Dit document bevat een begrippenlijst voor het vak plantkunde. De besproken begrippen werden opgegeven door de lector. De lijst biedt een goed overzicht van verschillende termen gebruikt in de lessen en kan een handige hulp zijn bij het studeren.
Te kennen Verklaring
1. autotroof Autotrofe planten bouwen zelfstandig van
lichtenergie hun organische verbindingen op.
2. heterotroof Heterotrofe planten zijn voor water en voeding
geheel of gedeeltelijk van andere organismen
afhankelijk.
3. boom Een houtige plant met een enkele stam, in de
regel hoger dan 5 m.
4. struik Houtige plant die zich al vanaf de grond
vertakt.
5. dwergstruik Een lage struik, minder dan 50 cm hoog, met
dikwijls kruidachtige takken.
6. eenjarige plant Een plant waarvan de levenscyclus zich binnen
de 12 maanden afspeelt. Dit hoeft niet binnen
een kalenderjaar te zijn.
7. tweejarige plant Een plant waarvan de levenscyclus meer dan
één, maar minder dan twee jaar duurt en die
niet in het eerste jaar bloeit.
8. overblijvende Kruidachtige plant die langer dan twee jaar
plant leeft, in de winter boven de grond afsterft,
maar in het voorjaar weer uitloopt.
9. kruidachtig Niet-houtig, met zachte, dunne, buigzame,
saprijke stengels die afsterven na het
groeiseizoen.
10. houtig/ Boom, struik of dwergstruik met een harde
houtachtig structuur, saparm; stengels en takken zijn
zelden groen; blijft meerdere groeiseizoenen
functioneren.
11. geofyt Een overblijven plant waarvan de
overwinteringsknoppen zich in de bodem
bevinden. Bijvoorbeeld : dmv een wortelstok
12. helofyt Overblijvende plant van de waterkant, waarvan
de bladeren en de bloeiwijze boven water
uitsteken, maar waarvan de
overwinteringsknoppen ondergedoken blijven.
13. hydrofyt Overblijvende plant, drijvend of ondergedoken.
De overwinteringsorganen blijven onder water.
14. epifyt Een plant die op andere planten groeit zonder
daaraan voedsel te onttrekken.
15. parasiet Plant die leeft ten koste van andere planten,
, waardplanten of gastheren genaamd. De plant
neemt uit wortels of stengels, zouten en andere
voedingsstoffen op met zuigwortels. Parasieten
hebben geen groene bladeren en assimileren
niet;
16. halfparasiet Plant die gedeeltelijk leeft ten koste van andere
planten. De plant neemt uit wortels of stengels,
zouten en andere voedingsstoffen op met
zuigwortels. Zelf heeft deze ook groene
bladeren en assimileert dus.
17. saprofiet Organismen die zich voeden met de resten van
dode planten/dieren. Hiertoe behoren
paddestoelen, schimmels en bacteriën.
18. halofyt Een zoutplant, een plant die zodanig is
aangepast dat deze in brak of zuur milieu kan
leven.
19. lithofyt Een plant die op stenen groeit.
20. xerofyt Een plant die aangepast is aan zeer droge
omstandigheden. Die aanpassingen bestaan
vooral uit beperking van verdamping,
mogelijkheid tot wateropslag in boven- en
ondergrondse delen of uit rustperiodes in het
droge seizoen.
21. Chemotroof Het verkrijgen van energie vanuit chemische
bindingen.
22. Sapotroof Levend van dood organisch materiaal.
Thema : systematiek – vegetatiekunde :
Te kennen Verklaring
23. Bedektzadigen = angiospermen : planten waarbij de
vruchtbladen zodanig gevouwen en aaneen
gegroeid zijn dat de zaadknoppen in een
gesloten ruimte zitten.
24. Naaktzadigen = gymnospermen : planten waarbij de
vruchtbladen niet aan de randen zijn aaneen
gegroeid zodat de zaadknoppen niet in een
gesloten ruimte zitten .
25. Hybride Een nageslacht van twee verschillende soorten
of ondersoorten van planten; hoe groter de
verschillen zijn tussen de soorten of de
ondersoorten, hoe groter de kans dat dit
nageslacht onvruchtbaar is.
26. Monocotylen = eenzaadlobbigen : een plant waarbij uit de
, kiem één zaadlob of kiemblad ontstaan. Deze
zaadlob zijn anders gevormd dan een gewoon
blad.
27. Dicotylen = tweezaadlobbigen : een plant waarbij uit de
kiem twee zaadlobben of kiembaderen
ontstaan. Deze zaadlobben zijn anders
gevormd dan een gewoon blad.
28. Sporenplant = lagere landplanten : alle planten die zich
met sporen kunnen voortplanten.
29. Zaadplant = spermatofyten : deze omvatten alle
naaktzadigen en bedektzadigen.
30. Aëroob Een milieu dat met de atmosfeer in contact
staat en daardoor zuurstof bevat.
31. Anaëroob Een milieu dat volstrekt zuurstofloos is.
32. Allopatrisch Betreft soorten of ondersoorten die
geografisch gescheiden worden.
33. Sympatrisch Betreft soorten of ondersoorten die
geografisch in hetzelfde gebied of
overlappende gebieden voorkomen.
34. Assimilatie = fotosynthese : het proces waarbij groene
planten koolzuurgas en water onder invloed
van licht omzetten in complexe verbindingen,
zijnde zetmeel en suikers en zuurstof. Dit
gebeurt door de groene stof chlorofyl.
35. Dissimilatie = celademhaling : het proces waarbij
complexe stoffen, zijnde zetmeel en suikers
afgebroken worden tot koolzuurgas en energie
onder de vorm van ATP. Dit gebeurt in de
mitochondriën.
36. Dichotoom Verdeeld in twee gelijke takken/delen.
37. Fenotype De uiterlijke verschijningsvorm van een plant
of organisme.
38. Genotype Het totaal van erfelijke eigenschappen van een
plant of een organisme.
39. Biotoop = habitait :het woongebied van een
levensgemeenschap.
40. Populatie Alle individuen van één soort die in een
bepaald gebied voorkomen.
41. Syntaxonomie Wetenschap van het classificeren van
vegetaties.
42. Vegetatiekunde De studie van de vegetaties waarbij de
classificering of syntaxonomie een belangrijke
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliesevereyns. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.