romeins recht was verrekening tussen natuurlijke verbintenis en met gewone
verbintenis mogelijk nu niet meer mogelijk (6:127 lid 2 BW).
Natuurlijke verbintenis kan worden omgezet naar een gewone door een daartoe strekkende
overeenkomst.
WEEK 2
‘Persoon’: Drager van subjectieve rechten en plichten (rechtssubject)
Vermogen: geheel van aan persoon gebonden rechten en plichten.
Rechtsobject: voorwerp van rechten en plichten wat geen privaatrechtelijke persoonlijkheid
heeft.
Bronnen van slavernij
Krijgsgevangenschap: men was niet langer een persoon in de zin van het
vermogensrecht. Hierbij bestond wel een ‘terugkeerrecht’: ius postliminii. Dit
hield in dat wanneer iemand vrijkwam van slavernij hij geacht werd nooit slaaf te
zijn geweest.
Personele executie: persoon in schuldslavernij, vanwege uitblijven van betaling
schulden. Later omgezet in vermogensexecutie.
Het kind van een slavin werd ook slaaf. Kinderen van een slavin waren geen
vruchten, maar het kind werd wel eigendom van de eigenaar van de slavin.
Uit slavernij raken:
Manumissio: eigenaar van slaaf gaat over tot vrijlating. Rechtsobject werd
rechtssubject. Kind van vrijgelatenen was een vrijgeborene, ingenuus.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Juul444. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.97. You're not tied to anything after your purchase.