De cursus plantkunde bestaat uit 2 grote delen, de eigenlijke plantkunde en de plantenfysiologie.
Plantkunde omvat naast een overzicht van het plantenrijk, een grote brok inwendige en uitwendige morfologie, cytologie en hystologie. Ter aanvulling en ondersteuning van de leerstof is het leerpad p...
• Biosfeer = Het gedeelte van de aarde en de atmosfeer dat door de levende wezens bewoond wordt.
Het omvat alle levende organismen van de aarde en de atmosfeer.
➔ Levende organismen omvatten:
o Dieren
o Planten
o Mensen
o Bacteriën
1.2 LEVENSPROCESSEN
Onderscheiden 6 levensprocessen:
A) Metabolisme of stofwisseling
B) Groei
C) Ontwikkeling
D) Voortplanting
E) Verouderingsproces of senescentie
F) Prikkelbaarheid
A) METABOLISME OF STOFWISSELING
• Metabolisme = stofwisseling
o Metaboliet = het resultaat van metabolisme
• VOEDING: opname van grondstoffen
o Planten: H2O, CO2, O2 + anorganische ionen
o Schimmels: eenvoudig organisch materiaal
o Dieren: complexe organische voeding
• Assimilatie = OPBOUW: grondstoffen verwerken tot nuttige eigen lichaamsbestanddelen.
o Planten: fotosynthese met productie van primaire (bv. Glucose) en secundaire assimilaten
(bv. Vetten, eiwitten)
o Dieren: aminozuren en vetzuren worden aan elkaar gekoppeld tot eiwitten en vetten.
• Dissimilatie = AFBRAAK van eigen lichaamsbestanddelen, gewoonlijk gebruik van reserve.
o Planten en dieren: ademhalingsproces
o Ademhalingsproces is een verbrandingsproces met vrijstelling van:
▪ Energie
, ▪ CO2 en H2O
Latent leven = als het stofwisselingsproces niet duidelijk zichtbaar is.
• Voorbeelden: zaden, virussen, …
o Waarom?
▪ Zaden zijn in rust, dus geen actieve fysiologie te bemerken.
▪ Als een virus zich in de lucht bevindt buiten een ander levend organisme dan is het
quasi dood materiaal. Als het virus zich in een ander levend organisme bevindt gaat
hij zich ontwikkelen.
B) GROEI
De groei is:
• Kwantitatief meetbaar bv. Massabepaling (gewicht) of lengte.
• Een onomkeerbaar proces van massa -en volumetoename.
De groei gebeurt door:
• Celdeling = proces waarbij alle bestanddelen verdubbeld worden; cel heeft extra voedsel nodig
• Celstrekking = zeer belangrijk bij planten, verwaarloosbaar bij dieren
C) ONTWIKKELING
Ontwikkeling is:
• Kwalitatief proces, niet meetbaar
• Het tot stand komen van verschillende ontwikkelingsstadia, op dubbel niveau:
1) Op celniveau:
Celdeling: nieuwvorming (geboorte)
➢ Aangroei van de cel
➢ Celdifferentatie: aannemen van definitieve vorm en functie.
o Bv. Huidcellen, cellen ogen, vaatbundels (buisjes) planten
2) Op niveau van meercellige organismen
• Embryonale ontwikkeling
o Van bevruchte eicel (=zygote) tot complex van cellen die samen horen en een taakverdeling
hebben.
o Dieren: embryonale ontwikkeling wordt gevolgd door foetaal stadium van zodra het dier
herkenbaar is.
(Bij foetus herken je het organisme van buitenaf dat het zal uitgroeien tot mens en bv. niet tot
vogels)
o Planten: embryo bevindt zich in het zaad
, • Vegetatieve ontwikkeling
o Dieren: van geboorte tot geslachtsrijp
o Planten: ontluiken uit zaad en groeien, maar met ontwikkeling van uitsluitend vegetatieve
organen. (Nog geen bloemen)
• Reproductieve ontwikkeling
o Dieren: vanaf geslachtsrijpheid
o Planten: ontwikkeling van voortplantingsorganen onder invloed van
bloeihormonen -> aanwezigheid van bloemen (=dragers van voortplantingsorganen)
D) VOORTPLANTING
1) Geslachtelijk
- Vrij algemeen bij dieren
- Veel voorkomend bij planten via bloemen en zaad
2) Ongeslachtelijk
- Bij sommige lagere dieren vb. wandelende takken
- Bij planten zeer belangrijke vorm van vermenigvuldigen vb. stekken, aardappelen planten
E) VEROUDERINGSPROCES OF SENESCENTIE
• Functionaliteit van de cellen neemt af.
• Levensfuncties stoppen
• Cellen sterven af.
o Typisch voor verouderen: daling van orde en activiteit
F) PRIKKELBAARHEID
Levend organisme is in staat te reageren op uitwendige prikkels vb.:
- Temperatuurstijging: dieren zweten
- Licht: planten draaien naar zich toe
- Chemische stoffen: eencellige wieren zwemmen naar bepaalde voedingsbronnen
Opmerking: virussen zijn organismen die zich op de grens tussen leven en niet-leven bevinden.
, 1.3 DE CELTHEORIE
➔ Levende organismen gekenmerkt door levensprocessen
o Levensprocessen komen voor op celniveau
➔ Belangrijkste kenmerken levende wezens:
o Stofwisseling
o Groei
o Voorplanting
o Regulatievermogen
o Beweging
➔ Cel is de kleinste, zelfstandige, permanent functionerende eenheid van het leven
o Cel is een open, zelfregulerend systeem
o Met reusachtig veel verbindingen
o “Het geheel is meer dan de som van de delen.”
➔ De cel is de eenheid van de structuur van levende organismen
➔ De cel is de eenheid van functie van levende organismen
➔ De cel = de kleinste eenheid met alle eigenschappen die we toe schrijven aan ‘leven’
➔ Levende cellen zijn in dynamisch evenwicht met de omgeving.
1.4 ONDERSCHEID TUSSEN DIER EN PLANT
Planten Dieren
Assimilatie(opbouw), Autotrofe organismen Heterotrofe organismen
verwerking • Kunnen vanuit zeer • Nemen meer complexe
eenvoudige moleculen
verbindingen (anorg. (organische stoffen) op,
Bestanddelen) complexe breken ze af en bouwen
(organische ze om tot celeigen
bestanddelen) bestanddelen
opbouwen • Organische stoffen zijn:
= Fotosynthese - Vetten, eiwitten, …
Van andere dieren of
• Bepaalde planten planten
heterotroof
(zwam, parasiet)
Groei Open groeisysteem Gesloten groeisysteem
• Blijven voortleven. • Jongen dieren groeien uit
• Elk jaar nieuwe bladeren tot volwassen wezens.
• Elk jaar nieuw weefsel • Blijven die volwassen
toestand behouden tot
de veroudering.
Celbouw Celwand met cellulose Geen celwand
• Celwand opgebouwd uit • Celmembraan
cellulose (plasmamembraan) i.p.v.
celwand.
• Geen cellulose
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller matissedecaluwe. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.